Dierenambulance #2 | |
06-11-22 12:31:05 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.677 OTindex: 28.577 |
Hier komen de bijdragen voor het volgende boek over de belevenissen op de dierenambulance. | |
06-11-22 12:32:07 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.677 OTindex: 28.577 |
1: Drie maal noppes 1.1: Ongevonden kat In de loop van de ochtend krijg ik een telefoontje. Niet urgent, maar aan de kant van een provinciale weg langs de rivier is een dode kat gevonden. Speld is bijgevoegd. Als er een melding komt die enigszins in de buurt is gelijk ook dat dode beest ophalen. Dan verder geen melding. Ik geef door aan de centrale dat als er om drie uur nóg geen melding is, ik tóch op die kat af ga. Je kunt zo’n beest geen eeuwigheid laten liggen. Kort voor drieën stap ik dan ook de bus in en rijd naar de aangegeven plaats. Het is een vrij drukke weg met periodiek verkeer vanaf de stoplichten. Bus, dankzij de speld, op de juiste plek gestopt. Vanwege het verkeer dat met een vaartje van tegen de tachtig komt langs suizen alle alarmlichten, ook de flitsers bovenop, aangezet en zoeken maar. Over een afstand van tweehonderd meter, gemeten aan de hand van de hectometerpaaltjes, de weg aan beide zijden nagezocht. Ook nog het nabijgelegen fietspad langsgelopen, maar niets. Waarschijnlijk is het beest in de tussentijd al door iemand, Rijkswaterstaat of de gemeente, al weggehaald. Ik meld één en ander aan de centrale en ga weer op huis aan. | |
06-11-22 13:43:26 | allone Oudgediende WMRindex: 52.006 OTindex: 93.469 |
@Emmo: een boek van 16 bladzijden? | |
07-11-22 09:26:54 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.677 OTindex: 28.577 |
@allone: Zwanenzang heeft 235 tekstpagina's, inhoudsopgave en colofon zijn niet meegerekend. Een pagina in WMR heeft meer tekst dan in een boek | |
07-11-22 09:32:16 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.677 OTindex: 28.577 |
1.2: Ongevonden eend Ik sta voor de huisdeur in de bus de administratie bij te werken, gaat de telefoon. Toch nog een melding. In de stad heeft iemand aan een slootje nabij een volkstuincomplex een zieke eend gevonden. Er is wel een positieaanduiding, maar vanaf daar moet ik een fietspad volgen en dan kom ik er wel. Oké. Beetje vaag, maar meestal wijst het zich wel als je er bent en de plaatselijke situatie in ogenschouw kunt nemen. Ik bel op en de vrouw die opneemt zegt dat ze nog even de afwas doet maar dat ze op de tijd die ik doorgeef ter plaatse zal zijn. Goed, dat helpt. Als ik ter plaatse kom is het toch niet zo één twee drie duidelijk. Er zijn twee fietspaden en een derde pad dat op een fietspad lijkt maar, weliswaar heel smalle, toch een weg is. Ik frommel de bus in een hoekje, parkeergelegenheid is er niet, en stap uit. Er komt een man met reflexiekleding en dikke rugtas mijn kant op lopen. Misschien weet die meer. Mijnheer was ook al op zoek naar hetzelfde beest, maar dan voor een andere instantie, de plaatselijke Vogelgroep. De Vogelgroep is een groepje bezorgde burgers, zonder officiële status, die vogels in de stad in de gaten houden en eventuele misstanden aan de kaak proberen te stellen. Zo af en toe hebben we wel met elkaar te maken. Ik bel weer naar de melder. “Ik geloof dat ik je zie. Ik sta verderop te zwaaien”. Een stuk verderop, op die hele smalle weg, staat een vrouw met een fiets aan de hand te zwaaien. Mijnheer loopt die kant op, hij heeft het gesprek meegekregen en ik hobbel er met de bus achteraan. Op de plaats waar mevrouw staat is een soortement kruispunt met naar rechts wat parkeergelegenheid voor het tuinencomplex. Daar sta ik in ieder geval beter dan op dat andere plekje. Mevrouw had op het watertje dat naast de parkeer lag een groepje eenden gezien, waarvan er eentje vreemd zwom. In cirkeltjes. Vermoedelijk was één van de poten beschadigd. Toch was de eend aan de overkant van het watertje tussen de overhangende bomen verdwenen. Dat is een duidelijk verhaal. Via een bruggetje lopen mijnheer en ik naar de overkant om daar tussen de bomen te zoeken. Vrij dicht aan het water staan wat gebouwtjes van het volkstuinencomplex, wij daar achterom. Er is een smal paadje waardoor we vrij dicht aan het water kunnen komen. Geen eend te bekennen. Een beetje aan de takken lopen trekken, als ze daar tussenzit, een vrouwtje heeft tenslotte een schutkleur, komt ze er misschien wel tussen uit. Vlak aan het water onder de bomen door gezocht en bijna een natte poot gehaald, maar niets, helegaar niets. We lopen weer terug naar de vrouw die met de fiets aan de hand stond te kijken. Zo groot was het watertje niet, een vlucht eenden van een stuk of acht, daar had mevrouw het over, zou toch op moeten vallen. Conclusie is dan ook dat de vogels, inclusief die ene met of zonder dat pootje, zijn gevlogen. Tenslotte heeft het een half uurtje geduurd voordat ik ter plaatse was. Nog even met mevrouw en mijnheer gepraat en gezegd dat als ze het beest wéér treft, ze gerust nog een keer kan bellen. Tenslotte draaien we met de ambulance 24/7. Al worden minder urgente meldingen in het holst van de nacht niet echt op prijs gesteld. | |
07-11-22 10:25:53 | allone Oudgediende WMRindex: 52.006 OTindex: 93.469 |
08-11-22 14:17:17 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.677 OTindex: 28.577 |
1.3: Ongevonden buizerd Ik kan dan ook doorgaan met de volgende melding, die inmiddels is binnengekomen. Ditmaal is het een buizerd die gewond aan de kant van de provinciale weg gevonden is. Het is tegen de oprit naar de grote verkeersbrug aan. Daar zijn wat bosjes waar de melder natuurwaarnemingen deed. Die heeft het beest zien liggen. Levend maar niet gezond. Ik erheen. Ik kom regelmatig die brug over en weet dat ik daar met goed fatsoen de bus niet in de berm kan zetten, dat is net ietsje te link. Maar volgens de kaart loopt er een smal doodlopend weggetje, de oude rivierdijk, tot redelijk dichtbij het punt. Ik rijd die kant op om de situatie in ogenschouw te nemen. Dat dijkje is vlot gevonden. In eerste instantie lijkt het me niet de juiste richting maar de straatnaam klopt en als ik iets verder doorrijd blijkt het toch precies de plek waar ik wezen wilde. Het dijkje houdt op daar waar de nieuw aangelegd rotonde ligt die naar de oprit van de verkeersbrug leidt. Daar zet ik de bus neer. Vandaar is het hooguit honderd meter door de berm naar de buizerd. Ik bel nog even met de melder over de precieze locatie, maar de melder is daar niet echt helder over. Alleen dat het dier precies op de plek van de aangegeven plaats ligt. Daar heb ik weinig aan, omdat nauwkeurige referentiepunten ontbreken. Helaas is het niet een kaartje waarin je eigen positie ook in wordt aangegeven. Dat wordt zoeken. Als ik het dijkje af loop en de berm van de verkeersweg bereikt vliegt een vrij grote bruine roofvogel op en wiekt naar de overkant van de weg. Het leek me een buizerd, maar echt verstand heb ik niet van die beesten, bovendien was het in een flits. Ik loop verder tot aan de verkeersborden. Volgens het stratenpatroon in het kaartje ben ik dan de plaats al voorbij. Ondertussen kijk ik in het hoge, natte gras of ik iets van een vogel kan zien. Niet dus. Ik loop ietsje verschervend weer terug, wat dichter naar de bosrand toe. Weer niets gevonden. Ik ga de bosrand in, een beetje het talud af en loop weer richting verkeersbord. Kruip-door-sluip-door, er zijn daar geen gebaande wegen. Over boomstronken en onder takken door. Het regent gelukkig niet maar alles is wel drijfnat van het laatste buitje. Weer niks. Ik probeer de melder weer te bellen maar die neemt niet op. Terug naar de bus. Daar wring ik mijn broekspijpen uit en bel de centrale dat het niets geworden is. Pech, zegt de centrale, maar ik heb alweer wat nieuws voor je. | |
09-11-22 16:51:13 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.677 OTindex: 28.577 |
1.4: Bellende kat Er is in een nieuwbouwwijk een kat komen aanlopen. Niet weg te slaan, zo aanhankelijk, maar wel vermagerd. Ik mocht erheen om de situatie te beoordelen. Eerst kijken of ze gechipt is. Dan als het beest er slecht aan toe is meenemen naar het asiel en als het kan, bij voorkeur, een belbandje omdoen. Als het gewoon een kat is die aan het schooien is komt ze wel weer bij de eigenaar. Die ziet dat bandje en als die dan het telefoonnummer (vandaar belbandje) opbelt dan weten ze op het asiel dat er niets aan de hand is. Is er met een dag of drie niet gebeld komen we het dier alsnog ophalen. Zo’n belbandje is alleen maar een papieren strip met een zelfklevend uiteinde en een geperforeerde rand. As het dier ergens aan blijft hangen kan ze zichzelf lostrekken. Ze is dan wel dat bandje kwijt maar dat is het minst kwalijk. Ik kom aan op het gewenste adres. Bus aan de kant, er is niet veel ruimte, maar het gaat wel. Omdat ik niet weet hoe de nummering loopt ga ik eerst de verkeerde kant op, maar dan hoor ik roepen. Een vrouw staat op de oprit te zwaaien. Dat is de melder. Ik loop op haar toe en zij gaat me voor de garage in. Daar loopt een jonge kat in de rondte, kopjes gevend aan elk been dat maar binnen bereik komt. Inderdaad een aanhankelijk beest. Ik til het op, geen probleem. Kijken of ze een chip heeft, maar dat is negatief, geen chip. Ze is wel aan de magere kant, maar niet ondervoed. Voor de rest zo gezond als een kat maar zijn kan. Dat wordt een belbandje. Ik vertel aan mevrouw en mijnheer, mijnheer was ook aanwezig, hoe één en ander in zijn werk gaat. Bandje om de hals en gewoon laten lopen. Loopt ze met een dag of drie nog steeds in de rondte dan maar weer opbellen, dan komen we haar ophalen. Nog even gepraat over het één en ander, ze konden zich geen kat veroorloven, ze hadden al twee honden. Logisch. Ik doe de kat het bandje om, beetje lastig, aan welke kant zit de lijmlaag ook weer. Deur van de garage open en de kat loopt samen met mij naar buiten de oprit op. Klaar. Terug in de bus doe ik de administratie en bel met de centrale om te vertellen dat er een kat met belbandje rondloopt. Ik zie dat het al half zeven is. Zeven uur is overdracht. Ik stuur een appje naar de collega om te zeggen dat ik wat vroeger ben. Collega woont in dezelfde stad als de melder. Als ik kom aanrijden staat collega al samen met zijn dochter te wachten. Dochter ging de hond uitlaten en collega bracht mij naar huis. Dit keer had ik vanwege het weer maar geen fiets meegenomen. | |
10-11-22 09:26:21 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.677 OTindex: 28.577 |
2: De levenden en de doden The living and the dead (Tv-serie) 2.1: Weer een kat naar huis Net voor de koffie krijg ik een telefoontje. Twee meldingen tegelijk. Is geen haast bij, drink maar eerst je koffie op. Nou was ik nog niet eens begonnen met de koffie, dan maar eerst die meldingen doen. Koffie komt later wel, als er niet nog meer meldingen bijkomen. De eerste betreft het uitzetten van een wilde kat. Dat was op een ons bekend adres. Ik ben er vaker geweest, hetzij om een verwilderde kat te halen, hetzij om er eentje na behandeling weer te brengen. Als ik opbel om door te geven wanneer ik er zal zijn wordt er niet opgenomen. Berichtje ingesproken van wat de bedoeling is. Ik ken de plaatselijke situatie, geen probleem. Dan maar op de bonnefooi. Onderweg voer ik weer een heel gesprek met de kat achter me. Het beest zit constant te mauwen. Eenmaal op het adres aangekomen is de poort op slot. Dan zal er wel niemand thuis zijn. Alle katten lopen hier toch in de achtertuin te zwerven. Daar kan best nog wel eentje bij. Ik zet de kooi tegen het hek aan en doe de schuif open. De spijlen zijn ruimschoots wijd genoeg uit elkaar voor een kat om tussendoor te glippen. Beest heeft alleen geen zin. Koudwatervrees denkelijk. Maar met een beetje aanmoediging, het weghalen van de handdoek was voldoende, wipte ze toch tussen de spijlen door het erf op. Vervolgens loopt madam langs het hek en springt een paar meter verderop weer door het hek de oprit op. Bekijk het dan ook maar. Ik heb je afgeleverd. Nog even de formuliertjes invullen en dan naar de volgende melding. | |
11-11-22 11:22:12 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.677 OTindex: 28.577 |
2.2: Mispoes Die volgende melding betreft een aangereden kat aan een doorgaande provinciale weg van het eiland naar de polder. Ik heb daar in het recente verleden al vaker doodgereden katten van de weg of uit de berm geplukt. Niet altijd even prettig, nooit eigenlijk, maar het hoort er wel bij. Als zo’n beest een baas heeft wil die wel weten of Minoes het tijdelijke met het eeuwige verwisseld heeft. Indien mogelijk probeer je dan ook de chip uit te lezen, aangenomen dat zo’n beest die heeft. Helaas is mijn ervaring dat in dit buitengebied dit maar zelden het geval is. Van de centrale heb ik de naam van de weg en een hectometernummer opgekregen. Daarmee is de positie op pakweg vierhonderd meter bekend. Langs deze weg staan de hectometerpaaltjes om de tweehonderd meter. Ik rijd naar de aangegeven plaats, flink ver dit keer richting polder. Vlak voor de bewuste hectometerpaal zet ik de bus neer. Het is vrij druk en ik durf ook niet te ver de berm in uit angst er niet meer weg te komen. Alarmlichten en flitsers op het dak aan. Voorzichtig met uitstappen, voor je het weet ben je de deur kwijt omdat net op dat moment iemand dicht langs komt rijden. Eenmaal uitgestapt valt het allemaal wel mee. De berm is breed zat en goed gemaaid. Ik loop door de berm naar het volgende paaltje, dan, aan de overkant van de weg, weer twee paaltjes terug. Weer oversteken en terug naar de bus. Aan weerskanten van de weg 400 meter nagespeurd. Niets gevonden. Dan nog eventjes voor de vorm het fietspad en de sloot tussen tussen fietspad en weg geïnspecteerd. Ook daar geen spoor van een dode kat. Die zal wel door een voorbijganger zijn weggehaald. Centrale gebeld dat er niets gevonden is, en ik ga via de grote polder naar huis. Voor mij is dat het kortste. | |
12-11-22 15:05:25 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.677 OTindex: 28.577 |
2.3: Verdwaasde duif Eenmaal thuis een verlate mok koffie naar binnen gegoten, vergezeld van een zelfgebakken stuk perentaart van eigen peren. Vroeg in de middag gaat weer de telefoon. Dit keer is het een melding van een gewonde duif. Het beest zou van alles mankeren, maar het probleem was eigenlijk dat mevrouw (de melder) schrik had van vogels. Net zoals sommige mensen een onberedeneerde angst kunnen hebben voor spinnen of ander gedierte, kan dat ook met vogels het geval zijn. In dit geval zat de duif in de achtertuin. Centrale had gevraagd om een doos over het dier te zetten. Dat durfde de melder dan nog wel. Het adres was een gewoon rijtjeshuis in een gewone woonwijk. Heerlijk smal dankzij alle geparkeerde auto’s. Toen de boel werd aangelegd was denkelijk het hebben van een auto een unicum. Nu zo’n beetje iedereen er minstens één heeft kun je in die relatief smalle straatjes zowat de kont niet keren. Maar schuin tegenover het adres is er een ruime plek vrij. Dat komt mooi uit. Met een bak in de handen aangebeld. Een vrouw van middelbare leeftijd doet open. Niet echt het type waarvan je een onberedeneerde angst voor vogels zou verwachten. Maar ja, dat soort angsten zijn onberedeneerd en iedereen kan dat hebben. Mevrouw gaat voor naar de achtertuin. Naast een schuurtje staat een kartonnen doos op de kop. Daar zit de duif onder. Ik kantel de doos met één hand en met de andere pak ik de duif. Mooi beestje, roestrood in plaats van het gebruikelijke grijs. Ik kijk het dier na, mevrouw kijkt geïnteresseerd toe. Vleugels zijn goed, geen kale plekken, staartveren zitten er nog aan, geen ring, pootjes zijn goed. Naar mijn mening niks mis met het beest. Die zal wel tegen een raam of een schutting geblunderd zijn en vervolgens verdwaasd zijn blijven zitten. Ik vertel dat aan mevrouw. Die was toch bang dat er een kat in het spel geweest was. Kan natuurlijk, al zie ik er geen sporen van. Ik vertel dat ik de duif naar de opvang ga brengen. Daar kan ze op verhaal komen en als ze voldoende is aangesterkt wordt ze weer losgelaten. Het gewone recept. Mevrouw vond dat prima. Ik doe de bak met de duif in de auto en ga richting volgende melding. | |
13-11-22 10:04:25 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.677 OTindex: 28.577 |
2.4: Gemaaide egel Tijdens de rit naar de verdwaasde duif was er al een nieuwe melding binnengekomen. Dit keer van een egel die in een grasmaaier terecht was gekomen. Ook dat zijn gebeurtenissen die met bedroevende regelmaat plaatsvinden. Overdag wat minder vaak, maar ‘s avonds, als de beestjes gaan scharrelen willen ze nog wel eens onder een robotmaaier terecht komen. Of dat hier ook het geval is weet ik niet. Ik weet alleen dat het een egel betreft die door een maaier gewond is geraakt. Ik rijd erheen. Het is in dezelfde stad, het is niet ver. Ditmaal in een wat nieuwere wijk met van die hofjes. Mooi in het groen aangelegd maar verschrikkelijke nauw met scherpe bochten. Kort voordat ik bij het adres ben zie ik een parkeerplaats met nog een plekje vrij. Achteruit insteken was het beste. Dat is met alleen op de spiegels werken niet echt mijn fort. Bij de eerste poging zat ik met de kont in de struiken, maar met de tweede poging lukte het wel. Ik stap uit en direct komt er een jonge man op me toelopen, kartonnen doos in de handen. Dat is vást de melder. Dat blijkt zo te zijn. De bewuste egel zit in de doos. Ik haal het dier er uit en probeer het zo goed en zo kwaad te bekijken. Tussen de stekels door was nog wel zijn snuitje te zien. Het diertje bleek in ieder geval een snee in de neus te hebben. Melder vertelt dat na het ongeval het beest zichzelf oprolde en zich niet meer ontrolt heeft. Goed beoordelen of er verdere schade was ging niet, tenminste niet zonder geweld te gebruiken. Kort en goed, een tweede klantje voor de opvang. Ik bel op en vertel dat ik twee klantjes heb. De duif en de egel. Goed, zegt de opvang, kom maar door. | |
14-11-22 10:43:12 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.677 OTindex: 28.577 |
2.5: Verdwaalde buizerd Wat later op de middag komt er een wat minder routineus bericht binnen. In een loods op één van de industrieterreinen in de stad zit een jonge buizerd. Of ik die maar even wilde vangen. Nou is mijn ervaring betreffende het vangen van jonge buizerds in een loods nou niet bepaald groot te noemen, maar proberen kan natuurlijk altijd. In de eerste instantie rijd ik het adres voorbij. Het nummer, ik had geen bedrijfsnaam gekregen, was alleen leesbaar als je van de andere kant kwam. Ik was dus voorbij de ingang voordat ik doorhad dat ik te bestemder plaatse was aangeland. Keren en dit keer wel het juiste gat in. Ik zet de bus naast een andere auto en stap uit. Komt een man op me toe: “Komt u voor die vogel”? Inderdaad, ik kwam voor die vogel. “Dan kunt u beter de andere ingang nemen, ik vertel de jongens dat u er bent”. Ik de bus weer gedraaid en dan hopelijk het juiste gat ingereden. Ik zet de bus weer neer en loop in de richting van een geopende loods. Halverwege komen me een aantal mensen tegemoet. Deze tronen me mee de loods in. De loods waar de vogel zit wordt gedeeltelijk in beslag genomen door wat garagegereedschap en een gedeeltelijk gedemonteerde auto. De loods zelf is op zijn hoogste punt zo’n zes meter. Net wat meer dan mijn langste schepnet. Dat net is een standaard, maar de steel is na een klacht van mij op een vergadering door een collega in de bus gelegd. Het is een telescopische steel, oorspronkelijk bedoeld om ramen te kunnen wassen. De aansluiting tussen de twee is natuurlijk totaal niet compatibel, maar daarvoor hebben we een rol ducttape aan boord. Ik haal steel, tape en net uit de bus en schuif de steel uit. Het jongere personeel is razend enthousiast en gaat als een idioot naar de vogel meppen. Op mijn advies wordt een kleine vorklift voorgaats getrokken. Pallet erop, mannetje zittend op de pallet. Zo kunnen ze nog wat hoger komen. Niet dat het helpt. De vogel kan in de lucht dermate scherp manoeuvreren dat hij zonder moeite het net kan ontwijken. Een tweede net voorgaats getrokken, één met een kortere steel, die weer middels de tape aan een lange lat wordt gezet. Daarmee is deze vrijwel even lang als de telescopische. Ook met twee netten lukt het niet om de vogel te verschalken. Met poetsdoeken wordt het arme dier opgejaagd, nog een zeer lange lat wordt ergens uit het magazijn gesleept om het dier steeds weer op te jagen. Één van de wat oudere mensen vraagt me of nog een andere truc weet, tenslotte ben ik de deskundige hier. Het eerste dat ik kan bedenken is om de de hele loods vol te zetten met steigermaterieel. Dat is een hoop werk en hoewel er steigers beschikbaar zijn, zijn het er waarschijnlijk niet voldoende. Het zijn aardig wat vierkante meters. Het tweede is wachten tot het donker wordt. Vogels als deze gaan dan, hopelijk, op stok, waardoor ze makkelijker te vangen zijn. Maar voorlopig is het jong volk nog steeds bezig. En op een gegeven moment, ongeveer een uur in de operatie, merk je dat het dier moe begint te worden. Hij vliegt niet meer zo scherp en heeft moeite met landen. En dan, opeens, zit hij toch in een van de netten. Luid gejuich van de jagers en de omstanders. Alles met elkaar waren toch een mannetje of tien hetzij op jacht, hetzij de jachtpartij gade aan het slaan. Ik breng het net met de vogel er in naar buiten en maak hem voorzichtig los uit het net. En met een rotvaart verdwijnt de vogel richting een aantal bomen. Die heeft thuis een hoop te vertellen en zal ook een tijdje nodig hebben om op adem te komen. In de loods is iedereen druk doende om de aangerichte schade op te vegen. Door dat zwiepen met die lange stelen zijn er een aantal tl-buizen aan diggelen gegaan. Ik verzamel mijn gereedschappen en demonteer ze weer. Wederzijdse dankbetuigingen en ik stap in de bus. Eerst bel ik de centrale dat operatie buizerd tot een goed einde is gebracht en dan bel ik mijn collega. Het is inmiddels half zeven geweest en om zeven uur is het overdracht. Zoals wel vaker ben ik wat vroeger dan gebruikelijk. Onder het genot van een mok koffie het hele verhaal gedaan. | |
15-11-22 12:08:47 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.677 OTindex: 28.577 |
3: Twee katten “Twee honden” boek van Richard Adams (orig. “The plague dogs) 3.1: Twee dode katten Het is herfst. Regen in buien en een lekker windje. Geen fietsweer. Ik vraag dan ook of mijn collega, zoals gebruikelijk, de bus komt brengen. Ik rijd hem dan weer naar huis. De bus rijdt dan wel drie keer voor één aflossing, maar dat moet dan maar. Een uurtje voor de overdracht belt collega. Hij heeft net een melding, twee eigenlijk, binnengekregen en vraagt of we dat kunnen combineren met de overdracht. Hij komt naar mij, we doen samen die meldingen en als dat afgehandeld is breng ik hem naar huis. Zo gebeurt het wel vaker. Ik was ten naaste bij klaar met eten koken en met een half uur zou collega op de stoep staan. Een half uur is genoeg om je eten naar binnen te slokken, dus dat ging. Ik heb twintig minuten later net de laatste hap door de hals als er wordt aangebeld. Collega staat op de stoep. Zeker een stukje overgeslagen onderweg. Collega vertelt dat de twee meldingen twee doodgereden katten betreft. Één in de stad en de andere op het industrieterrein. Tenminste, de melders vermoeden dat ze doodgereden zijn. Gezien het feit dat beide vlak naast een weg gevonden zijn is dat wel de meest waarschijnlijke oorzaak. De locatie van de verschillende plaatsen beschouwd is het meest logische eerst die in de stad te doen en daarna die op het industrieterrein. Bij de eerste zijn mensen aanwezig, bij de tweede niet. Ook dat is een overweging. Je laat mensen zo min mogelijk wachten. Op een verlaten industrieterrein blijft dat dode beest wel liggen. Die wordt er niet nóg doder van. In de stad komen we langszij een rijtjeshuis. Even een plekje zoeken. Mensen, de melders, komen naar buiten en zeggen dat we wat te ver doorgereden zijn. Stukje in de achteruit en we zijn waar we wezen moeten. Het dier ligt bij de mensen in de voortuin. Mogelijk was hij niet gelijk dood en is daar in die tuin gecrepeerd. Het kan natuurlijk zijn dat de kat dood op de weg lag en dat een voorbijganger hem in de tuin gezwiept heeft, maar dat laatste lijkt me wat minder waarschijnlijk. Het beest ligt er overigens al een tijdje, er was al lijkstijfheid. Collega controleert op een chip, maar die heeft de kat niet. Het dier is niet duidelijk gewond, maar dat zegt natuurlijk niets. Van binnen kan hij wel aardig in de prak liggen. We praten nog even met de melders, vertellen wat de procedure is en zo. En dan vertrekken naar het volgende slachtoffer. Die ligt, volgens de melding, op een industrieterrein, er is een adres gegeven, onder een lantaarnpaal. Ik denk al dat we alle lantaarnpalen zullen moeten gaan navlooien, maar dat valt mee. Als we komen aanrijden is er ter hoogte van het adres niet direct een geschikte parkeer. Ik rijd even door en keer op de volgende kruising. Dan weer terug en ter hoogte van het adres tussen twee lantaarnpalen in is er zowaar een soortement inrit. In het donker was het moeilijk te herkennen maar hij was er wel degelijk. Auto aan de kant, voor alle zekerheid flitsers en alarmlichten aan, en wij de berm in. In eerste instantie lopen we natuurlijk de verkeerde kant op, maar als we keren en twee lantaarnpalen verder zijn ligt daar inderdaad een dode kat in de berm. Wel verwond, maar niet erg. Stijfheid was nog niet volledig, dus ze was vrij vers. Niet gechipt. Dan maar weer een fotootje van de goede kant van het dier en een formulier invullen. En dan kunnen we weer terug naar het asiel. Dat is al gesloten, maar we hebben de sleutel en leveren de beide katten af bij de vriezer. Mooi in een bakje, beide beesten zijn toonbaar, matje eronder tegen het vastvriezen en ik kon, een uur later dan normaal, mijn collega naar huis brengen. Gelukkig woont ‘ie niet zo ver van het asiel. | |
16-11-22 16:09:18 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.677 OTindex: 28.577 |
3.2: Gans en kat In de loop van de avond komt er een appje binnen. Er moet een verwilderde kat uitgezet worden. Of ik om negen uur dat beest wil komen ophalen en naar het daarvoor bestemde adres te brengen. Het adres is bekend, ik ben er vaker geweest. Ik kan dat mooi combineren met een gans die is afgemaakt wegens vogelgriep. Omdat de afvalverwerking al gesloten was is het beest in plastic met een aangehechte notitie in de vriezer gedumpt. Dat heeft de voorganger van mijn voorganger gedaan. Mijn voorganger was het vervolgens vergeten, ook voorgangers zijn mensen, en herinnerde het zich weer toen we gezamenlijk de beide katten in de vriezer plaatsten (Dat was melding 3.1: Twee dode katten). “Oh ja, dat moest ook nog”. Geen probleem, doe ik morgen wel. Die gans kan ik tegelijk met de kat doen. Punt is dat de afvalverwerking in de grote stad alleen dode huisdieren accepteert, en die in de stad nabij het adres voor de kat ook wilde dieren. Vanuit het asiel, dat in de grote stad is gevestigd, is dat één keer rijden. Om negen uur op het asiel. Ik krijg de transportkooi met de uit te zetten kat in de handen gedrukt en haal zelf de dode gans uit de vriezer. Die gaan met z’n tweetjes dezelfde kant op. Het adres waar ik de kat moet uitzetten is een bekende. Ik ben er vaker geweest. Ze hebben daar 15 à 16 halfverwilderde katten rondrennen die ze allemaal gesteriliseerd willen hebben. In verband met de kosten hebben ze een deal met het asiel gesloten. Hoe die deal er eerlijk gezegd uitziet, geen idee. Dat zoeken ze op het asiel maar uit. Op het adres is alleen de man thuis. Ik had tevoren opgebeld, ik werd verwacht. Achterin de tuin de bench neergezet en open gemaakt. De kat vliegt als een raket uit de bench als het deurtje opengaat. Dat is gebruikelijk. Ze hebben altijd haast om eruit te komen. Ik praat nog even. Van het weekend zetten we de val weer uit, zegt de man, dan kun je de volgende komen ophalen. Daarna is het tijd om de gans weg te brengen. Het dier zit in een plastic vuilniszak. Bij verwerking hebben ze een speciale bak voor karkassen. Bak open, zak op de kop, en de lege zak in de kliko die ernaast staat. Zo gebeurt. | |
18-11-22 10:11:36 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.677 OTindex: 28.577 |
3.3: Het eerste gewin is kattengespin Wat later krijg ik een melding over een denkelijk verwaarloosde kat op een industrieterrein. Melder vertrouwd het niet, het dier gedraagt zich niet zoals een kat zich hoort te gedragen. Ik ga erheen. Het adres is gegeven, tegelijk met de bedrijfsnaam. Daarmee is het prima te vinden. Soms is dat nog wel eens een probleem op een industrieterrein. Ik sjouw via het grote hek het terrein op. Ik heb alvast een transportkooi meegenomen. In de grote hal is ook de receptie. Vanaf een balustrade roept iemand “Ik kom zo bij u, mijnheer”. Een paar tellen later gaat de deur naar het kantoor open en er komen een paar mensen uit. Één daarvan is de melder. Zij gaat me voor naar het kantoor en daar zit de dame op een stoel op een opgevouwen handdoek. Een relatief jonge kat, misschien een jaar oud. Eerst kennismaken, laten snuffelen. Beest snuffelt even en begint gelijk met kopjes geven alsof we de beste vrienden zijn. Mooi. Dan hebben we daar al geen problemen mee. Mevrouw vertelt het verhaal. Beestje was komen aanlopen, maar omdat er op het bedrijf al twee katten en twee honden rondliepen was kat nummer drie teveel van het goede. Ik pak het beest op. Het blijft aanhankelijk . Ze is vrij mager, maar niet uitzonderlijk, ogen staan goed, eigenlijk niets mis het het dier. Normaal zou ze een belbandje om krijgen en dan weer schop met het voetje, buitenspelen. Toch vertrouw ik het niet. Ze heeft gezwollen tepels of ze ergens een nest met jongen heeft zitten. Een normale moederkat blijft dan niet doodrustig op een stoel zitten om met jan en alleman goede maatjes te worden. Ook mevrouw de melder, die ook eigen katten heeft, vindt dat het beestje niet echt normaal gedrag vertoont. Teruggezet op haar handdoek begint ze met de voorpoten te trappelen. Normaal een signaal dat ze zich zeer comfortabel voelt. Ik bel naar de centrale voor advies. Wordt niet opgenomen. Zeker ergens druk mee. Dan neem ik de beslissing wel. Ik neem haar mee naar het asiel. Of ze is haar nest kwijtgeraakt door een of andere gebeurtenis of ze is, gezien de leeftijd, nog niet aan jongen toe en heeft ze hen volledig verwaarloosd. Kat in de transportkooi. Ze kijkt een beetje verongelijkt door de tralies maar voor de rest geen reactie. Ik vertel mevrouw nog even wat ik ga doen. Mevrouw vind dat prima. Als ik eenmaal in de bus zit en de kar wil starten gaat de telefoon. Centrale. Sorry, ik had even iemand anders aan de lijn. Ik vertel van de kat en wat ik heb besloten. Centrale zegt dat het in orde is, ik kan de kat komen brengen. | |
19-11-22 10:22:07 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.677 OTindex: 28.577 |
3.4: Collectebus Tijdens mijn eerste bezoek aan het asiel (3.2: Gans en kat) kreeg ik het verzoek om een collectebus te ruilen voor een leeg exemplaar. Dat kan niet eerder dan een uur of drie want de collectebus staat bij de plaatselijke coffeeshop en die opent niet eerder dan drie uur. Mooie tijd voor een bakje, al heb ik een vermoeden dat een coffeeshop niet gespecialiseerd is in koffie. Een lege bus met een stickertje erop van de dierenambulance kreeg ik mee. Ik besluit dan ook die coffeeshop met een bezoek te vereren als ik de buswissel doe. Dat is rond zeven uur ‘s avonds. Dan zijn ze vást open. De coffeeshop in kwestie resideert in dezelfde stad als mijn collega. Dat scheelt weer een ritje. Een kwartier eerder dan gebruikelijk rijd ik richting stad. Natuurlijk is zo’n coffeeshop in het meest ontoegankelijke ingewand van de stad gesitueerd, maar ik kan er met een beetje kruip-door-sluip-door toch komen. Geen parkeerplek, dan maar op de stoep. Het is toch maar voor een paar tellen. Ik stuiter naar binnen. Aan een soortement loket zit een juffertje dat me vragend aankijkt. Denkelijk hoor ik niet tot de gebruikelijke clientèle. Ik toon de lege collectebus en zeg dat ik om kom ruilen. “Prima”, zegt ze, “Daar staat ‘ie”. Een beetje verscholen vlak naast het loket staat de volle bus. Ik ruil hem om. De volle bus is flink zwaar. Daar zit toch nog aardig wat in. Ik bedank het juffertje, stap in de bus en rijd verder naar de collega. Het hele proces heeft inderdaad maar een paar tellen gekost en ik ben ruim op tijd. Ik vertel aan collega dat er onder de voorbank een volle collectebus staat. Die mag zij bij gelegenheid naar het asiel brengen. | |
20-11-22 10:29:01 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.677 OTindex: 28.577 |
4: Gekwek over vogelgriep 4.1: Ambtelijk geleuter Er werden vertegenwoordigers van de dierenambulance uitgenodigd voor een landelijke bijeenkomst over het voorkomen van vogelgriep onder wilde vogels. Probleem is dat er voor pluimvee van alles geregeld is maar voor wilde vogels zo goed als niets. En gezien de uitbraken die met neerdrukkende regelmaat plaatsvinden, ook onder wilde dieren, was het de vraag of daar niet iets aan gedaan zou moeten worden. Nou heb ik altijd al een grote bek, dus de kans om deze op landelijk niveau te roeren kon ik mij niet laten ontgaan. Ik werd samen met een collega uitgenodigd en ben toen met die collega heengegaan. De bijeenkomst was in Amersfoort en liep van 13:30 tot 18:00. Geen idee wat je te wachten staat, maar dat zie je vanzelf. Natuurlijk wel van tevoren op Maps gekeken hoe het stond met de bereikbaarheid en het parkeren. Maar dat was wel in orde. Om de hoek twee parkeergarages, waarvan één werd aanbevolen door de organisatie. Eerst maar de collega ophalen, die woont dichterbij dan ik. Op de plaats des onheils aangekomen kon ik zo de parkeergarage inschieten. Even een bonnetje trekken en de paal gaat omhoog. Het was even zoeken naar een plekje maar op het tweede dek was er nog een open plekje waar mijn karretje precies in paste. Zelfs de deuren konden nog open, we hoefden niet via het raam naar buiten. Vanaf de uitgang van de parkeer is het drie keer struikelen naar de ingang van het gebouw waar we wezen moesten. Binnen kregen we een labeltje op naam, zodat iedereen kon zien met wie hij of zij van doen had. Er was een aardige kudde. Van juristen via een vertegenwoordiger van het ministerie (het ministerie had de boel georganiseerd) tot de boswachterij. Dierenambulance was redelijk vertegenwoordigd. Amsterdam was zelfs met hun bus gekomen. Ook de baas van Dierenlot was er. Dierenlot verzorgt de bussen van de dierenambulance en is een overkoepelende organisatie voor dierenwelzijn. Ook waren er een aantal wetenschappers en onderzoekers die diergedrag en populaties bestuderen. Na een inleiding kwamen de wetenschappers aan het woord. Wat wordt er waargenomen in het veld en welke maatregelen worden getroffen als er wilde vogels het slachtoffer worden van de vogelgriep. En natuurlijk, waar komt die vogelgriep vandaan en hoe verspreidt zij zich. In het algemeen is het zo dat min of meer plotseling populaties worden getroffen door een uitbraak, waarbij tegen de 70%, en soms meer, kan overlijden. Voor de wetenschap is het dan ook de vraag of zo’n populatie dan nog levensvatbaar is. Bij sommige meeuwensoorten zijn er zo weinig populaties dat die zouden kunnen uitsterven. De algemene consensus is dat de vogelgriep uit China stamt. Hoe die hier terecht is gekomen is onzeker. Er zijn theorieën over met elk hun voor en tegen. Ook kan het een combinatie van factoren zijn. De belangrijkste factor is waarschijnlijk de trekvogels. Maar via welke route is niet echt duidelijk. Wat kun je er aan doen? En, móet je er wel wat aan doen? Tenslotte is het natuur en menselijk ingrijpen in de natuur is niet altijd, en volgens sommigen áltijd, onvoordelig. Hierover zijn de meningen verdeeld, maar met een sterftecijfer van 70% of meer wordt ingrijpen toch wel als een duidelijke optie gezien. Dan is de vraag: Hoe en door wie? Het hoe kan het best door de wetenschap worden beoordeeld. Die vindt dat gedeeltelijk opruimen het best is. Dat betekent met een beperkt aantal mensen de meest toegankelijke kadavers weghalen om verspreiding van het virus zoveel mogelijk voorkomen. Niet alleen door de vogels onderling, maar sommige aaseters kunnen het virus ook meedragen. Op die manier verstoor je het minst, beperk je de verspreiding en maak je het meest efficiënt gebruik van de mankracht die ter beschikking staat. Volgende punt is dan, waaruit bestaat die mankracht? Wie moet het opruimen organiseren? Overheid (Staat, provincie, gemeente, waterschap of nog een andere), beheerder van het gebied, eigenaar daarvan of een andere instantie? Daarover staat niets op papier. In incidentele gevallen nemen boswachters, boeren, beheerders of dierenambulances de dode of zieke dieren mee. Maar die hebben de capaciteit en vaak ook de expertise niet, vooral niet als het om grote aantallen gaat. Je praat wel over een zeer besmettelijk virus, waarbij de kans op overdracht op mensen (zoönose), hoewel klein, niet uitgesloten is. Een enkele nog levende gans wordt ook nu al afgemaakt door een dierenarts, hoewel in het veld een boer er ook wel weg mee weet. Al is dat juridisch wat minder duidelijk. Is de methode van die boer wel diervriendelijk genoeg? In het geval van grote uitbraken waarbij honderden vogels het slachtoffer zijn, die komen ook voor, wordt dat wat lastiger. In mijn geval zou ik à la minute zoveel mogelijk vrijwilligers van het asiel optrommelen en beginnen. Maar wat moet je dan met de kadavers? De verwerking is buiten kantooruren dicht en heeft hoe dan ook maar een beperkte capaciteit. Misschien is daar wat aan te doen als je van te voren opbelt, maar dat weet ik niet. Ik stelde deze vraag (die van de kadavers) op de bijeenkomst. Daar werd door het panel gezegd dat dan de gemeente verantwoordelijk is. Ammehoela. De gemeente ziet je aankomen als je met een paar honderd dode ganzen komt aanzeilen. Bovendien heeft de gemeente nog minder expertise dan wij als dierenambulance en is buiten kantooruren niet bereikbaar. Punt is dat in theorie wel het één en ander bekend is, maar dat de praktische uitvoering van de gewenste maatregelen nog wat haken en ogen kent. En hier verzandde de discussie in een wirwar van meningen en standpunten, met als belangrijkste: Wie voert de handelingen uit (opruimen, transport en verwerking van kadavers en het afmaken van de nog levende dieren), wie organiseert het en wie draait voor de kosten op? Helaas werd op deze bijeenkomst hierover geen uitsluitsel gegeven. Ter afsluiting nog een (alcoholvrij) biertje gedronken en weer op huis aan. Collega afgezet bij zijn huis, inmiddels had de centrale via de privételefoon al weer een melding doorgegeven. Die kon gelijk aan de bak. Ik kon door naar mijn collega van dienst. Ik zette mijn autootje bij hem op de parkeerplaats en nam de ambulance naar huis. Morgen breng ik de ambulance weer naar hem toe en rijd met mijn eigen karretje weer terug. Dat kwam het beste uit. | |
20-11-22 15:27:13 | De Paus Oudgediende WMRindex: 13.811 OTindex: 19.883 S |
Quote: Denkelijk hoor ik niet tot de gebruikelijke clientèle van de coffeeshop. Nou, ik wel hoor afbeelding | |
21-11-22 10:24:45 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.677 OTindex: 28.577 |
4.2: Kat aan de dijk De volgende ochtend kwam de eerste melding door. In een buurtschap in het buitengebied was een dode kat aangetroffen. Ik mocht gaan kijken of het dier gechipt was en aan de hand daarvan handelen. Min of meer een routinemelding. Dit soort dingen komt vaker voor. De buurtschap van bestemming lag een paar kilometer buiten de stad en bestond grotendeels uit een aantal boerderijen aan een oud dijkje dat door dijkverzwaringen en herinrichtingen overbodig was geworden en met de laatste herinrichting in het kader van het project “Ruimte voor de rivier” doodlopend was geworden. Smal en bochtig, maar omdat het doodlopend was, was er geen verkeer. Halverwege zie ik aan stuurboord het huisnummer waar ik moest zijn. Aan de andere kant van het dijkje staan een vrouw en een jongetje in de berm. Ik doe het raam open en stop. Direct zie ik aan de voeten van de vrouw een dode kat liggen. “Is dat de kat”? “Ja”. Ik rijd een paar meter door en parkeer de bus op een oprit. Chiplezer mee en teruggelopen. Jongetje had de kat gevonden en moeder gewaarschuwd. Moeder had eerst via de buurtapp in de buurt rondgevraagd of iemand een kat miste en vervolgens de ambulance gebeld. Ik praat even en probeer de chip te lezen. Geen succes, geen chip. Het was nog een vrij jonge kater, dus niet zo verwonderlijk. Ik vertel de mensen weer van de te volgen procedure. Het dier wordt in het asiel in de grote stad bewaard. Er worden foto’s genomen en die worden samen met vindplaats en tijd op diverse media gepubliceerd. Is er iemand die zijn of haar dier herkent, dat het opgehaald worden. Komt er geen reactie dan wordt het na een dag of veertien afgevoerd. Het dier is niet duidelijk beschadigd. Ik leg het in een kratje, neem afscheid en tuf richting asiel. Daar staat de collega met wie ik naar de bijeenkomst was geweest. Die had óók een dode kat weggebracht. Samen met mijn beestje was de vriezer vol. Dus ik kijken welke kadavers meer dan veertien dagen oud zijn. Die in een plastic zak gedaan, begeleidende formuliertjes naar de receptie. Die kan ze uitschrijven als zijnde verwijderd. De dode dieren breng ik naar de afvalverwerking in de grote stad. Het zijn allemaal kleine huisdieren en die worden daar geaccepteerd. Wilde dieren gaan naar een ander adres. Na het afleveren weer terug naar huis. Voor de rest geen meldingen meer gehad. Rustig dagje weer. | |
22-11-22 11:11:47 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.677 OTindex: 28.577 |
5: Heen en weer Naar de epische ballade van drs P. “de Veerpont”. 5.1: Fazantenhaas Net na de koffie gaat de telefoon. Een melding. Goed, daar zijn we voor. Op de doorgaande weg aan de overkant van de rivier van de stad uit gezien heeft iemand vanaf de werkplek waargenomen dat er een fazant was aangereden. Het is een drukke doorgaande weg, dus niet zo verwonderlijk. Alleen, wáár is het? Het is een weg die begint bij het treinstation en langs de rivier over de dijk gaat. Dan de dijk af langs een industrieterrein tot aan stoplichten en verder door het buitengebied tot aan de grote stad. Al met al negen kilometer. Bedrijfsnaam is gegeven, met nog een andere referentie. Geen van beide zijn bij mij bekend. Maar dat zien we wel als we ter plekke zijn. Ik confereer even met de centrale over de precieze locatie. Het scheelt nogal in het aanrijden of je aan de ene kant moet zijn of aan de andere kant. Op die manier weten we het gedeelte tot goed twee kilometer te beperken. Ik rijd naar de ene kant van het stuk weg en rijd de hele weg af. Noch de bedrijfsnaam, noch de referentie, laat staan een fazant, gezien. Ik bel het opgegeven nummer.”Hallo, met het bedrijf, waarmee kan ik u van dienst zijn”? Ik doe het verhaal. De telefonist is bekend met de fazant en vraagt de melder waar precies, terwijl ik in de wacht sta. Blijkt de plaats vrijwel aan het begin te zijn, tussen de stoplichten in. Ik weet genoeg, keer de bus en rij weer terug. Na de eerste stoplichten gooi ik de bus aan de kant, alarmlichten en flitsers aan. Je staat daar een beetje ongelukkig. Op één van de gebouwen zie ik de referentie. Alleen heeft de centrale het waarschijnlijk fonetisch overgenomen, vandaar dat het niet direct herkenbaar was. Ik ben in ieder geval op de juiste plek. Ik stap voorzichtig uit, ik heb te vaak gezien dat er een deur uitgereden werd. Ik inspecteer aan beide zijden de berm tot aan waar de weg niet meer zichtbaar is vanaf het industrieterrein. Aan de kant van de bus is er een weiland met een koppel ganzen. Weiland ingelopen en bijna gestruikeld over een haas die daar verdekt lag. Geen fazant te bekennen. Ik bel de melder weer, dit keer een andere telefonist: “Waar gaat het over”? Dit keer krijg ik de melder direct aan de lijn. Ik moest toch aan de andere kant zijn, aan de andere kant van het fietspad, tussen een reclamebord en mijn bus. Ik erheen. Geen fazant. Maar iets verderop, aan de overkant van de sloot, zie ik iets bruins in het gras. Wat het is, geen idee, maar het zou best eens een vrouwtjesfazant kunnen zijn die daar ligt. Ik bedank de melder en loop om via het dammetje het weiland in. De sloot is te breed om veilig te springen. Als ik naderbij kom springt er alweer een haas uit zijn leger. Toch geen fazant. Ik bel de centrale en zeg dat ik niets gevonden heb. “Ach”, zegt de centrale, “die heeft vast iemand meegenomen voor in de pot”. | |
23-11-22 17:51:05 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.677 OTindex: 28.577 |
5.2: Katten op-en-neer Dan is het tijd voor het kattenvrouwtje. In het dorp aan de overkant van de rivier heeft een vrouw iets van zestien halfwilde katten in de tuin. Het is een grote tuin, dat wel. Om te zorgen dat het er niet nóg meer worden heeft mevrouw een overeenkomst gesloten met het asiel. Asiel brengt zo af en toe een vangkooi. Als er eentje gevangen is gaat die naar het asiel. Het asiel verzorgt dan de sterilisatie en als het beest bekomen is van de operatie komt ze weer terug. Hoe dat allemaal verder geregeld wordt, daar blijf ik buiten, ik rijd alleen maar. Ik geloof dat dat het al de vierde of vijfde keer is dat ik op dit adres kom. Er was er weer een gevangen en die kon naar het asiel. Prima, doen we even. Ter plaatse praat ik met de man. Die vraagt of de kooi weerom komt. Uiteraard, als ik weer in de buurt ben dan breng ik die. Eerst de kat naar het asiel en dan wacht ik tot de kooi weer vrij is. Dan zet ik die gelijk weer in de bus. Dan vertelt de man dat hij samen met zijn eega naar één of ander evenement gaat in een ander stadje. “Als er niemand thuis is, zet dan de kooi maar binnen het hek”. Doen we. Ik naar het asiel. Daar nemen ze de kat in ontvangst en vertellen gelijk dat er alweer twee van de serie klaar zijn om uit te zetten. Ik kan dus linea recta weer terug naar het adres en kan gelijk de kooi weer meenemen. Het loopt vlot op die manier. Het asiel houdt in december een soortement open dag onder de naam “The Great Christmas Escape”. In de aanloop zijn er een aantal dingen te regelen. Mijn aandeel daar in, het ter beschikking stellen van het voorgaande boek (Zwanenzang), spreek ik even door met één van de organisatoren. Ik ben er nou toch. Samen met één van de vrijwilligers van het asiel breng ik de geleegde vangkooi en de twee geneutraliseerde katten (geneutraliseerd naar het Engels: “to neuter”, wat zowel “gesteriliseerd” als “gecastreerd” kan betekenen) in elk een transportkooi naar de bus. Daar bel ik naar het kattenvrouwtje. Die is inderdaad met echtgenoot naar de festiviteiten. Maar het hek is open en ik mag zonder meer de beide katten loslaten. Zo langzamerhand kennen we elkaar. Ik naar het stadje. Zoals gezegd, niemand thuis. Ik loop via het hek achterom. Daar is een soort afdakje waar we tot nu toe steeds de katten hebben losgelaten. Alleen hebben deze twee niet zo’n haast om weg te komen. Heel bedaard stappen ze uit de transportkooi. Dat is weleens anders. Ook de vangkooi laat ik daar achter op een bankje. | |
24-11-22 09:44:10 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.677 OTindex: 28.577 |
5.3: Bebloede egel Weer een tijdje later de volgende melding. Een gewonde egel. Het adres is in een bekende straat. Daar woont ook één van de collega’s die ik al een aantal keren als bijrijder heb gehad. Het is een nauwe straat in een oudere arbeiderswijk. De straat is nog nauwer gemaakt door aan weerszijden vrijliggende fietspaden en parkeervakken, die vrijwel altijd bezet zijn. Tegenliggers daar zijn aldus steeds een bron van vrolijkheid. Ik rijd erheen en zet de bus neer op het eerste de beste vrije plekje dat ik tegenkom. In deze straat is een vrije plek goud waard. Ik moet dan wel een twintig huizen lopen, maar daar heb ik benen voor. Het nummer is niet te vinden. De buren wel, gek genoeg. Dus struin ik een winkeltje op het hoek in en vraag waar het juiste nummer is. “Hier” is het antwoord. Op het hoekhuis hadden ze de oorspronkelijke voordeur afgeblind en een nieuwe ingang in de zijstraat laten plaatsen. Geen wonder dat ik het nummer niet kon vinden. Maar ik was er. De egel zat in een kartonnen doos. De vrouw nam het dier eruit en liet het zien. Wat egels dan normaal doen is oprollen. Deze niet. Hij bleef gewoon op de hand zitten. Wat bloed aan de snuit maar voor de rest best wel bewegelijk. Maar een afwijkend gedrag is toch geen goed teken. Ik praat nog wat met de mensen, doe de egel in de meegebrachte transportbox en loop weer terug naar de bus. Ik bel naar de opvang. Er wordt niet opgenomen. Dan maar zo naar de opvang. Ze hebben liever dat je van te voren aanmeld, maar ik heb de sleutel. Als ik bij de opvang ben aan de rand van de stad probeer ik nog een keer. Nu wordt er wel opgenomen. Ik vertel van de gewonde egel. “Zet hem maar op het aanrecht, dan kom ik direct wel even kijken”. Ik ga de opvang in, vind een plastic krat en een schone handdoek en posteer de egel in de krat op het aanrecht. Deksel er scheef op voor de ventilatie. Ik ga terug naar de bus om de formuliertjes in te vullen. Terwijl ik daarmee bezig ben komt er een jeepachtig vehikel langsscheuren. Dat is de beheerder. Ik stap weer uit en ga naar de opvang. De beheerder is al druk bezig met de egel. Gewond, vermagerd, onderkoeld. “Als die het maar gaat redden”. Het diertje wordt onder een warmtelamp gezet. Bakje voer en een bakje water er bij en voor de rest maar eens kijken hoe het loopt. Ik ga weer terug naar huis. | |
25-11-22 09:54:06 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.677 OTindex: 28.577 |
5.4: Opportunist pur sang ‘s Avonds als het tijd is voor de buswissel regent het dat het giet. Geen fietsweer. Ik rijd naar mijn collega en pik hem op bij zijn huis. Onderweg naar mij gaat de telefoon. Op een adres in de stad is een kat aan komen lopen. De mensen wisten niet wat ze ermee aanmoesten dus werd de dierenambulance gebeld. In een nieuwbouwwijk aan een vrij nauw straatje was precies tegenover het adres waar we moesten zijn een plekje vrij. Zo langzamerhand word ik wat behendiger in het inparkeren. Ik kan hem er net inprikken. Tijdens die manoeuvre staat mevrouw al in de deuropening te wachten. Bijrijder/collega gaat al die kant op terwijl ik een transportbox pak. Het blijkt dat de kat al een paar dagen is komen schooien. Mevrouw heeft nooit met katten van doen gehad en weet niet wat ze met het dier moet aanvangen. Moeilijkheid is dat de kat ergens last van heeft, normaal gesproken aanhankelijk is en dan plotseling een haal geeft. Dat maakt hem, naderhand blijkt het een kater, onbetrouwbaar. Kan het dier ook niets aan doen, maar je moet er wel rekening mee houden. Wij gaan mee naar binnen. De kat in kwestie komt van de huiskamer de gang inlopen. Collega pakt de chiplezer en ik probeer de kat bij de kladden te grijpen. Die heeft daar geen zin in en schiet de trap op. Ik erachteraan. Boven is het donker maar mevrouw doet vanaf beneden het licht op de overloop aan. Alle kamers boven zijn donker en hebben de deur open. Waar zit dat @#$%^& beest nou weer. Dan roept mevrouw van beneden: “Hij wil nog wel eens naar de zolder gaan”. Ik naar de zolder en daar zit mijnheer. Op het moment dat hij langs me heen weer naar beneden wil grijp ik hem in de kladden. Beest begint plotseling te bijten en te spartelen. Ik houd hem niet meer en het beest sprint naar beneden één van de slaapkamers in. Ik doe het licht aan, katten verstoppen zich graag in het donker, en dan wordt het krijgertje spelen. Uiteindelijk weet ik hem richting trap te jagen. Beest gaat de trap af richting woonkamer en gaat dan opeens weer lief doen tegen het aanwezige volk. Ik houd afstand want mij vertrouwt hij niet meer. Collega weet tussen het kopjes geven door de chip uit te lezen. Ik toets het nummer in en voilà, naam van de kat, naam, adres en telefoonnummer van de eigenaar komen tevoorschijn. Zelfde wijk, één straat verderop. De vrouw die antwoord geeft is verrast. Ze had het beest nog niet eens gemist, hoewel hij bij ons adres al dagenlang aan het schooien was. Beetje opportunistisch beest. Maar ze zou hem op komen halen. Een luttel aantal minuten later gaat de bel. Mevrouw arriveert samen met haar zoontje. Het is zijn kat. We praten nog even over het beest en collega wijst de eigenaar erop dat een assist van de Dierenambulance €27 euro kost. Melder gelijk: “Moeten wij ook betalen”? Nee. Melden is gratis, maar een beest terugbezorgen, daar willen we graag een donatie voor hebben. Toch maar goed dat het beest gechipt was, want anders was hij in het asiel in Zwolle terecht gekomen. Wij nemen afscheid en rijden naar mijn huis. Daar doen we, een beetje verlaat, de overdracht. Er staan nog twee kooien in de bus die naar het asiel moeten, overgebleven van 5.2: Katten op-en-neer. Verder begint de voorraad kattenvoer dunnetjes te worden. Bij een vangkooi leveren we gewoonlijk ook een klein doosje natvoer als lokmiddel. | |
26-11-22 10:49:21 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.677 OTindex: 28.577 |
6: Dijkse katten 6.1: Katten aan de dijk Rond een uur of acht krijg ik een appje binnen. Er zitten twee katten op me te wachten in het asiel. Natuurlijk zal het die katten worst wezen of ik kom of niet, maar de beesten zijn verwilderde katten die nu gesteriliseerd zijn en uitgezet kunnen worden. Er worden geen dieren afgemaakt zonder een héle goede reden. Wilde katten kun je niet in huis halen en het asiel heeft beperkte capaciteit. We laten de dieren dan ook na behandeling weer lopen. Als ze niet kunnen voortplanten sterven ze vanzelf uit. Uiteraard is er een natuurlijke aanwas door onbehandelde katten en katten die van huiskat verwilderen. Goed beschouwd is het dweilen met de kraan open, maar als je niets doet wordt het nóg erger. Afijn, het enige wat ik hoef te doen is die beesten op de geschikte plek loslaten en verdere filosofische bespiegelingen laat ik graag aan anderen over. Half tien wordt ik verwacht om die beesten op te halen. In de bus staat nog een lege vangkooi die terug moet naar het asiel, dat kan in één moeite door. Op het asiel zet ik eerst de kooi weg en dan helpt één van de andere vrijwilligers me met die katten. We gebruiken de transportkooien van de bus, dan hoef ik die niet terug te brengen. Het juffertje brengt de katten van de vaste kooi in de transportkooi. Dat heeft ze duidelijk vaker gedaan. Vervolgens lopen we samen naar de bus. Onderweg laat het juffertje haar kooi uit de vingers glippen, het deurtje springt open en de kat zet het op een lopen. Zij erachteraan. Ik daar weer achter met het deurtje van de kooi in de vingers. Als ze die kat weer te pakken krijgt heeft ze dat deurtje vást nodig. De kat verstopt zich in het washok achter de wasmachines. In het washok waren twee andere vrijwilligers bezig. Gelijk de deuropening van het washok afblinden zodat het beest in ieder geval in het washok blijft. Maar hoe krijg je een kat van achter een wasmachine? Daarvoor werd de magerste met de langste armen als vrijwilliger aangewezen. Die kroop achter de machine en kon aldus de kat in het nekvel grijpen. Kat weer in het bakje, deurtje ervoor en dat leed was ook weer geleden. Ik naar het eerste adres. Het domdommetje zit in reparatie en navigeren gaat via het mobieltje. Daar ben ik niet aan gewend en ik mis dan ook een afslag. Keren en opnieuw proberen. Mis ik diezelfde afslag nog een keer. Het is dan ook vlakbij stoplichten en lijkt meer op een fietspad dan op een weg. Maar uiteindelijk toch gevonden. Ik kom uit op een smal doodlopend dijkje. Het adres waar ik moet wezen is een dijkhuis, met daarnaast een afrit naar een weiland in de uiterwaard. Ik zet de bus in die afrit, een ander fatsoenlijk plekje is er niet. Bij de buren is een oudere vrouw de heg aan het knippen. Ik zeg wat ik kom doen: een kat uitzetten. Zij vindt dat zielig voor de vogeltjes. Ik riposteer dat als vogeltjes zo dom zijn om zich door een kat te laten pakken ze geen vogeltje hadden moeten worden. Zij zou het doorgeven aan de vogeltjes. Ik haal de kat uit de bus. Net op dat moment komt een man langs die zijn hond aan het uitlaten is. Hond is natuurlijk nieuwsgierig, wil snuffelen. Baasje trekt hem mee en ik wacht tot ze ver genoeg weg zijn om geen problemen tussen kat en hond te veroorzaken. Ik laat de kat vrij, die met een rotvaart richting weiland rent. Naar de volgende. Dat is het bekende adres waar ik al ettelijke malen ben geweest, hetzij voor het ophalen van een gevangen kat, hetzij voor het wegbrengen van een behandelde. Daar is de man thuis. Ik vraag hem hoeveel er nog te gaan zijn. Een stuk of vier à vijf. Maar de vrouw weet het beter, want die kent alle katten persoonlijk. Ze heeft ze beschrijvende namen gegeven als “de schuchtere” of “de grote vreetzak”. Van ‘t weekend, vandaag is vrijdag, wordt de kooi opnieuw opgesteld. Kijken of de laatsten zich willen laten verschalken. Ik ga weer op huis aan. | |