Astrid Rensen uit Kampen weet het sinds september van dit jaar: ook zij is er 'eentje van Wildschut'. De inmiddels beruchte Zwolse gynaecoloog Jan Wildschut gebruikte in de jaren tachtig en negentig zijn eigen zaad bij stellen die hij hielp zwanger te worden. Inmiddels staat de teller op ongeveer 50. "Het is verwerpelijk wat hij deed, maar Ik ben ook blij dat ik er ben."
Fertiliteitsarts Jan Wildschut was in de vorige eeuw één van de pioniers op gebied van kunstmatige inseminatie en reageerbuisbevruchting. In het Zwolse Sophiaziekenhuis hielp hij ouderparen uit de wijde regio om zwanger te worden. Niets dan lof voor Wildschut. Totdat in 2020 bekend werd dat de arts ook zijn eigen sperma gebruikte om kinderen te verwekken.
Het begint met 17 kinderen in 2020. maar in november 2021 staat de teller al op 47, en hoogstwaarschijnlijk zijn er nog veel meer die nu nog niet bekend zijn. Astrid Rensen uit Kampen is één van hen: "Kijk, mijn allereerste foto", zegt ze als ze een afdrukje van een echo uit een grote doos met foto's vist. "September 1987, ik was toen 18 millimeter."
Het album vol foto's van een blije baby laat zien hoe ingewikkeld het is voor de ouders en kinderen om achteraf te horen wat Wildschut heeft gedaan: "Het was verwerpelijk wat hij deed, maar het resultaat was heel positief", zegt Astrid, "hij had allemaal tevreden klanten die hij gaf wat ze zo graag wilden: een kind. Ik kan me voorstellen dat dat verslavend werkt, en dat je er dan mee doorgaat. "
"Leuke mensen"
De verontwaardiging in de samenleving groeit naarmate er meer kinderen bij komen. Van een dokter met de beste bedoelingen wordt Widschut een bedrieger. Astrid begrijpt dat wel: "Ik snap wel dat buitenstaanders zo denken, en het is ook verwerpelijk wat hij deed. Maar Ik ben ook blij dat ik er ben. Voor mijzelf is het alleen maar leuk, ik hoor nu bij een hele grote groep van allemaal heel leuke mensen."
Hij had allemaal tevreden klanten, dat werkte verslavend denk ik
Astrid Rensen, kind van dokter Wildschut
Een flink deel van de Wildschut-kinderen heeft inmiddels contact met elkaar en zoekt elkaar ook wel eens op. Astrid herkent veel in haar nieuwe familie: "Je let sowieso op uiterlijke overeenkomsten, zoals een denkrimpel, de vorm van de neus, of een kromme pink, maar het is ook fijn om op hetzelfde niveau met elkaar te kunnen praten, dat missen we wel eens. Er zijn er bijvoorbeeld meer die als enige in de familie naar het VWO gingen. Als we de 100 aantikken huren we samen een vakantiepark af", lacht Astrid.
Er loopt nu een grote groep twintigers en dertigers rond in Zwolle en omgeving die allemaal hetzelfde dna bij zich dragen en van wie een deel dat nog helemaal niet weet. Je kunt dus per ongeluk met een halfbroer of zus gaan daten. De kans is reëel, weet Astrid: "Ik kwam erachter dat ik tien jaar bij twee halfbroers in dezelfde straat heb gewoond. Twee andere kinderen zaten jaren naast elkaar in de klas."
Astrid pleit er dan ook voor dat het ziekenhuis actief de patiënten van dokter Wildschut gaat benaderen: "Iedereen heeft het recht om te weten van wie hij afstamt. En ik wil niet als mijn dochter een vriendje krijgt bij zijn opa en oma op de koffie, om te vragen of ze toevallig ook een vruchtbaarheidsbehandeling hebben gehad". Volgens het ziekenhuis kan dit niet vanwege privacywetgeving en de praktische uitvoerbaarheid; er zijn geen digitale dossiers uit die tijd.
Iedereen die tussen 1981 en 1994 in het Zwolse Sophia ziekenhuis hulp heeft gekregen bij de zwangerschap en daar vragen over heeft kan terecht bij Isala of bellen met het hiervoor bestemde telefoonnummer 038 – 424 23 55. Ben je zelf donorkind of heb je dat vermoeden en heb je vragen over je afkomst, dan kan je contact opnemen met het Fiom.