Dierenambulance 2 | |
09-02-23 14:01:27 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.677 OTindex: 28.577 |
16.3: Kat in de berm Tegen kwart over acht in de ochtend komt er weer een melding. Er is een dode kat gevonden in de berm tegenover een benzinestation. Het is op één van mijn vaste routes en ik kom er regelmatig langs. Ik ken de situatie dan ook goed. Feit is wel dat de melding om half vijf binnenkwam bij de centrale. Centrale besloot dat het geen spoed was en wachtte tot ik de benen uit bed had. Oorspronkelijk zou de aflossing zoals gebruikelijk om zeven uur de vorige avond zijn. Mijn collega, echter, was met haar werk verlaat en daarom hadden we afgesproken dat we de aflossing om negen uur in de ochtend zouden doen. Centrale kende deze afspraak en heeft gewacht met het doorgeven tot het moment kort voordat ik voor de buswissel op sjouw zou. Ik geef een seintje naar de aflosser: Zal ik eerst die kat ophalen en dan naar jou, of eerst naar jou en dan samen die kat doen? Aflosser zegt: “Eerst maar naar die kat, dan breng ik jou naar huis en daarna breng ik die kat wel naar de vriezer in het asiel”. Goed, dat kan. Ik onderweg naar de kat. Van mij af is dat zo’n twintig minuten. Volgens de melding, kaartje met speld was bijgevoegd, zou het dier in de berm tussen de provinciale weg en het fietspad liggen. Kort daarbij is een weggetje waar ik netjes de bus kan parkeren. Zo gezegd zo gedaan, busje neergezet tegenover het tankstation op de zijweg. Eerst over het fietspad aan beide zijden de berm afkijken en dan weer terug door de berm, tegen het verkeer in, dan zie je het aankomen. Altijd het verkeer op de weg in de gaten houden, veiligheid voor alles. Maar geen kat te vinden. Er is natuurlijk al weer een paar uur verstreken tussen de melding en het moment dat ik arriveerde. In de tussentijd kan er best een voorbijganger geweest zijn die het beest heeft meegenomen om het op een milieuvriendelijke wijze te verwijderen. Tenminste, dat hoop ik dan maar. Ik ga maar weer verder naar de aflossing. | |
10-02-23 11:54:08 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.677 OTindex: 28.577 |
16.4: Aangereden kat Alweer een nieuwe dag. ‘s Avonds krijg ik een melding dat er in een woonwijk een dode kat gevonden is. Melder heeft er maar een handdoekje overheen gelegd, voordat kinderen of honden teveel belangstelling gaan tonen. Of honden zich door een handdoekje laten weerhouden waag ik te betwijfelen maar de bedoeling is goed, natuurlijk. Dat zijn bedoelingen wel vaker. Ik ga in het donker onderweg. Een half uurtje later parkeer ik de bus op een open plekje nabij het aangegeven adres. Ik stap uit, pak de grote lantaarn, de chiplezer en een plastic vuilniszak. Als de melder het nodig vond om een handdoek over dier te leggen kon ‘ie wel eens wat minder toonbaar zijn. Als ik om me heen kijk waar precies het huisnummer is en hoe de nummering loopt wordt ik aangeroepen vanaf de overkant van de straat. Een vrouw, de melder, had met voorbij zien rijden en was ogenblikkelijk het huis uitgerend. “U komt voor de kat”? Inderdaad, daar kwam ik voor. Mevrouw wijst me de kat. Die ligt als een zielig hoopje met de handdoek eroverheen op de hoek van twee straten. Ik haal de handdoek weg. Het is nog een jong beestje, zwart. Nog maar kort dood, het ruim aanwezige bloed is nog rood en het lijkje is nog slap. Ondanks al het bloed zijner geen erge beschadigingen, hoewel het diertje duidelijk dood is. Ik controleer op de chip. Niet te vinden. Mevrouw vraagt wat er nu gaat gebeuren. Dat is de gebruikelijke standaard. Ik maak een paar foto’s van het dier, ik noteer de belangrijkste gegevens en breng het naar het asiel in de grote stad. Daar gaat het in de vriezer. Aan de hand van de foto’s en mijn rapport komt het dier op verschillende sociale media en op de gevonden en verloren dieren site van Amivedi. Zo gezegd zo gedaan. Ik neem afscheid van de dame en breng het beestje naar de bus. Daar leg ik het in een kratje. Het is toonbaar genoeg voor een bezichtiging mocht iemand het diertje toch nog herkennen. Ik doe de rest van het papierwerk en rijd naar het asiel in de grote stad. De deur is inmiddels gesloten maar ik heb de sleutel van het grote hek. Daarmee kan ik bij de vriezer komen waar de overleden dieren in bewaard worden. Ook weer ‘beurt. | |
11-02-23 16:19:08 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.677 OTindex: 28.577 |
17: Reis door de nacht Naar het boek van Anne de Vries 17.1: Honds onderzoek #3 Vandaag heb ik weer een ritje met een hond naar de dierenarts in een stadje in de noord. Dik veertig kilometer. Maar deze arts is gespecialiseerd in het soort operaties dat deze hond nodig heeft. Het dier heeft gescheurde kruisbanden en dat is nu geopereerd. Dit bezoek is ter controle om te zien of de volgende operatie plaats kan vinden. Ik heb deze hond al eerder naar dezelfde arts gebracht voor het eerste onderzoek, en ik heb hem, het is een reu, na de eerste operatie opgehaald. Dat waren de ritten 8.3.Rondje dierendokter en 12.3.Honds onderzoek #2. We kenden elkaar dus al. Ik wordt rond de middag bij het asiel verwacht. Ik zorg dat ik een beetje vroeger ben, soms gaat inladen en dergelijke wat minder vlot en ik wil wel op tijd zijn. Maar het gaat allemaal perfect. De hond is al helemaal gewend aan de auto en springt direct naar binnen als ik de deur open doe. Ik doe de kooi open, stapt zo naar binnen en gaat liggen. Dat is wel eens wat minder eenvoudig. Naar de dierenarts is het via de snelweg een half uur draaien en ik ben rond half één op de plaats van bestemming. Met de hond aan de riem ga ik naar de ingang. De hond kent de procedure en stoot bijna de neus tegen de automatische schuifdeur. Die gaat niet open. Geen hond, behalve de mijne, te zien. Ik bel naar het asiel om te horen wanneer die afspraak precies is. Om één uur, hoor ik. Een half uur te vroeg dus. Dan maar een ommetje maken met het beest. Kwartiertje heen, kwartiertje terug, en ondertussen kijken of het dier nog verschijnselen heeft aan zijn poot. Hij volgt goed, wil wel overal aan snuffelen en is erg nieuwsgierig maar als ik aangeef dat het doorlopen is dan volgt ‘ie gehoorzaam. Prima beestje. Vijf voor één sta ik weer bij de dierendokter op de stoep. Nu gaat de deur wel open. Achter hoor ik stemmen. Mooi, er is volk. Dan maar rustig gaan zitten en wachten tot het tijd is. Dat rustig zitten valt tegen want de hond wil heel graag de omgeving verkennen. Dat mag, zolang hij maar binnen bereik van de riem blijft. Dat gaat goed tot er een vrouw binnenkomt met een kat in een mandje. Vrouw heeft geen enkel bezwaar tegen de hond die graag wil kennis maken. Ook met de kat, maar daar is hij me toch ietsje té nieuwsgierig naar. Niet alle honden zijn even vriendelijk tegenover katten en deze hond ken ik op dat punt niet. Ik houd hem dan ook verder kort aan de riem en praat nog wat met de vrouw. Als we aan de beurt ben moet er een röntgen gemaakt worden. Ik moet assisteren door de hond op zijn zij te leggen en te houden zodat de röntgenologe de foto kan maken. Ik merk op dat kruisbanden wel heel slecht op zo’n foto te zien zijn. Zij zegt: “helemaal niet, maar daar gaat het ook niet om. Het gaat om de plaat met schroeven die bij de vorige operatie zijn ingezet”. Inderdaad zijn op de foto de botten en de plaat duidelijk te zien. Mooie, duidelijke foto. Ik ga weer terug naar de wachtruimte totdat de arts zijn licht erover kan laten schijnen. De operatie is prima gelukt, zegt deze, geen nadelige effecten. Al is dat met een Staffordshire moeilijk te zien omdat deze honden een hoge pijngrens hebben. Ze piepen niet zo makkelijk. Als dat klaar is kan ik weer terug naar het asiel. Hond weer in de auto en een half uur later zijn we weer terug in de grote stad. afbeelding | |
12-02-23 15:12:33 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.677 OTindex: 28.577 |
17.2: In het holst van de nacht Net als ik aanstalten maak om het nest op te zoeken gaat de telefoon. Het is kwart voor een in de ochtend. Iemand heeft een jong katje aangetroffen, onder de olie, bij het plaatselijke treinstation. Duizend excuses dat het zo laat is. In mijn vorige leven ben ik wel op nog incourantere tijdstippen het nest uit gesleurd. Ik heb me opgegeven voor 24-uurs diensten. Dit is een van de consequenties daarvan. Ik bel de melder op om aan te geven dat ik onderweg ben en dat ik er met vijfentwintig minuten ongeveer zal zijn. Centrale had ook al aangegeven dat het wat langer kon duren. Geen probleem, melder zou wachten. Ik spring in de auto, gelukkig is alles dooi, ruiten krabben is niet nodig, en rijd richting treinstation. Vrijwel geen verkeer, bijna alle verkeerslichten op groen, dat zou vaker het geval moeten zijn. Vijfentwintig minuten op de kop af draai ik het stationspleintje op. Aan de overkant is een snakbar, waar wat jeugdig publiek de toestand in de wereld aan het bediscussiëren staat. Voor de rest is er geen levende ziel te bekennen. Ik steek de weg over en vraag de jongens. Geen idee, misschien dat ze binnen er van af weten. Ik naar binnen. Een juffertje achter de toonbank wist ervan. Beetje gepikeerd omdat de centrale haar in eerste instantie had afgewimpeld. Inderdaad had de centrale in eerste instantie het verhaal als niet zo serieus beschouwd. Maar na het vierde telefoontje toch maar actie ondernomen. Het beestje zou in de fietsenstalling bivakkeren. Ik richting fietsenstalling. Ik zie het hele tafereel al voor me. Kat vangen tussen de fietsen in het holst van de nacht. Ga maar aanstaan. Maar dat valt mee. Als ik richting fietsenstalling loop komt uit de stalling een jongeman tevoorschijn, kat in de armen. Melder en kat. Goed, dat maakt het allemaal een stuk simpeler. Melder zet het beestje op de grond en het diertje blijft rond de benen draaien. Maar als ik naderbij kom is hij, het is een rooie, dus hoogstwaarschijnlijk een kater, toch wat schuw. Ik haal wat lokvoer uit de auto. Lokvoer is heel gewoon kattenvoer in de vorm van een smurrie dat een voor katten een bijzonder verlokkende geur heeft. Met behulp van dat lokvoer komt het beestje weer terug in bereik van de melder. Ik doe wat voer op een vinger en bied het aan. Het diertje overwint de schuchterheid, likt het van mijn vinger en begint gulzig van de rest van het voer te schrokken. Die had beslist een gezonde trek. Ik doe de meegebrachte transportbox open, de melder pakt het katertje op en zet hem in de box. Om hem tevreden te houden doe ik de rest van het voer bij de kat in de box. Dan heeft ‘ie minder reden om er vandoor te gaan. Ik neem afscheid van de melder. Die zegt dat hij het beestje met alle liefde wil adopteren als er geen baas gevonden wordt. Ik zeg dat ik eerst ga controleren op een chip. Als er geen chip is ga ik hem naar het asiel in de grote stad brengen. Daar wordt het beestje als gevonden vermeld op allerhande sociale media. Als na verloop van tijd geen baas komt opdagen dan gaat het diertje op voor adoptie. Ik vertel de melder dat daar toch wel substantiële kosten aan verbonden zijn, toch wel boven de honderd Euro. Melder is er mee bekend en heeft dat er wel voor over. Ik zeg dat dat ik het in de rapportage zal vermelden. Terug in de bus open ik de box. Katertje ligt zeer tevreden met de kop naast het voer. Die heeft zijn draai gevonden. Ik pak de chiplezer en strijk het dier over de nek. Geen respons. Dus naar het asiel. Daar aangekomen plaats ik het diertje in de noodopvang. Water en voer zijn daar altijd beschikbaar. Als ik klaar ben zit het beestje al prinsheerlijk van de brokjes te eten. Terug naar huis. Inmiddels is het half drie in de ochtend. | |
13-02-23 09:41:12 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.677 OTindex: 28.577 |
17.3: Kattenrun Voor de zoveelste keer moet er weer een kat uitgezet worden van de serie die het laatst voorbijgekomen is in 15.2.Twee kooien. Zo langzamerhand moet dit toch echt de laatste zijn. In 15.2 waren er nog drie te gaan en het is nu alweer een paar weken later. Al waren die laatste drie notoir lastig te pakken te krijgen. Ik wordt om tien uur op het asiel verwacht om het beest op te halen. Een schappelijke tijd na mijn escapades vanochtend zeer vroeg in 17.2 In het holst van de nacht. Ik ben iets te vroeg, maar dat is geen probleem. De verzorger is nog even bezig met wat anders. Ik krijg een bakje koffie van de dames van de receptie. Na een paar minuten is de verzorger klaar en brengt de kat helemaal klaar in een transportkooi. Handdoek eroverheen om het dier zoveel mogelijk rustig te houden. Dat is standaard met katten. Die voelen zich in het donker meer op hun gemak dan in het volle licht. Ik bel op naar het adres waar ik de kat moet uitzetten. Geen antwoord. Ook dat is geen probleem, ik ben er vaker geweest en een kat uitzetten is alleen maar een kwestie van de kooi neerzetten, deurtje opendoen en wachten totdat de kat genegen is de kooi te verlaten. Meestal gaat dat met een reuzensprong maar sommigen hebben een zekere mate van aanmoediging nodig. Onderweg nog een keer geprobeerd, maar lauw loenen. De mensen zullen wel niet thuis zijn. Aangekomen bel ik voor de vorm nog even aan. De hond hoor ik binnen blaffen maar voor de rest geen respons. Ik ga het hek door naar achteren waar we tot nu toe elke keer de katten hebben vrijgezet. Deurtje open en de kat sluipt de kooi uit. Eenmaal goed buiten de kooi rent ‘ie op een draf de tuin in. Mooi, die is weer thuis. Nog even een briefje geschreven dat ik de kat heb gebracht, briefje in de brievenbus en klaar. Ik kan weer op huis aan. | |
16-02-23 12:12:46 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.677 OTindex: 28.577 |
17.4: Kattendokter Vroeg in de ochtend heb een vooraf bestelde rit om twee katten van het asiel naar de dierenarts te brengen. De twee zijn zogeheten TNR-katten. Dat staat voor “Trap – Neuter – Return”, Engels voor ”Vangen, steriliseren en vrijlaten”. Dat is de gebruikelijke handelingen voor verwilderde katten die niet meer te socialiseren zijn. Op die manier komen er in ieder geval niet meer bij. Het afmaken van een gezond dier, daar beginnen we niet aan. Ze gaan bij de dierenarts langs om de balletjes kwijt te raken. Beiden zijn katers. Ik moet wel relatief vroeg op. Ik moet om kwart over acht bij het asiel zijn en ik neem normaal drie kwartier. Het is een half uur rijden en een kwartier voor jekannieweten. Zo vroeg is het nog vrij donker, maar dat is niet anders. Ik neem de weg binnendoor omdat die een paar kilometer korter is. Vaak ook minder druk. Op het asiel aangekomen is alles in rep en roer. Dat is altijd zo met het opstarten van een nieuwe dag. In mijn vorige vak was dat niet anders. Over het weekend, vandaag is maandag, waren er twee controlelampjes van de bus gaan branden. Ik wil dat wel even melden bij de leiding, hoogstwaarschijnlijk kan het geen kwaad, maar ze moeten er wel van weten. Ik heb deze alarmen al een keer eerder gehad en toen was het vraatschade van een steenmarter. Alle kans dat het dit keer weer het geval is. De leidster die ik spreek over de lampjes zegt dat ik voor alle zekerheid maar even bij de vaste garage langs kan gaan, horen wat die erover te zeggen hebben. Daarna helpt ze me met de katten. Die zitten in een isolatieruimte. Ook krijg ik een injectiespuit met een chip mee, voor elk van de katten één. Beide katten ingeladen en op weg. Het is niet ver, een paar kilometer via de ringweg. Aangekomen bij de dierenarts doe ik het verhaal. Ik laat de spuiten zien, secretaresse controleert de nummers. Waarschijnlijk zijn de chips al geregistreerd en dan moet de juiste kat wel van de juiste chip worden voorzien. Aansluitend rijd ik naar de garage, op een paar honderd meter van het asiel. Ik moet even wachten maar dan loopt een monteur mee die de motor start, de lampjes bestudeert en vervolgens onder de motorkap duikt. Daar vind hij een doorgeknaagde leiding. Duidelijk een marter, hoewel de bus voorzien is van een anti-marter piepdoos. Die maakt een hoogfrequent geluid dat marters zou moeten afschrikken. Denkelijk heeft mijn marter dat nog niet in de Staatscourant gelezen. Monteur duwt beide losse einden aan elkaar en daarmee is het probleem provisorisch verholpen. Maar er moet wel een nieuwe op komen voor een wat permanentere reparatie. “Laat de leidster maar bellen voor een afspraak” zegt de monteur. Als ik vervolgens wegrijdt zijn de beide lampjes inderdaad uit. | |
17-02-23 12:13:30 | venzje Oudgediende WMRindex: 22.620 OTindex: 7.915 |
Quote @Emmo: In het riet slingeren? die het beest heeft meegenomen om het op een milieuvriendelijke wijze te verwijderen. | |
17-02-23 12:56:57 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.677 OTindex: 28.577 |
@venzje: Sssttt! Één van de collega's vond een dode steenmarter aan de kant van de weg. Aangereden. Even over de sloot tussen de struiken gooien. Hij gooit mis en het beest komt aan een boomtak te hangen, in het volle zicht. Oeps... | |
17-02-23 12:58:01 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.677 OTindex: 28.577 |
17.5: Hondenjacht In de loop van de middag wordt ik gebeld. Bericht is een beetje verwarrend, maar wat ik eruit kan destilleren is dat iemand twee loslopende honden heeft aangetroffen. Één van de twee heeft hij gevangen en de andere is via de geluidswal van een grote doorgaande rijksweg verdwenen. Situatie min of meer gelijk aan 15.3: Oversteker. Gevaarlijke situatie natuurlijk, zo langs een drukke weg waar flink hard wordt gereden. Politie was al gewaarschuwd en zou achter de ontbrekende hond aan. Ik krijg de instructie om nog een kwartiertje te wachten en dan, als er niets is gebeurd, de melder op te bellen en dan naar goeddunken handelen. Na een kwartier zonder nadere berichten bel ik de melder. Die staat nog steeds bij de afrit van de grote weg, de ene hond hebben ze in de auto gekregen en de tweede is nog steeds foetsie. Ik begin een beetje beeld te krijgen van de situatie. Uiteraard was de gevoerde communicatie minder duidelijk dan zoals ik het hier opschrijf. Ik besluit toch maar een kijkje te gaan nemen. Misschien kan ik toch behulpzaam zijn. Ik vertel de melder dat het voor mij een half uurtje draaien is. Melder wist dat al, hij had dat al van de centrale gehoord. Ik kijk nog even op Google Maps voor de situatie. Ik had van de centrale doorgekregen dat het gebeuren achter een lokale supermarkt zou zijn, maar de afrit van de rijksweg is natuurlijk ergens anders. Maar volgens ‘Maps wel heel dicht bij elkaar. Ik rijd dan ook naar die supermarkt en zet de kar neer op de parkeerplaats. Ik pak schepnet, lokvoer en chiplezer uit de auto en ga lopend verder richting afrit. Een korte hordeloop over de vangrail later zie ik twee auto’s met een paar mensen staan. Dat zijn ze vast. Als ik bij de mensen ben blijkt dat inderdaad zo te zijn. Melder maakt zich bekend en verteld dat de politie achter de losse hond aangegaan is maar niet verder durfde omdat ze bang waren vast komen te zitten in de modder. Dankzij de hoge waterstand op het moment is het plaatselijk vrij dras. Ook heeft de politie, hoe weet ik niet, de eigenaar te pakken gekregen. Die was nu onderweg om zijn hond op te halen. En inderdaad, luttele minuten later komt er een autootje aansjezen met de eigenaar erin. Die neemt de hond over en vertelt dat de loslopende hond de weg naar huis alleen gevonden heeft Het zijn een soort jachthonden waarbij één van de twee nog niet zo lang bij de eigenaar is. De eerste hond was aanvankelijk heel gezeglijk, vertelt de eigenaar, maar sinds die tweede erbij is jutten ze elkaar op. Als ze eenmaal een interessant geurtje in de neus hebben dan is er geen houden meer aan. In ieder geval, beide honden zijn weer bij hun baas, zonder enige bemoeienis van de zijde van de dierenambulance. Ik neem afscheid van de mensen en loop met mijn pakkazie weer terug naar de bus. | |
18-02-23 10:36:41 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.677 OTindex: 28.577 |
18: Niet alle vogels zijn valken Gezegde: schijn bedriegt 18.1: En ‘t gaat maar door Even na tienen krijg ik een telefoontje. Een zogeheten TNR-kat (van Trap – Neuter – Release = Vangen – Steriliseren – Vrijlaten) moet opgehaald worden. Dit zijn wilde katten waarvan het aantal binnen de perken dient te worden gehouden. Omdat we geen dieren afmaken die gezond zijn vangen we ze, worden gesteriliseerd door een bevoegd dierenarts en vervolgens vrijgelaten. In dit geval gaat het om een kat die gevangen is in de tuin van een adres waar ik al verscheidene keren ben geweest. Deze mensen hebben net buiten het dorp een omgebouwde boerderij met een enorme tuin en daarachter een flink stuk struikgewas. Voor katten een ideale omgeving om rond te struinen. In de schuur kunnen ze beschutting zoeken als ze dat willen en indien nodig worden ze bijgevoerd en krijgen water. Een beter kattenleven kun je je bijna niet indenken. Maar zoals dat gaat jongde het wel aardig aan en op een gegeven moment was het wel genoeg sindsdien komen wij daar regelmatig aan huis om een vangkooi te brengen, een gevangen kat op te halen en een gesteriliseerde weer uit te zetten. Voor mij was de laatste keer met 15.2: Twee kooien. Ik tuf via de binnenweggetjes naar het adres. Van te voren opgebeld dat ik er aan zit te komen. Ze zijn thuis, uiteraard. Ze hebben zelf het asiel gebeld om te vertellen dat ze er weer één te pakken hadden. Aangekomen druk ik op de bel, maar dat is tevergeefs, man, vrouw en hond zijn in de tuin bezig. Hond komt op me af gegaloppeerd, enthousiast als hij elke keer is. Ik loop naar de mensen, af en toe struikelend over de hond die om mijn benen heen draait en verwoed aan het blaffen is. Hond wordt tot kalmte gemaand, zonder veel succes. In het schuurtje, onder een afdak, staat de kooi met de kat erin. Doeken erover om het dier rustig te houden. Op verzoek van centrale laat ik de mensen bevestigen dat het inderdaad ene onbehandelde betreft. Dat zit wel snor. Mevrouw kent al “haar” katten. Mijnheer is daar wat minder zeker van maar verlaat zich op zijn echtgenote. Samen dragen we de kat in de kooi naar de bus. Ook hebben ze nog een grote draadkooi te leen van het asiel. Die kan ook mee. Het is een groot ding, maar met een beetje passen en meten komt wel in de bus. Ik vraag of dit nou echt de laatste is. Antwoord is nee. Er zijn er nog die een beurt behoeven. Ik rijdt naar het asiel in de grote stad om de kat af te leveren. Naast de grote kooi, die het best naar het schuurtje kan, heb ik ook nog de bedrijfskleding van één van de vrijwilligers die er vanwege persoonlijke redenen mee opgehouden is. Die leg ik in het kantoortje, briefje erop waar het vandaan komt. En daarmee is deze inzet weer ten einde. Ik ga weer op huis aan. | |
19-02-23 11:44:09 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.677 OTindex: 28.577 |
18.2: Gevlogen valk Ik ben net goed en wel beneden en heb me de slaap uit de ogen gewreven, daar gaat de telefoon. Op een industrieterrein bij de stad is in een loods een valk gespot. Beest kon schijnbaar de uitgang niet vinden. Dezelfde situatie zo te horen als 2.5: Verdwaalde buizerd. Ik krijg het adres, naam van het bedrijf en de instructie me bij de receptie te melden. Die wisten er van. Ik onderweg. Ik ga weer via de binnenweggetjes, het bewuste industrieterrein is aan de westkant van de stad en dat is dan een stuk korter. Als ik ongeveer halverwege ben gaat de telefoon. Nóg een melding. Iemand heeft in het buitengebied een dode kat in de berm zien liggen. Eerst maar naar die valk. Die kat is dood, daar is geen eer meer aan te behalen. Op het industrieterrein aangekomen zie ik een dubbele oprit met slagboom. Ik rij de oprit op tot aan de boom , die gaat open en ik bevind me op een groot terrein voor de opslag van allerhande steenmateriaal. Diverse vorkliftjes criscrossen over het terrein. Groot bedrijf. Ik zet de bus neer op een zeeziekvrij plekje en loop terug naar de poort. Bij de receptie melden, zeiden ze. Het juffertje van de receptie weet van niets. Ik vraag naar de naam van de melder. Die zou ze oproepen. En inderdaad, een minuutje later krijg ik te horen dat de melder onderweg is. Ondertussen kijk ik in de bus wat ik eventueel nodig kan hebben. Als ik daarmee bezig ben komt er een vorklift op me toe rijden. Dat is de melder. Hij vraagt me achter hem aan te rijden. We rijden aldus een flink stuk over de opslag naar een stelletje loodsen. Bij één ervan stopt de melder zijn vorklift en ik parkeer de bus ervoor. Beetje uitkijken voor de lepels, al heeft de melder ze, zoals goed gebruik voorschrijft, aan dek gelegd. Melder is een jonge man die, toen hij op het werk kwam een goed uur geleden, in de loods een roofvogel had zien vliegen. Hij noemde het een valk, maar voor hetzelfde geld was het een buizerd. Eerlijk gezegd, ik zou ook zo één twee drie het verschil niet weten. Een van de deuren staat open. Op een briefje naast de deur staat “Deur open laten, valk binnen”. We gaan de loods in. Melder verteld wat hij gezien heeft. Een paar collega’s komen ook langs en vertellen het hunne. De loods staat vol met machinerieën en rollenbanken. Op een paar daglichten in het dak is het vrij donker. We kijken samen langs de balken en andere verbindingsdelen. Niets te zien. Ik haal de Maglite (sterke zaklantaarn) uit de bus waarmee ik in de donkere hoekjes schijn. Er zitten wel twee duiven op verschillende plaatsen, maar een roofvogel is er niet te zien. Gezamenlijk komen we tot de conclusie dat de vogel in de tussentijd toch gevlogen is. Waarschijnlijk op het licht af door de open deur. Ik bedank de melder voor zijn oplettendheid en de melding. Beter zo dan dat een beest beangst in een hoekje zit. Ik geef door aan de centrale dat de vogel gevlogen is en dat ik op de kat af ga. | |
21-02-23 11:21:03 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.677 OTindex: 28.577 |
18.3: Ach wat lig je hier stil, aan de kant van de weg Het adres waar ik moet zijn is in het buitengebied precies op een kruising met wat huizen. Een soortement buurtschap, maar zo klein dat het niet eens een aparte naam heeft. Als ik er aan kom zet ik de bus neer op het erf van de buurman. Ruimte zat en het is maar voor even. Ik loop het weggetje langs tot ver voorbij het aangegeven adres. Geen kat te zien, levend noch dood. Ik bel de melder, een vrouw antwoord. “Oh, maar daar zit je helemaal aan de verkeerde einde van de weg. Rijdt maar richting een andere weg, dan kom je langs een soort van buurtschap en daar is een bedrijf met vrachtauto’s. Tegenover dat bedrijf ligt in de struiken. Het is een lange, kronkelige dijk, een kilometertje of zeven. Je komt langs verschillende verzamelingen van boerderijen, die met enige goede wil “buurtschap” genoemd kunnen worden. Er is er zelfs één met een kerk. Maar een bedrijf met vrachtauto’s? Ho maar. Aan het eind van die dijk, het dijkje gaat verder maar krijgt een andere naam, is de weg die mevrouw in tweede instantie genoemd heeft. Naar links gaat deze weg over de snelweg en loopt dood tegen de rivier en naar rechts is een wat grotere buurtschap, eentje die zelfs een naam heeft. Ik ga naar rechts. Als ik bijna die buurtschap uit ben zie ik links een boerderij met meerdere vrachtauto’s op het erf. Bingo! Ik zet de bus neer bij de eerste gelegenheid en loop terug langs de kant van de weg. Recht tegenover de uitrit van de boerderij met de vrachtauto’s ligt een dikke rode kater half onder de heg. Morsdood. Ik haal de chiplezer en een bakje uit de bus. Wederom: Bingo! Het dier is gechipt. Ik controleer het nummer en telefoonnummer, naam en adres van de eigenaar komen te voorschijn. Het adres is in ditzelfde buurtschap. Ik bel het nummer “Dit nummer is niet in gebruik”. Dan maar het beest langs brengen. Terwijl ik bezig ben komt een oud echtpaar voorbij. Die zijn de hond aan het uitlaten. Ik vraag naar het adres: “Hier direct om de hoek”. Ik rijd met de bus die kant op en inderdaad, nog geen honderd meter verder is het adres. Gezien de nummering moet ik het vierde huis hebben. Er staan er echter maar drie en dan begint een nieuwe nummering. Bij één van de huizen is wat werkvolk bezig. Ik vraag één van de mannen. “Dan moet je het eerste huis hebben en dan achterom”. Weer eens een alternatieve manier van nummeren. Maar dat kom je vaker tegen. In het buitengebied worden de huisjes vaak min of meer lukraak neergezet waardoor na verloop van tijd de nummering een volledig ondoorgrondelijk geheel wordt. Ik loop met het kratje met daarin de kat rond het huis. Geen nummer of bel te vinden. Of toch, op het hoek hangt een bel. Ik geef een tik tegen de klepel en een paar tellen later gaat de achterdeur open. Een oudere vrouw ziet me met de dode kat. “Is dat de onze”? Dat is het. Beschrijving, naam, adres, alles klopt. Mevrouw slikt even. Toch een beetje emotioneel, maar dat is niet gek. We praten even. Mevrouw vraagt het dier maar neer te leggen naast de deur. Dan zal ze hem zo wel begraven. Dan moet ik nog vragen om de voorrijkosten. Dat is geen enkel bezwaar. “Kan het ook kas”? Ook dat kan. Ik krijg dertig euro, de prijs is inmiddels alwéér verhoogd, en ik ga weer terug naar de bus. Nog even de administratie en melden dat ik klaar ben met deze melding. Ik ga weer op huis aan. | |
22-02-23 16:20:36 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.677 OTindex: 28.577 |
18.4: Minder of meerkoet Ik ben koud onderweg na de dode kat, gaat de telefoon weer. Nieuwe melding. Auto langs de kant van de weg, want het adres bekijken en invoeren doe ik liever niet rijdend. In het stadje aan de overkant van de rivier is een meerkoet gevonden. Heeft wat met de poten, kan niet lopen. Het adres is ten ene male onbekend, dus ik bel de melder. Foutieve spelling. Fonetisch en werkelijk is niet altijd hetzelfde. Logische fout, maar ik kwam er niet verder mee. Nu wel. Melder vertelt dat hij weer onderweg gaat maar dat ze bij de receptie het wel weten. Waar heb ik dat toch eerder gehoord. Maar als iedereen van goede wil is, dan gaat het vast wel goed. Dat gaat het meestal. Ik wordt via de hefbrug naar de overkant geleid. Natuurlijk moeten er net op dat moment maar liefst vier schepen door. Maar als die bootjes varende zijn dan gaat het best vlot. Ik kom uit op het industrieterrein. Daar is een vrij grote zaak waar ik moet wezen. Melder had me de naam gegeven, dus dat kon niet missen. Dat deed het dan ook niet. Ik stuiter naar binnen, introduceer mezelf en zeg dat ik voor de meerkoet kom. Kom maar mee, zegt het juffertje. In het magazijn staat een doos met daarin de meerkoet. Mensen hadden hem een bakje water gegeven en daarin had hij schijnbaar proberen te zwemmen, want de doos is kleddernat. “Ik pak wel een nieuwe” zegt het juffertje. Ondertussen haal ik de meerkoet uit de doos voor inspectie. De linkerpoot hangt er maar een beetje bij. Die is niet gezond. Situatie is duidelijk. Waarschijnlijk niet meer te redden, maar voor alle zekerheid toch maar naar de opvang. Die hebben er meer kijk op dan ik. Ik zeg dat zo tegen het juffertje. Die zegt dat het spijtig is, maar voor het beest beter dan om langs de kant van de weg te creperen. En zo is dat. De mens is meer begaan met dieren, soms, dan met de medemens. Het leven van een mens wordt soms tegen beter weten in tot in het oneindige gerekt. Ik doe de meerkoet in de droge doos en wordt beloont met een aantal stevige pikken in mijn hand. Het pootje is niet in orde maar de rest functioneert nog opperbest. Met de meerkoet in de doos ga ik via de achterdeur naar de bus. Ik geef een seintje naar de opvang. Die controleert of er niet toch per ongeluk vogelgriep in het spel zou kunnen zijn, maar ik heb vier beste pikken in de hand die dat logenstraffen. Voor de rest, zet maar in de groene krat dan zal ik er zo gauw mogelijk naar kijken. Als ik het beestje in de groen krat plaats ziet hij er nog minder jofel uit dan ik vermoedde. Hij schuift op zijn buik een hoekje in, echt niet wat een normale vogel zou doen. Ik vrees het ergste voor het beestje. Maar mijn taak zit erop, ik ga weer op huis aan. | |
23-02-23 10:08:01 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.677 OTindex: 28.577 |
Berichtjes van de Dierenambulance liggen weer even stil wegens gebrek aan kopij. | |
06-03-23 15:08:41 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.677 OTindex: 28.577 |
19: Van den Reynaerde Episch middeleeuws diergedicht 19.1: Verstopte vos In de loop van de avond gaat de telefoon. Melding. Op een boerderij in het buitengebied zit een vos verstopt in een hooiberg. Interessant. Hoe krijg je zo’n beest daaruit. Maar volgens de melder kun je prima in de buurt komen. Alweer een vraagteken, of eigenlijk niet. Als je bij een wild beest als een vos in de buurt kunt komen dan kun je er vergif op innemen dat het beest wat mankeert. “Ga maar ‘s kijken wat er aan de hand is, ben benieuwd” zegt de centrale. Omdat de boerderij helemaal buitenop ligt rij ik via een compleet andere route, dan via de ventweg de grote brug over en dan het eerste huis aan de linkerhand. Voordat ik doorheb dat ik er al ben rijd ik zowat de inrit voorbij. Het is een klassieke boerderij, huis, stal en een aantal bijgebouwen. Als ik uitstap komen de boerin en twee dochters van een jaar of tien, twaalf het hoofdgebouw uit. Ik pak de spullen die ik denk nodig te hebben, handschoenen als bescherming tegen bijten en een vangstok. Ik raak hopeloos verward in de vangstok en ruil die om voor twee grote netten. Daarvan weet ik tenminste hoe die werken. Dan loop ik de boerin achterna richting hooiberg. Eventuele bijgedachten laat ik hierbij achterwege. In de hooiberg, die grotendeels leeg is, wijst de boerin me waar het beest zit. Aan één kant staat een grote baal, aan de andere kant ligt een losse hoop. Daartussenin zit ‘ie. De ruimte tussen baal en bult is afgeschermd met een hek. Ik kijk over dat hek en warempel, daar ligt een vosje. Beest kijkt me aan maar verroerd verder geen vin. Ik klim over het hek en dan verdwijnt de vos achter de losse hoop. Daarin heeft ‘ie klaarblijkelijk een holte gecreëerd. Ik probeer hem nog bij de staart te pakken maar dat lukt niet. Ik overleg met de boerin. Conclusie: ik begin met het weghalen van de losse bult van ongeveer anderhalve meter hoog en boerin gaat met één van de netten de uitgang van het hol afschermen. Één van de dochters brengt me een riek en ik begin te graven. Zo simpel gaat dat nog niet. Het hooi is stijf op elkaar geperst. Maar na een tijdje kom ik bij een holte achter de bult. Nog even doorgraven en dan kan ik misschien het beest met de steel van de riek opjagen, het net van de boerin in. Ondertussen is de boer ook al komen kijken. Die pakt het tweede net in een poging zijn eega te assisteren. Als ik de holte voldoende geopend heb duw ik de steel richting vos. Het beest steekt de kop uit het gat waar het net van de boerin klaar hangt en schiet weer terug. Beetje verder graven en dan kan ik wat verder komen met de steel. En dan lukt het. Het beest komt naar buiten en zit gevangen in het net. De boerin tilt geholpen door haar man het dier over het hek de hooiberg zelf in. Op de knieën in het hooi bevrijd ik het dier uit het net. Voorzichtig dat ‘ie me niet ontglipt. Maar het dier is aardig mak. Véél te mak als je het mij vraagt. Probeert niet eens te bijten of zo. Als ik het dier optil ziet de boerin wat hangen.”Ach nee, die heeft een stuk darm uit z’n gat hangen”. Boerin had zoiets al vaker gezien en wist wat dat betekende. Dochters nog niet en die vragen natuurlijk. Moeder verklaart zo goed en zo kwaad als het gaat. Ik vertel wat ik verder ga doen: contact opnemen met de centrale en dan zal het wel een enkeltje dierenarts worden. Ondertussen zet ik het dier in het vaste hondenhok in de bus. Daar zit ‘ie veilig en secuur. Na consult met de centrale bel ik met de dierenarts van dienst. Dit keer in de grote stad, vlak bij het asiel. Ik ben er al vaker geweest. Ik vertel wat de boerin en ik geconstateerd hebben. “Kom maar direct”, zegt de dierenarts, “Hoe lang duurt dat”? Ik zeg dat ik helemaal buitenop zit, zeker twintig minuten tot een half uur draaien. Ik neem afscheid van de familie en ga voorzichtig richting grote stad. Je wilt zo’n beest niet méér ongemak veroorzaken dan ‘ie al heeft. Rond deze tijd, het is zowat half negen in de avond, is het niet druk meer dus ik kan redelijk doorrijden. Bij de dierenarts komt deze al naar buiten om te kijken of ik ook hulp nodig heb. Dat is niet nodig, het dier is veel te dociel. Dierenarts gaat me voor naar de behandelkamer. Beest op de tafel en onderzoek. Dan blijkt dat het niet een stuk darm is wat eruit hangt, maar dat het scrotum openligt en dat wat eerst een stuk darm leek een bungelende teelbal is. Beestje is ver heen, zegt de dierenarts, maar hij wil toch proberen er wat aan te doen, een dergelijke operatie is niet echt gecompliceerd. Arts legt een infuus aan en begint de narcose via het infuus. Als het dier voldoende buiten westen is assisteer ik met het intuberen. Als de arts de functies controleert schudt hij het hoofd. Hij doet het niet meer. Arts vermoedt dat het dier al langer met deze verwonding heeft rondgelopen en al te veel verzwakt was. Daarbij de stress van het vangen, de rit en de dierenarts. Dat alles was teveel van het goede. Voor alle zekerheid geeft de arts nog een spuitje voor het geval het dier nog niet geheel dood is. Nog even wachten en dat is dat. Je kunt ze niet allemaal beter maken. Voor de arts zit de volgende patiënt alweer te wachten, een kater met plasproblemen. Ik ga met m’n vosje op huis aan. Bij de eerstvolgende gelegenheid langs brengen bij het kadaverstation. | |
06-03-23 15:35:35 | Buick Oudgediende WMRindex: 5.640 OTindex: 1.132 |
Spannend verhaal, maar wel een triest eind. Arm beest. | |
07-03-23 09:05:12 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.677 OTindex: 28.577 |
19.2: Haasje het haasje Kort voor de overdracht toch weer een melding. Een jonge haas, het is weer de tijd dat de jonge beesten voor gaats komen, is gegrepen door een kat. Melder heeft hem in een doos gedaan en ik mocht gaan kijken of er nog wat aan te doen valt. Ik overleg nog even met de centrale wat te doen en waar heen te brengen en hoe we de aflos zullen doen, en dan ga ik onderweg. Melder bellen dat ik onderweg ben. In gesprek. Oké, dan ga ik wel op de bonnefooi. Ik ben net zeven kilometer onderweg belt de centrale weer. Het is niet meer nodig, beestje is toch overleden. Het is niet anders. Bij de eerstvolgende rotonde, nog geen honderd meter verderop, gooi ik de bus in de rondte en ga weer op huis aan. Kort ritje dit keer. | |
07-03-23 09:19:07 | venzje Oudgediende WMRindex: 22.620 OTindex: 7.915 |
Voor mijn verjaardag kreeg ik van onze poes een muis. Helemaal dood. Gelukkig maar, want zo'n zieltogend diertje te moeten afmaken vind ik geen cadeautje. | |
07-03-23 09:33:24 | allone Oudgediende WMRindex: 52.006 OTindex: 93.469 |
@venzje: Toch is dat idd wat katten ons cadeau geven | |
08-03-23 18:31:50 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.677 OTindex: 28.577 |
19.3: Zieke vleermuis Weer een paar dagen later, vroeg in de avond. Iemand heeft vlak bij het plaatselijke zwembad een vleermuis gevonden. Ik ben net onderweg van de collega van wie ik de bus heb overgenomen. Via de handsfree neem ik het gesprek aan en ben nog net op tijd om de juiste afslag te nemen in de richting van de stad van het zwembad. Even de bus langs de kant om het adres goed over te nemen. Iedereen weet natuurlijk waar het zwembad is, maar ik ben niet echt bekend in de stad dus ik speel liever op zeker. Via de Domdom wordt ik naar een complex geleid met een groot parkeerterrein, het plaatselijke gemeentehuis en een sporthal. Maar waar is nu dat verdulde zwembad? Het is inmiddels donker dus niet verlichte opschriften zijn niet meer te lezen. Ik zet de bus neer op een vrij plekje en stap uit. Ik schiet een voorbijgangster aan en vraag haar waar of het zwembad gelokaliseerd is. Dat blijkt nog een stukje verderop te zijn, aan het verre eind van de parkeerplaats. Ik pak een kleine box en de zaklantaarn en loop richting zwembad. De melder heeft keurige instructies gegeven waar het diertje zou zitten. Als ik naderbij kom stapt een man uit een geparkeerde auto. Dat is de melder. Die heeft gewacht tot de dierenambulance kwam opdagen. Dat maakt het een stuk makkelijker. De melder wijst me waar het diertje zit. Tegen de muur van het gebouw in een hoekje zit inderdaad een vleermuisje. Ik pak het op. Beest blijft even haken met een pootje maar dat is vlot verholpen. Melder en ik bekijken het even. Behalve dat het dier ondanks de behandeling rustig blijft zitten zie ik er verder niets loos mee, maar ik heb dan ook totaal geen sjoege van die beesten. Ik vertel de melder dat ik het diertje naar de opvang in de grote stad ging brengen. Melder kende die opvang. Daar zullen ze wel verder kijken. Terug in de bus bel ik de opvang, het is buiten kantooruren, dat ik er met een vleermuis aan zit te komen. Dat mocht van de opvang. Als ik daar aangekomen ben bel ik aan. De beheerder doet open en zegt: “O, ja , dat is de vleermuis”. Samen lopen we naar achteren waar de diverse kooien zijn. In het schuurtje met de quarantaine-afdeling neemt hij het beestje van me over. Ik blijf buiten. Als de beheerder terugkomt met de lege box zegt hij dat het beestje er niet best uitzag. Onder het ongedierte en zo. Maar mijn taak zit er op. Ik ga weer op huis aan. | |
09-03-23 09:07:44 | venzje Oudgediende WMRindex: 22.620 OTindex: 7.915 |
Vleermuizen zijn berucht om de meeliftende parasieten. Vlooien, mijten, teken, je vindt ze allemaal op de vleermuis. En ook de vleermuisvlieg: een meestal vleugelloze luisvliegensoort die leeft van het bloed van de gastheer (gastdame?). Vergeleken bij de luizen en de vlooien zijn dat nog best forse beesten Het grappige is dat zo'n vleermuisvlieg zelf óók weer parasieten kan hebben. Zoals de Laboulbeniales, een schimmel die parasitair leeft op insecten. (Hier te zien op een lieveheersbeestje.) . | |
09-03-23 12:34:16 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.677 OTindex: 28.577 |
19.4: Waterkoet of meerhoen? De andere dag zit ik net aan de koffie of de telefoon gaat. Twee meldingen in één. De eerste betrof een aangereden meerkoet nabij de brandweerkazerne aan een doorgaande weg in de stad. Melder had het beestje aan de kant van de weg opgeraapt en bij de brandweer in bewaring gegeven. De tweede betrof een dode kat aan de kant van de weg in het rayon van de andere bus. Maar de andere bus was bezig, of ik die kat kon doen. Natuurlijk. ‘t Is ietsje verder rijden, maar ik hoef de diesel niet te betalen. Bovendien, zo gek veel verder is het van mijn standplaats nou ook weer niet. Eerst maar naar de brandweer voor dat waterhoen. Levende dieren gaan voor dode. Ik naar de brandweerkazerne. Da ’s makkelijk. Het is een grote kazerne met een behoorlijke parkeerplaats. Ik zet de bus neer en haal een box tevoorschijn. Ik zie een bordje “receptie”. Daar zullen ze vast meer weten. Bij de schuifdeuren aangekomen gaan deze niet open. Maar er komt net een man van de trap af en die opent de deur voor me. Ik maak mezelf bekend, voor zover dat met m’n dienstjasje nodig is, en zeg dat ik voor de waterhoen kom. Mijnheer weet van niets. Maar, “kom maar mee, misschien weet één van de anderen er vanaf”. De eerste die gevonden wordt weet ook van niets, maar de tweede, die van buiten komt weet het wel. Een vrouw, de melder, had een meerkoet achtergelaten. Geen waterhoen dus. Meerkoet was volledig verdwaasd en buiten in het zonnetje op een handdoek neergelegd. Wij in optocht naar buiten. Handdoek lag er nog, meerkoet niet meer. Die was waarschijnlijk vanzelf opgekalefaterd en er van tussen gegaan. Verstandig van dat beest. Nog even gekeken bij het vijvertje voor de kazerne. Daar dreef wel het één en ander aan gevogelte, maar of de bewuste meerkoet daar tussen zat is natuurlijk niet meer na te gaan. Ook niet belangrijk, natuurlijk. Ik neem afscheid van de brandweer en ga onderweg richting aangereden kat. | |
10-03-23 10:35:47 | venzje Oudgediende WMRindex: 22.620 OTindex: 7.915 |
10-03-23 12:02:26 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.677 OTindex: 28.577 |
19.5: Kat aan de straat Voor de plaats waar het dier zich bevind heb ik een straatnaam gekregen en een kaartje met daarop de plaats aangegeven. Daarnaast een korte beschrijving: tweehonderd meter vanaf een zijweg in de richting van een met name genoemd dorp. Duidelijk. Ik tuf in de richting van de aangegeven plaats. In de buurt aangekomen blijkt de beschrijving te kloppen als een zwerende vinger. En eenieder die wel eens eens zwerende vinger gehad heeft weet hoe dat kloppen kan. Ik zet de bus op een dammetje vrijwel exact op de aangegeven plaats. Als ik uitstap kijk ik voor alle zekerheid onder de bus om zeker te weten dat ik niet té precies geparkeerd heb. Alarmlichten en flitsertjes aan om aan te geven dat er werkzaamheden gaande zijn. Ik loop een goede honderd meter in de richting van het dorp. Noppes. Dan naar de overkant weer terug tot aan de zijweg. Nog een keer noppes. Dan weer aan de kant van de bus weer terug. Voor de derde keer noppes. Denkelijk heeft iemand het beest in de tussentijd meegenomen of in een sloot gezwiept. Dat zou ook niet de eerste keer zijn. Ik bel de melder. Er wordt niet opgenomen. Dan een seintje naar de centrale dat het niets geworden is en dat ik weer op huis aan ga. Onderweg naar huis gaat de telefoon. Waarschijnlijk de melder, maar ik kan niet opnemen omdat zij belt via de WhatsApp en die schakeling draait niet met de handsfree. Als ik thuis ben gaat de telefoon nog een keer. Inderdaad de melder. Ik vertel dat ik op de aangegeven ben geweest en niets heb aangetroffen. Ze bevestigt de locatie maar voor de rest is er weinig aan te doen. Voor de zoveelste keer voor nop gereden. Maar ook dat hoort erbij. | |
11-03-23 16:37:34 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.677 OTindex: 28.577 |
20: Zwaan kleeft niet aan Zwaan kleef aan: Sprookje (De gouden Gans) van Grimm. 20.1: Zwaan in de wei Vroeg in de middag krijg ik maar liefst twee meldingen tegelijk. Hollen of stilstaan lijkt het. De vorige dag dat ik dienst had, had ik helemaal niets te doen. De eerste die binnenkwam betrof een kat die al een tijdje bij een winkel van de Action rondliep. Één van de collega’s had het niet-gechipte dier een belbandje omgedaan in de hoop dat een eigenaar zich zou melden. Dat gebeurde niet, en in zo’n geval halen we het beest op en brengen het naar het asiel. De tweede melding betrof een zwaan met een lamme vleugel, ergens in een weiland. Dat katje zat al een paar dagen in die winkel, daar gebeurt niets mee. Eerst maar naar die zwaan. Het adres was me totaal onbekend en was gelardeerd met aanwijzingen en foto’s van de situatie. Domdommetje wist er echter wel raad mee, dus ik die kant op. Zoals gebruikelijk belde ik de melder met het bericht dat ik onderweg was. De vrouw die antwoordde gaf nog een paar instructies over het hoe en waar en was bovendien genegen om eventueel te helpen: “Als het nodig is spring ik in de auto en ben dan met vijf minuten daar”. Eerst maar eens zelf proberen en ik bedank mevrouw. Op de bewuste kruising aangekomen kloppen de foto’s die mevrouw had opgestuurd. Ik was inderdaad ter plekke. Volgende probleem was wélke zwaan. Er waren in de nabijheid twee groepjes. Één van vier zwanen en één van zes. Familiegroepen zo te zien. Ik pak het grote net uit de bus en loop het weiland in, in de richting de kleinste groep. Op de foto’s was een solitaire zwaan te zien, maar er wás geen solitaire zwaan in de buurt. Ik sop door het natte gras, het had net geregend, naar de zwanen. Als ik naderbij kom gaan er drie op de wieken. Eentje blijft achter. Hoopvol teken. Tenminste voor mij. Niet voor die zwaan. In eerste instantie waggelt hij voor me uit maar gaat dan toch met veel misbaar op de wieken. Goed. Die mankeert niets. Dan maar naar de andere groep. Die zit wat verder weg. Weer over het hek, over de straat en het andere weiland in. De schoenen zijn inmiddels drijfnat. Als ik naderbij kom vliegen vijf van de zes op. Nummer zes blijft zitten. Weer een hek over naar het volgende weiland en dan merk ik dat het beest wel weg wil, maar op de een of andere manier niet kan. Hij waggelt voor me uit richting sloot en schuift vervolgens de sloot in. Sloot is te breed voor mijn net en het beest blijft netjes aan de overkant. Maar ik kan hem drijven. Met uitgestrekte arm en het net zover mogelijk uitgestrekt is het voldoende om het dier te verontrusten. Hij blaast een beetje maar zwemt wel netjes voor me uit. Weer terug over het hek en dan probeert hij op de wieken te gaan. Dat lukt niet. Hij mankeert echt wat aan de vleugel, al kan het nooit veel zijn. Aan het eind van het weiland maakt de sloot een haakse bocht en wordt iets smaller. Het drijven gaat wat makkelijker. Opeens komt de zwaan wat dichterbij en ik kan het net over zijn lijf gooien. Ik trek hem naar me toe maar als ik hem uit de sloot wil trekken ontglipt hij me toch weer. En het verhaal begint overnieuw. Maar ik drijf hem richting het dammetje waar ik het weiland opgegaan ben en daar kan hij niet verder. Daar gooi ik het net weer over hem heen en nu lukt het wel. Daar zit ik met een zwaan in een netje. Toen ik met dit werk begon heeft één van de meer ervaren krachten me de tip gegeven dat je een zwaan onderaan de hals moet vastpakken. “Dan doet ‘ie niets meer”. Ik pak de zwaan bij de hals en inderdaad. Hij vindt het niet leuk en is gemeen aan het sissen en blazen maar veel verweer geeft hij niet. Ik trek hem uit het net en stop het dier onder een arm. Met de andere hand houd ik nog steeds de hals vast. Op die manier loop ik naar de bus. Gelukkig is het niet ver. Met één hand de bus openmaken en met de andere nog steeds de zwaan bij de hals. Ik stop hem in de grootste bak die we hebben en die bak in het hondenhok. Er hoort een speciale zwanenzak in de bus te liggen maar die zie ik zo gauw niet. De bak is eigenlijk te klein voor zo’n grote vogel, maar met een beetje goede wil gaat het. Ik bel de opvang. Die kan ik geruststellen op het gebied van vogelgriep. Daarvan is geen sprake, gelukkig. “Goed, zet maar in hok dertien”. Ik rijd naar de opvang daar moet ik even zoeken naar hok dertien, maar na het proberen van wat deurtjes vind ik hok dertien. De beheerder was denkelijk ergens anders bezig, maar dat is geen probleem, ik heb de sleutel. Ik doe de noodzakelijke administratie en kan verder met de volgende patiënt. | |