We kunnen een biljoen geuren onderscheiden, toch ruiken we onszelf al vrij snel niet meer. Hoe kan dat?
Of we nu bezweet terugkomen uit de sportschool of ons nieuwste parfum overdadig opdoen, al snel valt de toch sterke geur ons niet meer op. Dat komt, omdat onze reukreceptoren, die zich boven in de neusgaten bevinden, en het reukcentrum in de hersenen zich vooral richten op nieuwe geuren, vertelt Kees de Graaf, hoogleraar sensoriek en eetgedrag aan Wageningen Universiteit in de Volkskrant.
Wat al bekend is, verdwijnt naar de achtergrond. Dus we ruiken wel de verse koffie als we ergens binnenkomen, andermans zweet of een stinkende wc, maar zijn we er een tijdje door omringd dan vergeten we de geur. Vergelijk het met een tikkende klok: in het begin klinkt die heel luid, maar na verloop van tijd horen we hem niet meer, aldus De Graaf.
Of dat nu komt, omdat de geurreceptoren de vertrouwde geuren niet meer oppikken of dat het reukcentrum in de hersenen het er bij laat zitten, daarover bestaat discussie. Wel is duidelijk dat gewenning aan geuren een manier is om overbelasting van het reukcentrum en de reukreceptoren te voorkomen. Desondanks worden de miljoenen receptoren elke maand vervangen.