Detectorzoekers hebben vorig jaar een flinke goudschat gevonden in een boomgaard in de Betuwe. De goudschat is gepresenteerd door archeologen van de Vrije Universiteit Amsterdam en de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed.
De schat bestaat uit minimaal 42 munten en is ergens rond 460 na Christus begraven. Het West-Romeinse rijk viel enkele jaren daarna, namelijk in het jaar 476. De detectorzoekers vonden 23 gouden munten op het perceel in Lienden, maar de zoektocht ging verder in de archieven. Zoals verwacht zijn in het verleden nog 19 andere munten gevonden op het perceel, namelijk in de negentiende eeuw en aan het begin van de twintigste eeuw. In 2012 vonden andere zoekers acht gouden munten op dezelfde plek. De onderzoekers vermoeden dat de goudschat oorspronkelijk nog groter was, maar dat veel munten voor 1840 al zijn opgegraven.
De munten zijn alle zogenoemde solidi. Dit was de Romeinse gouden standaardmunt uit de late vierde en vijfde eeuw. 29 munten zijn aan het eind van de vierde of het begin van de vijfde eeuw geslagen, namelijk vijf van Valentinianus II, tien van Honorius, dertien van Constantijn III en één van Jovinus. Van sommige munten is niet bekend door welke keizer ze zijn geslagen. Ook zijn er munten uit het midden van de vijfde eeuw, namelijk één munt van Johannes, acht stukken op naam van Valentinianus III en tenslotte de jongste munt of sluitmunt van Majorianus. De munten van de schat zijn dus gespreid over een lange periode geslagen door verschillende keizers. Een dergelijke gemengde samenstelling blijkt kenmerkend voor alle Laat-Romeinse solidusschatten.
De onderzoekers noemen de goudschat uit Lienden heel bijzonder. Niet eerder is er zo’n grote solidusschat aangetroffen in Nederland. Daarnaast is het de allerlaatste Romeinse muntschat uit Nederland. De sluitmunt is van keizer Majorianus, die regeerde van 457 tot 461. Dit betekent dat de schat rond 460 of kort daarna zal zijn begraven. Het West-Romeinse rijk eindigde in 476 toen de laatste keizer werd afgezet. Ondanks het grote aandeel van oudere solidi uit de late vierde en het begin van de vijfde eeuw in de schat, is het waarschijnlijk dat deze in één keer is ontvangen van een Romeinse gezagsdrager.
Naar aanleiding van de vondst heeft er een uitgebreide bodemopgraving plaatsgevonden. Helaas zijn er geen nieuwe munten gevonden. Daarnaast werden geen scherven gevonden van aarde of metalen vaatwerk. Dit betekent dat de schat in de vijfde eeuw mogelijk in een buidel van leer of textiel is begraven. Wel troffen onderzoekers de onverbrande botresten van drie mensen aan.
Helaas zijn er bij nieuwe opgravingen geen munten meer gevonden.
De goudschat is door de vinders en de grondeigenaar in langdurig bruikleen afgestaan aan Museum Het Valkhof in Nijmegen. Daar kunnen bezoekers de komende tijd de bijzondere bodemvondst bekijken.
Foto