Hupsel, Appel en Rhenoy, onze provincie staat bol van de kleine plaatsen met bijzondere namen. Maar waarom is Gerven nou een buurtschap, Gerritsflesch een gehucht en Gellicum een dorp? En kan een buurtschap als Gortel ooit uitgroeien tot een dorp?
Ondanks dat de termen vaak door elkaar worden gebruikt zijn buurtschappen, gehuchten, nederzettingen en vlekken wel degelijk verschillend. Weliswaar niet voor de wet, dat alleen van woonplaats en gemeente spreekt.
Dat geeft direct het knelpunt weer: de regels zijn rekbaar. Sommige buurtschappen voldoen aan alle eisen van een gehucht, maar blijft toch buurtschap heten.
Zelfs het verschil tussen een stad en een dorp is vaag. In principe bestaan daar geen officiële regels over. Van oudsher spreekt men van een stad wanneer een graaf, hertog of bisschop de woonplaats stadsrechten gaf. Maar dat was arbitrair. Zo kan het dus zijn dat Den Haag ondanks haar omvang officieel geen stad is, maar Bronkhorst met 100 en Staverden met slechts 30 inwoners dat wel zijn.
Het onderscheid tussen stad en dorp werd in 1851 afgeschaft in de Gemeentewet van Thorbecke. Hierdoor vervielen rechten en privileges zoals het mogen bouwen van een eigen stadsmuur, het heffen van tol en het slaan van eigen munten.
In de volksmond spreekt men van een stad als een plaats meer dan 25.000 inwoners heeft en er meerdere voorzieningen zijn zoals een kerk, supermarkt, sportvereniging of school.
Vanouds is de naam vlek bedoeld voor plaatsen met stedelijke kenmerken die officieel geen stad zijn. Die vuistregel in acht nemend, zou een plaats als Ede dus als vlek kunnen worden bestempeld: veel voorzieningen en een stedelijk karakter, maar geen stadsrechten. Een vlek is traditioneel gezien groter dan een dorp.
Tegenwoordig wordt met een vlek echter een klein, nietszeggend plaatsje bedoeld. De benaming vlek past dus tussen de woorden achterhoek, negorij of het meer beledigende gat.
Of je nu woont in een gehucht, buurtschap of een stad, dat heeft niets te maken met of je bij het binnenrijden van jouw woonplaats een groot blauw plaatsnaambord tegenkomt. Deze duiden namelijk de bebouwde kom aan. Er zijn in Nederland ook buurtschappen met een bebouwde kom, al zijn het er niet veel. Deze buurtschappen hebben dan ook een blauw bord.
Maar buurtschappen en gehuchten met weinig bebouwing of waarvan de huizen wijdverspreid liggen, hebben een wit plaatsnaambord.
Een woonplaats net iets kleiner dan een dorp met weinig tot geen voorzieningen noemt met een gehucht. De plaatsnaam van een gehucht wordt door overheidsinstanties officieel erkend.
Als verschil wordt soms genoemd dat een dorp een eigen kerk heeft en een gehucht niet. Dit gaat echter niet altijd op en dus is er feitelijk geen duidelijke grens meer tussen beide categorieën te trekken. In het gehucht De Beek (gemeente Ermelo) staat bijvoorbeeld een kerk met plaats voor meer dan duizend mensen.
Een plek die nog iets kleiner is dan een gehucht, heet een buurtschap. Meestal is een buurtschap niet veel groter dan een verzameling kleine huizen of boerderijen. De naam van het buurtschap wordt door de overheid doorgaans niet erkend. Voorbeelden zijn Pottum, nabij Ochten, en Mossel op de Ginkelse Hei. Laatstgenoemde bestaat slechts uit een handjevol boerderijen.