Een verzengende Tour-dag in 1950, de krekels schroeien uit de bomen. Twee renners zwoegen zich een weg richting Nîmes. Het zijn de Algerijnen Marcel Molinès en Abdel-Kader Zaaf. Hun voorsprong op het peloton is enorm, dus ze gaan samen om de dagzege strijden. De hitte teistert hun dorstige lijven en de mannen nemen elke vorm van drinken aan die de toeschouwers in de aanbieding hebben. Begrijpelijk, maar niet verstandig.

Zo’n 15 kilometer voor de finish begint Abdel-Kader Zaaf op zijn fiets te slingeren. In een van de flessen die hij kreeg aangeboden zat wijn, een drank waar Zaaf als moslim niet bekend mee is en die hij dus gulzig achterover heeft geklokt. Dronken en draaierig belandt hij in de berm, waar hij tegen een plataan in slaap sukkelt. Molinès ziet hoe toeschouwers zich over zijn landgenoot ontfermen en vervolgt zijn route. Hij wint de etappe.
Foto

Wanneer Zaaf enkele minuten later bijkomt draait de wereld nog steeds, maar hij snapt dat hij hier niet onder die boom kan blijven liggen. De Algerijn krabbelt op zijn fiets en zet koers richting daar waar Nîmes zich moet bevinden. Hij maalt de trappers rond en is eigenlijk best tevreden over hoe hij dit heeft opgelost. Tot hij beseft dat hij het peloton tegemoet aan het fietsen is. Zaaf probeert te keren en belandt nogmaals in de berm. Ditmaal grijpt het publiek in en wordt de renner naar het ziekenhuis gebracht. Daar slaapt hij zijn roes uit.