De temperatuur in Nederland is in de afgelopen dertig jaar met gemiddeld 1,1 graad Celsius toegenomen. Dat is twee keer zoveel als de toename van de temperatuur gemiddeld in de rest van de wereld.
De winters in Nederland, en ook in Europa, waren zachter doordat de wind vaker uit het westen kwam. En de lentes en zomers warmden extra op door toename van zonnestraling en afname van luchtvervuiling.
Dat toont het klimaatdashboard van weerinstituut KNMI aan. Dinsdag zijn aan dat dashboard de nieuwste cijfers van 1991 tot 2020 toegevoegd. Daaruit blijkt dat de lente gemiddeld 1,5 graad warmer is geworden en de herfst 0,7 graden. Sinds het begin van de metingen in 1901 nam de jaartemperatuur met ruim 2 graden Celsius toe.
Het KNMI berekent elke tien jaar het gemiddelde weer van Nederland op basis van temperatuur, neerslag, zon en wind. Alle andere meteorologische diensten in de wereld doen dat op dezelfde manier, zodat de cijfers te vergelijken zijn. Op die manier is bijvoorbeeld klimaatverandering in beeld te brengen, aldus het KNMI. “Klimaatverandering is geen abstract begrip meer, maar iets wat je merkt in het dagelijks leven. Elk jaar schaatsen is niet meer vanzelfsprekend. We hadden ook nog nooit zoveel warme dagen achter elkaar als afgelopen zomer”, zegt Gerard van der Steenhoven, hoofddirecteur van het KNMI.
In de periode 1961 - 1990 waren er nog gemiddeld tien ijsdagen per jaar, nu zijn dat er nog maar zes. Het aantal tropische dagen steeg van gemiddeld twee naar vijf en het aantal zomerse dagen van 19 naar 28 dagen per jaar. De temperatuur van de koudste winterdag is sinds 1990 gestegen met 1,6 graad. De warmste zomerdag werd 1,9 graad warmer.