Het risico voor Nederlanders om in de armoede terecht te komen lag vorig jaar op het laagste niveau sinds 1977. Volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) had 3,8 procent van de bevolking in 2022 kans op armoede. Dat was in 2021 nog 5 procent. De afname verklaart het CBS door inkomensondersteunende maatregelen, zoals de energietoeslag.
Het armoederisico heeft betrekking op huishoudens die onder de lage-inkomensgrens vallen. Die grens lag volgens de definitie van het CBS in 2022 tussen de 1200 en 2300 euro netto per maand, afhankelijk van de samenstelling van het huishouden. Als de overheid deze groep niet had ondersteund, dan was het armoederisico voor vorig jaar uitgekomen op 5,9 procent. Dat staat gelijk aan ongeveer 989.000 mensen, aldus het CBS op basis van nieuwe cijfers.
Een van de maatregelen waarmee de overheid huishoudens met een laag inkomen tegemoetkwam, was de energietoeslag. Daarnaast ontvingen alle huishoudens eind vorig jaar een korting van 380 euro op hun energierekening. Armoede en bestaanszekerheid zijn ook nu nog belangrijke thema's in de campagne voor de Tweede Kamerverkiezingen.
Het statistiekbureau merkt verder op dat ook het aantal kinderen met armoederisico historisch laag was. In totaal woonden zo'n 165.000 kinderen in een gezin dat risico liep op armoede, 27.000 minder dan een jaar eerder. Wel is er een verhoogd risico voor kinderen uit vluchtelingenlanden, constateert het CBS. Zo leeft bijna de helft van de kinderen afkomstig uit Syriƫ in een gezin met een inkomen onder de lage-inkomensgrens.
Verder stelt het CBS dat bijna een kwart van de Nederlanders die risico liepen op armoede in de vier grote steden, Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Utrecht, wonen. Vooral in Rotterdam was het risico met 7,9 procent relatief hoog. In de Gelderse gemeente Rozendaal was het risico op armoede het laagst (1,2 procent).