Een jonge vrouw die voor webwinkels en modemerken kleding aanprees op Instagram moet ruim 16.000 euro aan bijstand terugbetalen. Volgens de vrouw verdiende zij geen geld, maar ontving zij alleen gratis kleding.
De vrouw uit Krimpen aan den IJssel ontving sinds begin 2018 een bijstandsuitkering. In maart 2019 kreeg de uitkeringsinstantie van de IJsselgemeenten een tip dat de vrouw modellenwerk deed en geld zou ontvangen van webwinkels en modemerken voor het plaatsten van foto's op Instagram.
Uit onderzoek naar haar activiteiten waarbij ook haar bankgegevens werden opgevraagd, bleek dat de vrouw inderdaad reclame maakte voor kleding op haar Instagram-account. Ook stonden foto's van haar op de site van minstens een webwinkel.
Volgens de vrouw betrof het geen werkzaamheden die haar recht op bijstand konden beïnvloeden, omdat deze incidenteel waren en geen inkomen opleverden. Zij zou alleen gratis kleding hebben ontvangen.
Het modellenwerk voor webwinkels zou beperkt zijn geweest tot incidentele korte fotoshoots, waarvoor evenmin geld was ontvangen. Ook daarvoor zou zij alleen kleding hebben gekregen.
De uitkeringsinstantie vroeg de vrouw daarop een administratie te overleggen met een overzicht van alle activiteiten en opbrengsten. Omdat de vrouw die administratie niet gaf, kon de instantie niet bepalen hoeveel de activiteiten haar hadden opgebracht.
Daarom vorderde de instantie de volledige bijstand over de periode juni 2018 tot en met juli 2019 terug. In totaal moet de vrouw 16.108 euro terugbetalen.
Daarbovenop kreeg de vrouw een boete van 1236 euro, omdat zij de uitkeringsinstantie niet op de hoogte had gesteld van haar 'op geld waardeerbare activiteiten' en daarmee haar zogenoemde informatieplicht schond.
Nadat haar bezwaar tegen de terugbetaling en boete was afgewezen, stapte de vrouw naar de rechter om te protesteren. Nadat zij die zaak in april 2020 voor de kantonrechter had verloren, ging zij in hoger beroep.
Daarbij benadrukte de vrouw dat zij geen geld voor de promotie op sociale media had ontvangen, mede omdat zij daarvoor nog te weinig volgers had. In totaal zou zij 22 kledingstukken hebben ontvangen.
Uit een gisteren openbaar geworden uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) blijkt dat de vrouw ook die zaak heeft verloren.
Volgens de hoogste bestuursrechter had de vrouw ook de kledingstukken moeten melden, omdat die een financiële waarde vertegenwoordigen. Ook onderbouwde de vrouw haar bewering niet, dat zij slechts een paar incidentele fotosessies voor webwinkels had gedaan.
Verder oordeelde de CRvB dat zij door de promotieactiviteiten 'investeerde' in de groei het aantal volgers, en daardoor een zakelijk voordeel genoot. "Met een groter klantenbestand zou zij voor kleidingmerken en webwinkels een nog interessantere zakenpartner zijn en geld kunnen bedingen."
Ook de stelling van de vrouw dat de uitkeringsinstantie haar had laten weten dat zij alleen de waarde van de kleding zou moeten terugbetalen, werd door de rechters verworpen.
Uit de correspondentie zou blijken dat dit alleen een mogelijkheid was, als er een reconstructie van de inkomsten in natura te maken was. Volgens de rechtbank was dit door de ontbrekende administratie onmogelijk, waardoor de vrouw het volledige bedrag aan ontvangen bijstand moet terugbetalen.
Ook verwierpen de rechters haar bezwaar tegen de extra boete van 1236 euro. Peter van Baaren, de advocaat van de vrouw, onthoudt zich van een toelichting op de zaak.
De gemeente zegt 'in het kader van de privacy' niet te kunnen reageren op inhoudelijke vragen. Wel laat ze weten de maatregel niet te streng en de terugbetaling realistisch te achten. "Het betreft hier een zaak die is beoordeeld in bezwaar, in beroep en als laatste in hoger beroep met een meervoudige kamer", aldus een gemailde reactie. "Door alle betrokken instanties is geen noodzaak of aanleiding gezien om de hoogte van de terugvordering of de boete te verminderen."