Dertig jaar na de kernramp in Tsjernobyl besloten onderzoekers naar het gebied terug te gaan om met camera’s te bekijken wat er eigenlijk allemaal in de Exclusion Zone leeft.
Dertig jaar geleden vond in de kerncentrale van Pripyat in Oekraďne het grootste nucleaire ongeluk allertijden plaats. Mensen zijn daarom schaars in de ‘Tsjernobyl Exclusion Zone’, maar vinden dieren er nog hun heil? Onderzoekers van de Universiteit van Georgia probeerden dat met een camerastudie uit te zoeken.
De onderzoekers waren vooral geďnteresseerd in carnivoren. Omdat carnivoren bovenaan de voedselketen staan, hebben zij een hoge kans om besmet te worden met radioactieve deeltjes. Zo kunnen ze straling oplopen door het eten van prooien, maar ook rechtstreeks uit de bodem, lucht en het water uit de omgeving.
Hoewel er eerdere onderzoeken naar sporen van dieren zijn gedaan in de Exclusion Zone, vond de onderzoeksgroep het toch nodig om hier nogmaals licht op te werpen. “De eerdere studies bekeken de status van dierpopulaties in het gebied, maar we hebben meer bewijs nodig om de uitkomsten te kunnen bevestigen,” zegt hoofdauteur James Beasley. “Voor deze studie plaatsten we op een systematische manier camera’s langs het Wit-Rusland gedeelte van de CEZ (Chernobyl Exclusion Zone, red.) en verzamelden zo fotografisch bewijsmateriaal.”
De studie werd uitgevoerd over een periode van vijf weken, op 94 verschillende plekken en met 30 camera’s. Alle plekken werden zorgvuldig gekozen en omvatten een grote variëteit aan leefgebieden en verschillende levels van radioactiviteit. Vervolgens werd er op elke locatie een camera neergezet die de boel voor zeven dagen in de gaten hield. Om dieren te lokken, werd de plek voorzien van een sterke zurige geur. Het team noteerde elk soort die op de camerabeelden werd vastgelegd. Ook hielden de onderzoekers bij hoe vaak het dier een bezoekje bracht.
Op een van de geplaatste camera's werd deze roedel wolven vastgelegd. Credits: National Geographic/Jim Beasley
Beasly en zijn collega’s zagen veertien soorten zoogdieren op de camera’s voorbijkomen. Het vaakst werden de grijze wolf, het Euraziatische zwijn, de rode vos en de wasbeerhond – een lid van de hondachtigen uit Oost-Azië en Europa – gespot. En wat blijkt? Deze soorten werden allemaal gesignaleerd op plekken in de buurt van, of binnen de meest besmette gebieden. “We hebben geen bewijs gevonden voor de theorie dat er minder dieren lopen in de meest besmette gebieden,” zegt Beasley. “Wat we wel ontdekten, is dat dieren eerder in gebieden aanwezig zijn waar ze toegang hebben tot voedsel en water.”
Hoewel de studie de broodnodige verificatie geeft, is het hoofdstuk Tsjernobyl volgens Beasly nog niet afgesloten. “Verdere onderzoeken zijn nodig om te bepalen hoeveel dieren er in een specifiek gebied leven en om de overlevingskansen te berekenen,” stelt hij.