Dierenambulance 2 | |
13-09-24 13:56:19 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.675 OTindex: 28.577 |
14.2: Gevallen gans Vroeg in de avond van dezelfde dag weer een telefoontje. In het park wat in de Middeleeuwen de vestingwallen waren was een “drijfsijsje” aangetroffen. Drijfsijsje is een hoofdstedelijke term voor alles wat op een vogel (sijsje) gelijkt en op het water drijft. Melders, volgens de centrale een stel jonge meiden, konden het er niet over eens worden of het een eend danwel een gans was. Het dier kon, volgens de melders, niet vliegen en liep slecht. Aan die singel ben ik vaker geweest voor allerhande drijvend gevogelte dus ik wist waar ik zijn moest. Ik rijd langs de viskraam de singel op en na nog geen honderd meter staan er mensen te zwaaien. Het is inmiddels zwaar aan het schemeren. Goed te zien is het niet. Wat er staat aan lantaarns geeft nauwelijks licht. Maar ik heb het gevonden. De melders blijken drie jonge dames van adolescente leeftijd. Ze wijzen me de eend/gans. Zo in de schemer kan ik ook niet ontwaren wat voor beest het eigenlijk is. Het dier probeert wel te ontkomen als je te dichtbij komt. Dat vraagt om maatregelen. Ik haal het middelgrote schepnet uit de bus. De bijbehorende steel laat ik liggen. Met het net loop ik naar de gans. De drie jongedames staan er half omheen, half bang, half nieuwsgierig en voor de derde helft van goede wil om behulpzaam te zijn. Van een afstandje gooi ik het net over de gans. In één keer raak. Dat het geluk met de dommen is, is bij dezen weer eens aangetoond. Één van de jongedames zegt: “goh, dat gaat makkelijk”. Ik mompel iets van dat het niet de eerste keer is. Ik haal de gans uit het net, doe met de elleboog de bak open en doe het dier in de bak. Het dier is verrassend sterk en weert zich flink. Zo op het oog zou je zeggen dat er weinig mee mis is. Maar ik heb wel het verhaal van de melders. Bovendien heb ik het beest wel érg makkelijk te pakken gekregen. Toch maar naar de opvang. De opvang hier in de stad is wegens de vakantieperiode gedeeltelijk gesloten, dus wordt het de opvang in de grote stad. Ik communiceer dat naar de jongedames. Die hadden van die opvang nog niet gehoord. Oké, dan weten ze het nu. Ik gooi de box met gans in de bus, stap in en bel met de opvang in de grote stad. Kom maar door zegt die. De vrijwilligers zijn rond deze tijd vertrokken, maar de beheerder woont op de opvang. Kan die de honneurs waarnemen. Op de opvang aangekomen zet ik vooraan de bus neer en loop naar het woonhuis. Een ruk aan de trekbel en de beheerder komt naar buiten. Even zwaaien naar de automatische verlichting en op een tafeltje buiten inspecteert de beheerder het beest. Zo in het licht lijkt het verdacht veel op een gans. En dat is het ook. Een klein soort gans. De inspectie toont geen bijzondere mankementen. “Maar laten we hem toch maar even in observatie houden”. Daarmee heb ik weer m’n job gedaan en kan op huis aan. | |
14-09-24 17:03:00 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.675 OTindex: 28.577 |
14.3: Ooievaar met molentjes De volgende dag zit ik net aan mijn eerste bak koffie als de telefoon gaat. Beetje gek bericht, eigenlijk niet voor ons. Op het industrieterrein in de stad is een dode ooievaar gevonden, recht onder een windmolen. Dode wilde dieren zijn niet voor ons, die zijn voor de eigenaar van het grondstuk of voor de beheerder daarvan. Bij een windmolen denk je dan al gauw aan de elektriciteitsmaatschappij of aan een overheid. Nu hebben beide, en nog wel meer grote instanties, een naam te verliezen op het gebied van traag optreden en het van zich af schuiven van verantwoordelijkheden. Zeker als het in het weekend is. Dan ligt eenieder achter Kaap Kont. Meest praktische, en ook pr-gunstige, oplossing is het beest toch maar op te halen. Anders ligt ‘ie er over drie weken nog. Tenminste, datgene wat de maden er van over hebben gelaten. Ik ga dan ook onderweg. In de melding was er sprake van een adres en het feit dat er een klein hek open zou staan. Nu ken ik dat adres van een vorige gelegenheid (12.4: Een niet zo zatte meeuw). Van die melding wist ik dat het een groot bedrijf is met meerdere ingangen. Ik rijd dan ook langs het bedrijf tot ik, direct onder een windmolen, een relatief klein hek ontwaar. Er vlak naast is parkeergelegenheid, onofficieel, maar er staan meer auto’s. Ik parkeer de bus en stap uit. Teruglopen naar dat hek, en inderdaad, erachter ligt een dode ooievaar. Niet geheel fris meer, maar zo in de zomer is dat natuurlijk al gauw zo. Ik probeer het hek open te maken. In tegenstelling wat ik via de centrale te horen gekregen heb is het hek op slot. Ik loop even heen en weer om te zien of er een alternatieve ingang is. Niet in het zicht. Dan bel ik de melder. Die zegt: “Oh ja, dat hek heeft een gebruiksaanwijzing”. Een paar minuten later komt mijnheer naar het hek en met wat gefochel komt het hek zodanig op een kier dat ik er door kan. Handschoentjes en plastic vuilniszak had ik al bij me. Mijnheer houdt de zak open en ik stop de ooievaar er in. Met een beetje vouwen, het lijk is nog, of alweer, slap, gaat dat prima. Ik praat nog even na met mijnheer. Ik vertel dat dit eigenlijk niet onze taak is maar dat de autoriteiten wiens taak het wel is het er een enkel keertje bij laten zitten. Mijnheer vraagt naar de reden van overlijden. Ik wijs naar boven. Het is natuurlijk maar een vermoeden, maar alle kans dat de windmolen die boven ons staat te wieken hier de schuldige is. Dan neem ik afscheid. Het is zaterdag ochtend en de milieustraat is nog open. Normaal brengen we een overleden wild dier terug in de natuur maar in dit geval, een grote, opvallend witte vogel, breng ik hem toch maar naar de kadaverbak. Bijkomende reden is dat het om de hoek is. Nadat ik de ooievaar heb afgeleverd ga ik terug naar huis. | |
15-09-24 14:49:40 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.675 OTindex: 28.577 |
14.4: Poortwachter duif Even later gaat de telefoon opnieuw. Iemand heeft bij één van de oude stadspoorten, uit 1400, een duif aangetroffen die er niet best aan toe was. Ze kon er niet bijblijven en kreeg daarom het advies om het dier op een goed zichtbare plaats in een doos achter te laten. Ik kreeg het verzoek om me te plaatse te begeven om het dier op te halen. De poort is een rijksmonument en in het Domdommetje onmiddellijk te vinden. Ik kan er zo naar toe rijden. Parkeren is ook geen probleem. Als er geen parkeerhaven vrij is dan zet ik de bus naast de poort in het gras. Dat mag wel niet, maar een dierenambulance heeft, zeker met de oranje flitsers aan, toch wat minder last van overijverige parkeerwachters. Als ik aan kom rijden is er binnen redelijke afstand van het gebouw inderdaad geen enkel plekje vrij. Dan maar in de berm. Die is breed genoeg voor de hele bus. Ander verkeer kan er makkelijk langs. Flitsertjes aan en zoeken maar naar die duif. Dat zoeken gaat heel makkelijk. Ik kijk eerst aan de stadkant van de poort. Niets. Dan door de poort het singelpark in. En daar staat direct in het zicht, een bananendoos naast een bankje op de hoek van twee paden. Op de doos is een servet geklemd met als opschrift. “Niet wegnemen. Gewonde duif. Dierenambulance komt ophalen”. Heel netjes van de melder. Ik doe de doos open en daar zit inderdaad een zeer jonge duif zielig te wezen. Ik pak de duif er uit. Korte inspectie. Geen echte ongerechtigheden te zien. Toch beweegt en reageert het dier niet zoals een gezonde duif zou reageren. Daar mogen verstandiger mensen dan ondergetekende zich over buigen. Conclusie: naar de opvang. Ik doe de duif in een transportbox, de doos neem ik mee. Er is zo gauw geen afvalbak te herkennen. Bovendien, een doos komt nog wel eens van pas. Terug in de bus meld ik wat ik heb aangetroffen en dat ik het die naar een duivenopvang in een dorp nabij de grote stad zal brengen. Dan bel ik de melder op om te vertellen dat ik de duif in goede staat heb aangetroffen en dat het dier naar de opvang gaat. Als laatste bel ik de opvang om te vertellen dat ik er aankom met een duif. Beheerder is niet thuis “Zet maar in het hok met ‘aanvliegers’”. Ik zeg dat het een heel jong exemplaar is, nog half in de dons. Dat verandert de zaak “Zet ‘m dan maar in een lege kooi erboven, bakje water er voor hangen”. Ik rijd naar de opvang en daar handel ik volgens de instructie. Papiertje met de gegevens schuif ik opgevouwen onder het deurtje. Klaar. Dan is het tijd om naar het dorpsfeest in één van de dorpen in onze regio te gaan. Één van de collega’s heeft de rest uitgenodigd om dit bij te wonen. Dankzij deze melding ben ik twintig minuten te laat voor de afspraak. We zouden bij haar huis verzamelen en dan op de fiets naar het feest. De fiets heb ik al achterin de bus. Ik stuur een berichtje dat ik te laat ben. Collega komt terug met het nieuws dat ze nog niet weten waar ze zullen zijn. Als ik de bus bij haar huis parkeer nog maar even een berichtje sturen, dan komt zij met het adres. | |
16-09-24 11:39:21 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.675 OTindex: 28.577 |
14.5: Gebonden hond Ik kom zoals in het vorige verhaaltje aan bij de collega. Berichtje gestuurd en zij komt met een kaartje van ‘Maps “Wij zitten hier”. Geen idee waar “hier” is, ik ben niet bekend in het dorp. Maar op ‘Maps gezocht en het meest nabijgelegen adres gevonden. Dat ingevoerd op het Domdommetje van mijn elektrieke fiets (die heeft zo’n ding van nieuwbouw ingebouwd) en ik ga onderweg. Halverwege kom ik bij het feest. De rest moet ik lopen want met de fiets is er geen doorkomen aan. Bij het adres aangekomen blijkt dit inderdaad de uitspanning te zijn waar de kudde heeft plaatsgenomen. Na een goed uur mezelf afvragen waarom ik geen oorwarmers (gehoorbeschermers) heb meegenomen (de plaatselijke kermis is vlakbij) komt collega op me toe: “je hebt een melding”. Ik had de telefoon vlak voor mijn neus op tafel liggen juist vanwege deze eventualiteit maar vanwege de herrie niet gehoord. Ik stuiter naar binnen waar de geluidsdemping het niveau tot aanvaardbare proporties terugbrengt en bel de centrale. Die had inderdaad een melding. In de stad was een vastgebonden hond waargenomen. Het beest zat er al van vroeg in de middag, inmiddels vier uur geleden. Politie was ook al ingeschakeld, maar die hadden geen chiplezer. Ze waren wel héél erg geïnteresseerd naar de personalia van de eventuele eigenaar. Of ik die via de centrale kon doorbellen. Ik op een draf naar mijn fiets en dan in de hoogste versnelling, voor zover het verkeer het toelaat, naar de bus. Fiets in de bus en met vliegende vaandels richting stad. Rijtijd ca drie kwartier. Het is even zoeken. Het opgegeven adres is aan de achterzijde van een plaatselijke supermarkt. Niemand te zien. Ik stap uit en loop een rondje rond het complex. Als ik bij de hoofdingang van die supermarkt ben aangekomen zie ik nabij een zijingang een vrouw zwaaien. Ik loop er heen. Mevrouw is één van drie dames op leeftijd die de hond gevonden en verzorgd hebben. De hond lijkt op een Stafford. Goed verzorgd, gezeggelijk en aanhankelijk. Niks mis met het beest. Ik lees de chip uit. Alleen een telefoonnummer. Normaal zou ik direct dat nummer bellen maar omdat nu ook de politie er bij betrokken is eerst maar eens kortsluiten met de centrale. De centrale houdt even ruggespraak en zegt dan dat ik het nummer kan bellen. Ik bel het nummer. Een man antwoordt. Nee, de hond is niet zoek. Gevonden? Misschien heeft mijn dochter de deur open laten staan. Na even heen en weer gepraat te hebben zegt de man dat hij het dier komt ophalen. Gelijk zeg ik dat er kosten aan verbonden zijn. Dat is geen probleem. Een aantal minuten later komt mijnheer aangedraafd. Heel verhaal in het kort. Kort geleden was een goede vriend overleden en daar was hij nog confuus van. Hij had bij de supermarkt boodschappen gedaan en de hele hond vergeten. De tijd die hij noemde klopte, inmiddels al zes uren geleden. Toen ik belde was hij samen met zijn vrouw in een andere supermarkt. Naar aanleiding van dat gesprek had zijn vrouw hem op het juiste spoor gezet. “Ik schaam me diep”. Mijnheer bleek een goede bekende van één van de meldsters. De situatie was dus eigenlijk heel banaal, alleen een beetje eigenaardig dat het zo lang geduurd had. Toch neem ik de gegevens van mijnheer over ten behoeve van de politie, zonder te vermelden dat het voor de politie is. Politie inzet lijkt mij niet nodig maar daarover kan de politie beter oordelen dan ik. Mijnheer neemt zijn hond mee na duizend excuses en bedankjes. Ondertussen heb ik mijn dertig euro kas in de handen gedrukt gekregen. De drie dames gaan huns weegs en ik bel de gegevens en bevindingen door naar de centrale. Routine rapportje schrijven, eind goed al goed. Ik ga op huis aan. | |
17-09-24 09:26:54 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.675 OTindex: 28.577 |
14.6: Verwaaide duif Op de terugweg van de laatste melding is het plotseling vies weer. Dikke regen, rukwinden, donder en bliksem. Onderweg de nodige afgewaaide takken moeten ontwijken. Ik ben nog maar net thuis, gaat de telefoon. Via de brandweer is een melding binnengekomen over een afgewaaide tak met daarin een nest met jonge vogels. Ga maar kijken en zie wat je er aan doen kunt. We zijn een beetje onthand, want de beheerder van onze meest gebruikelijke opvang is met vakantie. Hij heeft een vervanger geregeld maar die is maar beperkt bereikbaar en nu is zo’n moment waarop zij niet bereikbaar is. Eerst maar eens gaan kijken. Het adres is in een bekende straat waar ik wel vaker langskom. Als ik aan kom rijden staan aan de overkant een aantal bomen waar het een en ander aan takken is uitgewaaid. Ik stap uit. Volgens mijn gegevens zou het een boom in een tuin betreffen. Terwijl ik kijk waar het adres precies is komt een vrouw de deur uit. “Daar, in één van de bloembakken, daar ligt ‘ie”. Aan het tuinhekje van de buren hangt een stelletje bloembakken. In één van de bakken, tussen de plantjes, zit een jonge duif, nog half in de dons. Dat zal dat nest wel zijn. Ik pak een bakje uit de bus en doe het vogeltje in de bak. Het is een jonge duif, dus die kan zonder bezwaar naar de duivenopvang. Vandaag al de tweede, en gisteren ook al. Dat gaat vlot op deze manier. Ik bel de opvang en vermeld weer dat het een zeer jong exemplaar betreft (zie melding 14.4: Poortwachter duif). De reactie is dan ook gelijkluidend: Alleen in een lege kooi en een bakje water er voor hangen. Met die instructie ga ik onderweg. Bij de opvang handel ik volgens instructie, net als hiervoor een briefje met de gegevens onder het deurtje en klaar. Op de weg terug is de brandweer al op diverse plaatsen in de weer om de weg vrij te maken van afgewaaide takken en wat dies meet zij. Zo hier en daar heeft er een beste puist wind gestaan. | |
18-09-24 09:35:00 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.675 OTindex: 28.577 |
15: Van links naar rechts Naar de ballade van de Snollebollekes 15.1: Knokkende reigers De volgende dag komt er een melding binnen over een gewonde reiger. Dat beest schijnt zich op te houden in de buurt van de plek waar ik eerder naar een dode kat heb gezocht (12.6: Is ‘ie er of is ‘ie er niet). Er is sprake van hetzelfde bruggetje over een sloot met aan weerszijden van de sloot zowel een voetpad als een fietspad. Over het brugje rechts en dan tweehonderd meter verder, daar zit ‘ie. Er is sprake van twee reigers, mogelijk een echtpaar. Als ik kom aanrijden steek ik het brugje over en rijd het straatje in dat iets verderop de oever van de sloot vormt. Na naar schatting tweehonderd meter zet ik de bus aan de kant en stap uit. Iets verderop is een vrouw in de tuin bezig. Zij vraagt: “Komt u voor de reiger”? Inderdaad, daar kwam ik voor. “Maar zit u aan de verkeerde kant, voorbij het brugje aan de linkerkant, niet de rechter daar waren twee reigers aan het vechten. één ervan had al een kapotte poot”. Ik stap weer in de bus en rijd terug naar het brugje. Daar zet ik de bus weer neer, op hetzelfde plekje als toen met die kat. Dan sta ik in ieder geval centraal. Als ik op het brugje sta met mezelf te overleggen aan welke kant ik moet zijn komt een man met een hond aanlopen. Van verre roept hij “Op zoek naar een reiger? Hier aan deze kant, een stukkie verderop, daar ligt ‘ie”. Schijnbaar heeft het dier in de tussentijd het loodje gelegd. Op basis van wat mevrouw en mijnheer me vertellen maak ik op dat het om een soort territoriumstrijd handelde en dat één van de twee daaraan is overleden. Ik haal een grote transportbox uit de bus en loop in de richting die mijnheer me geduid heeft. Een stuk verderop ligt tegen een heg inderdaad een dode reiger. Ik pak het dier op en stop het in de bak. Het is nog niet lang dood. Zelfs het bloed is nog vers. De normale procedure is dat we dode wilde dieren teruggeven aan de natuur. Dat is een mooi woord voor ergens tussen de struiken mieteren. Daar vergaat zo’n karkas vanzelf en hebben de aaseters ook weer een goede dag. Die moeten ook leven. Ik rijd daarom via de binnenweggetjes terug naar huis. Op een geschikt plekje de bus neergezet, dode reiger tussen de brandnetels. Dan de bak schoonmaken en verder op huis aan. | |
18-09-24 11:12:06 | allone Oudgediende WMRindex: 52.005 OTindex: 93.468 |
Ik hoop en neem aan dat de gewonde reiger het gevecht verloren heeft?! | |
18-09-24 15:30:56 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.675 OTindex: 28.577 |
@allone: Goede vraag. Ik neem maar zo aan dat de overleden reiger niet degene is die gewonnen heeft. | |
18-09-24 17:36:59 | allone Oudgediende WMRindex: 52.005 OTindex: 93.468 |
@Emmo: dat sowieso | |
19-09-24 13:13:00 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.675 OTindex: 28.577 |
15.2: Van een duif en een motorfiets Even later op de dag is er weer een melding. Een mevrouw had een gewonde duif zien zitten in een klein straatje aan de rand van de binnenstad. Aanvankelijk zei het adres me niets maar toen ik er arriveerde bleek dat ik in de onmiddellijke omgeving al diverse meldingen gehad had. In ieder geval, mevrouw had de duif zien zitten en was vervolgens doorgelopen. Wel had ze de dierenambulance gebeld. Gevolg is weer zo’n zweverige melding waarvan je niet weet hoe het beest er aan toe is en, nog veel belangrijker, of het beest nog wel ter plaatse zal zijn als ik arriveer. Ik bel op om door te geven wanneer ik er zal zijn en mevrouw vertelt dat ze het beest eenvoudigweg op de stoep heeft laten zitten. Ik zeg dan, zo diplomatiek mogelijk, dat het beest in de tussentijd op eigen kracht kan verdwijnen, de beste oplossing, maar dat het net zo goed mogelijk is dat een kat of een andere rover zich over het beest ontfermd. Daar had mevrouw nog niet bij stil gestaan. Maar ik ga onderweg volgens het motto “Niet geschoten is altijd mis”. Vrijwel precies op de plek waar ik wezen moet is een oprit naar bouwwerkzaamheden. Voor eventjes is dat een prima plekje. Ergens anders gaat niet, daarvoor is het straatje te smal. Ik stap uit en kijk op de plek waar de duif zou zitten. Geen duif. Ik loop heen en weer, in de richting van de bouwplaats en langs een klein perkje dat verloren tussen twee straten en een fietspad ligt. Geen duif. Ik loop weer terug naar de bus en dan komt een ouder echtpaar uit een van de huisjes: “Zoekt u een duif”? Klopt, die zocht ik. “Die is een stukje verder gelopen en zit nou in dat hoekje”. In een hoekje, half verscholen achter een grote motorfiets zit daar inderdaad een duif. Ik op de knieën erbij. Beest trippelt een beetje achter de motorfiets heen en weer tot ik de hand ernaar uitsteek. Dan vlucht ze wat dieper de hoek in en kan ik haar oppakken. Duif even inspecteren op verwondingen, in het meegebrachte bakje en klaar. Het beest is niet duidelijk gewond. Het lijkt mij dat ‘ie is aangereden en even op verhaal moet komen. Ik praat nog even met het echtpaar. Ze hadden het dier wel zien zitten maar vroegen zich af of dit een geval voor de dierenambulance zou zijn. Ik vertel dat dit één van onze standaard klussen zijn. Dan stap ik in de bus en bel de opvang. Dit keer onze reguliere opvang in de stad. De waarnemer is beperkt bereikbaar, maar we hebben een tabelletje met de tijden wanneer ze wel bereikbaar is. “Zet maar in hok “A”, met een bakje water erbij”. Dan bel ik de melder om te vertellen dat ik het dier toch gevonden heb en die ‘ie naar een opvang gaat. Bij de opvang zet ik het beest in hok “A”, bakje water en een bakje voer erbij en klaar. Ik kan weer naar huis. | |
20-09-24 13:14:04 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.675 OTindex: 28.577 |
15.3: Verdronken kraai In verband met privéomstandigheden van de collega doen we de overdracht wat eerder. Om een uur of drie in plaats van tussen zes en zeven. Ik ben net goed en wel thuis als de telefoon gaat. Centrale twijfelt of het wel goede melding is. Het gaat over een kraai die spartelend in het water aangetroffen is door een voorbijganger. Positie is twintig meter voorbij een plaatselijke supermarkt in het water. “Als je aan komt lopen zie je hem zo”. Melder kon er niet bij, kon zo ver niet reiken. Hij was onderweg naar z’n werk en kon er niet bij blijven. Dat was de melding. Punt is dat de supermarkt in kwestie in de binnenstad zit. Het is vrijdagmiddag, dus druk. Dan zou je verwachten dat meer mensen aan de bel trekken. Op basis daarvan twijfelde centrale of het wel zin had om erheen te gaan. Ook als het een echte melding is, dan is het goed mogelijk dat het dier zich alweer los geworsteld heeft en aan zijn stutten is getrokken. We overleggen even en ik besluit toch maar onderweg te gaan. Centrale zou proberen opnieuw contact te leggen met de melder en meer te weten te komen over de locatie en wat er nodig zou zijn om het dier op te vissen. Met een schepnet kom je in de praktijk een metertje of drie. Moet je verder het water in dan moet je een waadpak gebruiken. Die hebben we, maar alleen mag ik die in m’n uppie veiligheidshalve niet gebruiken. Als je kapseist met zo’n ding en hij loopt vol dan kom je nooit op eigen kracht het water uit. Als ik aankom zie ik wat ik al vermoedde. De supermarkt is gesitueerd tussen de stadsgracht en de singel. Aan beide zijden, ook nog eens op ongeveer dezelfde afstand. Er zit niets anders op dan alle vier de mogelijkheden te bekijken. De afstanden zijn niet groot. Het is makkelijk te belopen. Eerst maar de stadsgracht. Links geen kraai. Rechts ook geen kraai. Dan naar de singel. Als ik daar bijna ben belt de centrale. De kraai zou goed zichtbaar binnen bereik van een schepnet moeten zijn. Ik riposteer dat ik al ruim halverwege de zoektocht ben en tot nog toe geen kraai heb gevonden. Tijdens het gesprek loop ik beide kanten van het singel af en kan direct melden dat ook hier geen kraai te vinden is. Kinders zat, maar kraaien, ho maar. Ik kan dan ook doorgeven dat ik de zoektocht beëindig en weer huiswaarts tijg. | |
23-09-24 10:05:55 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.675 OTindex: 28.577 |
15.4: Genekte eend De volgende dag gaat vroeg in de middag weer de telefoon. Tot nu toe is het rustig geweest. Bij een hertenkamp naast een mij bekende weg is een gewonde eend aangetroffen. Centrale en ik filosoferen even over de plaats, maar melder heeft een speld meegestuurd dus echt moeilijk kan het niet worden. Ook vertelt centrale dat de melder weet dat het een half uurtje gaat duren. Daarmee ga ik onderweg. Bij de straat aangekomen zet ik de bus neer. Niemand te zien. Ik kijk op het kaartje met de speld. Die staat aan de andere kant van het hertenkamp. Hoe kom ik daar? Langs het hertenkamp loopt volgens de kaart een straat. Deze is door de gemeente tot fietsstraat gebombardeerd. Het leuke is dat die fietsstraten geen enkele juridische waarde hebben. Het zijn gewoon wegen die, in Nederland, van rood asfalt zijn voorzien. Dat is natuurlijk een paskwil. Fietsers menen op basis van de aanduidingen dat ze hier het recht van de weg hebben, terwijl dat niet zo is. Er zijn bijvoorbeeld ook geen snelheidsrestricties behalve als dit met borden is aangegeven. Binnen de bebouwde kom is de limiet voor auto’s dan ook 50 km/u. Levensgevaarlijk. Maar goed. Ik negeer de vieze blikken van de aanwezige fietsers en rijd over dat weggetje naar de andere zijde. Daar staan twee jongetjes van een jaar of tien, twaalf overduidelijk op mij te wachten. Ik open het raampje en vraag naar de eend. Ja, die was er nog. Ik stap uit en neem een box mee. De beide jongens gaan me voor naar een schuurtje binnen het hertenkamp. In het schuurtje zit nog een derde jongen, met naast zich op een baal stro een eend. Dat is de eend in kwestie. Ik pak het dier op en het probleem is direct te zien. Rond de nek missen vrijwel alle veren en aan de zijkant zit een open wond. Die is grondig te grazen genomen door deez of gene. Volgens de jongens was het dier aan het plukharen geweest met andere eenden. Het is een wijfje, dus misschien is ze het slachtoffer geworden van een woerd met een overmaat aan testosteron. Ik weet het niet. Het is wel een feit dat onvrijwillige paring onder eenden nog wel eens gewelddadige trekjes heeft. Al is dit wel héél erg. Ik zeg tegen de jongens dat het dier beslist hulp nodig heeft en dat ik het naar de opvang zal brengen. Ik leg uit welke opvang. De jongens kenden het niet maar toen ik uitlegde waar het was wisten ze het wel te duiden. Pas later in de bus realiseerde ik me dat de opvang beperkt open is vanwege vakantieperikelen en dat het nu net een gesloten periode is. Dan maar naar de opvang in de grote stad. Terwijl ik bezig ben gaat de telefoon. Weer een melding. | |
24-09-24 11:22:34 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.675 OTindex: 28.577 |
15.5: Twee kleuren merel Deze melding betreft een merel die al een paar dagen rond het huis hipte en niet op de vleugels gaat. Het lijkt wel een jonge merel. Nu is het beste wat je met een jonge merel kunt doen het beestje met rust laten. Zo gauw de ouders het veilig vinden gaan ze rustig verder met voeren. Maar dit weet de centrale ook en geeft dat als eerste advies. Als ik als chauffeur hier over opgebeld wordt denkt de centrale dat er wat meer aan de hand is. Dat hoeft alleen maar een gevoel te zijn of de manier van uitdrukken van de melder. Centrale is ook niet gek en als ik zo’n melding krijg kan ik dat maar beter serieus nemen. Ik kijk op het Domdommetje naar het adres en zie dat het maar drie straten verderop is. Als de eend eenmaal goed in de bus staat spring ik in de bus en rijd naar de merel. Bij het adres moet ik eventjes zoeken, de voordeur is om de hoek in een andere straat. Als ik aanbel doet een vrouw open. “Heeft u hem al?” zegt ze, kijkend naar mijn transportbox. Nee, ik heb het beest zelfs nog niet gezien. Geen idee waar ik zou moeten zoeken. “Loop maar mee, hij zit onder de auto”. Voor het huis staan twee auto’s geparkeerd. Onder één van de twee zou ‘ie zitten. Ik op de knieën erbij. Daar zit inderdaad een merel. Gek beest. Bruine kop en een nagenoeg zwart lijf. Denkelijk een jong wijfje. Jonge merels zijn donker, wijfjes veranderen naar bruinig terwijl mannetjes donkerder zwart worden. Ik vermoed daarom dat het een jong wijfje is dat net bezig is met deze verkleuring. Of er is wat anders aan de hand met het pigment van het beest, dat kan natuurlijk ook. Ik probeer het diertje vanonder de auto te pakken maar ik ben niet vlot genoeg en ze hipt buiten mijn bereik naar de volgende auto. Met het handje ga ik het niet redden, dan maar met een net. Ik loop naar de bus en haal het middelgrote net. Daarmee heb ik meer kans dan met een kleine. Als ik terug kom zit het diertje weer onder een auto, ditmaal de andere. Ik weer op de knieën erbij, net in de aanslag. Net langzaam naar het dier toe en als ze niet kan kiezen aan welke kant van het wiel ze langs wil krijgt ze het net over de oren. Hebbes. Ik haal het diertje uit het net en bekijk het, belangstellend gadegeslagen door mevrouw. Het dier fladdert flink en ontsnapt me bijna. Pootjes zijn zo te zien goed en aan de vleugels zie ik ook geen mankement. Gewoon een jonge merel. Ik kreeg haar alleen wel erg makkelijk te pakken. Mevrouw vertelt dat ze de moeder dood had gevonden. Op de rug met de pootjes omhoog. Geen beschadiging te zien. Dan moet ik gelijk aan een ziekte denken. Het Usutu-virus heerst op het moment. Dat is een ziekte waar veel lijsterachtigen aan doodgaan. Dan lijkt het erop dat we te maken hebben met een verweesde jonge merel. Moeder is dood en vader kan het (mogelijk) niet alleen af. Voor alle zekerheid toch maar naar de opvang. Daar ga ik toch heen met de eend van 15.4: Genekte eend. Ik neem afscheid van mevrouw en loop terug naar de bus. Daar bel ik de opvang in de grote stad. Ik vertel wat ik bij me heb. Beheerder denkt even na en zegt “kom maar door”. Bij de opvang is het druk. Dat is vaak zo op zaterdag. Ik loop door richting quarantaineschuur. Onderweg spreekt een jonge man me aan. Niet de gebruikelijke vrijwilliger. Denkelijk zitten ze hier ook te schuiven in verband met de vakantietijd. In de schuur haal ik eerst de eend uit haar box. Jonge man haalt wat handdoeken en we zetten de eend in een lege couveuse. Dan de merel. Ik vertel het verhaal, en ook dat ze rekening moeten houden met dat virus. De jonge man kende het niet maar de beheerder wel. In quarantaine houden tot de incubatietijd is verstreken. Ook de merel gaat in een couveuse. Klaar. Ik kan weer op huis aan. | |
26-09-24 09:15:10 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.675 OTindex: 28.577 |
15.6: Open borstkas Even na achten ‘s avonds weer eens een melding. Ditmaal een gewonde duif. Voor mij aan de verkeerde kant van de stad, dus een paar minuten langer rijden. Veel scheelt het niet, overigens. Ik kom aanrijden, twee mannen staan te praten op de stoep. Één steekt zijn hand op. Ik zet de bus in de berm en stap uit. “Gaat het om de duif”? Ik pak een bakje uit de bus en één van de mannen loopt naar binnen, de ander loopt weg. De man die naar binnen ging komt terug met een transportbox. In de transportbox zit de duif. Als ik naar binnen kijk hangt één van de vleugels er eigenaardig bij. Eerste conclusie: gebroken vleugel. Ik reik in box, het is een voorlader, en haal zijdelings de duif eruit om de vleugel zoveel mogelijk te ontzien. Ik draai de duif om zodat zij op de rug ligt. Ze fladdert met beide vleugels. Dat lijkt niet op een gebroken exemplaar. Als ik de vleugels uit elkaar duw zie ik het. Het dier heeft een werkelijk afschuwelijke wond op de borst en buik. Mijnheer ziet het ook “Dat ziet er niet best uit”. Ik betwijfel ten zeerste of daar nog iets aan te verhelpen valt. Maar daar ga ik niet over. Mijn taak is het dier naar een geschikte opvang te brengen. De opvang in de stad is op deze tijd van de avond wegens vakantie gesloten, maar in een dorp nabij de grote stad zit een duivenmelker die ook zieke en gewonde dieren opvangt. | |
27-09-24 15:16:11 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.675 OTindex: 28.577 |
15.7: De reiger die er niet was Kort na zessen in de ochtend gaat de telefoon. Er komt een appje binnen. Ook dat geeft een tingeltje af als er een bericht binnenkomt. Centrale: Ik stuur je maar een appje want ik wil je niet wakker maken….. Oké. In een dorp aan mijn kant van de rivier is een gewonde reiger aangetroffen. Staat op het erf. Ik maak snel snel toilet en verzorg de huistijgers die ik te logeren heb vanuit het asiel wegens overbevolking. Tenslotte moeten die ook vers water en voer hebben. Ik spring in de bus, probeer de melder te bereiken maar geen gehoor. Als ik goed twintig minuten bij het adres arriveer rijd ik er in eerste instantie langs. De huisnummers zijn slecht aangegeven en bovendien is hier in het buitengebied, het is aan de rand van een dorp dat voornamelijk uit randen bestaat, de huisnummering is een beetje voor interpretatie vatbaar. Maar ik kan bij de eerstvolgende gelegenheid, de buren, keren, en dan zie ik een groot bord met de naam. Het is een grondverzetbedrijf. Ik zet de bus neer op het erf en ga op zoek. Hetzij naar die reiger, hetzij naar een melder. Geen van beide zijn te vinden. Ik loop het hele erf over en door de stallen, er is ook een paardenstal zonder paarden maar met een werkende radio. Het woonhuis dat erbij hoort is verlaten alsof het niet zo lang geleden ontruimd is. Netjes maar zonder meubels. Ik roep hier en daar “vollek” maar er roert zich geen levende ziel. Geen dode ook, laat staan een al dan niet gewonde reiger. Dan besluit ik dat het welletjes is geweest. Ik stuur bericht naar de centrale dat het niets geworden is en dat ik weer op huis aan ga. Thuis aangekomen verzorg ik dat deel van het toilet dat er eerder vanochtend bij ingeschoten is. Dan pomp ik de fietsbanden op en gooi de fiets achterin de bus. Vervolgens ga ik naar de aflosser. Normaal is aflossing ‘s avonds, maar we hebben het dit keer verzet omdat aflosser een afscheidsfeestje had van een collega. Op naar de aflosser in de grote stad en op ‘t fietsje weer terug. | |
29-09-24 12:27:39 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.675 OTindex: 28.577 |
16: Kippendrift Nodeloze opwinding (uit “Am Westen nichts Neues” van E. M. Remarque {Ned. uitgave 16.1: Tweeëntwintig kippen in een netje In de loop van de ochtend had centrale een interessante melding voor me. Aan de nieuwe vaarweg annex natuurgebied tussen rivier en randmeren had iemand twintig sierkippen gedumpt. Iets anders kan het niet zijn, de plaats is ver verwijderd van de dichtstbijzijnde boerderij en op een plek waar behalve wandelaars en fietsers eigenlijk niemand komt. Nu had ik zo tussen neus en lippen door gehoord dat de opvang die we sinds een paar maanden hebben ook interesse heeft aan kippen. Dus ik bel de collega die me dat verteld heeft op om te controleren of dat inderdaad het geval is. Collega beaamt dit maar of de opvang plek heeft voor twintig stuks, dat wist ‘ie niet. Maar twintig kippen vangen in een rietkraag? “Zal ik helpen”? Inderdaad is zoiets nogal een uitdaging, beetje afhankelijk van de soort kippen en hoe ze zich gedragen. Dus voor alle zekerheid: “als je helpen wil, graag”. Onderweg naar de kippen rijd ik dan ook via de collega. Veel om is dat niet. Als we de brug over rijden zien we aan de overzijde mensen zwaaien. Dat zijn vast de melders. Natuurlijk heeft de plaatselijke autoriteit bij de oprit naar het jaagpad de paaltjes weer neergezet. Dit uiteraard om te voorkomen dat de één of andere loslopende dierenambulance bij een melding zou kunnen komen. Maar ik ben vaker daar in de buurt geweest. Over de kruin van de dijk loopt een graspad. En even verder is er vanaf dat graspad een afrit naar beneden naar het jaagpad. Ik rijd dan ook over het graspad, beetje hobbelig, dat wel, tot aan de afrit. Scherpe draai en steil naar beneden, maar wij zitten op het jaagpad. Terugrijden naar de melders en klaar. Collega stapt uit en gaat het verhaal van de melders opvragen. Ik haal alvast al onze netten en transportboxen uit de bus. Twintig kippen is niet niks. De kippetjes in kwestie scharrelen ondertussen tussen het jaagpad en de rietkraag. Dan gaan we op kippenjacht. Met de eerste mep van ons grootste net heb ik er in één zwiep gelijk al vier te pakken. Dat zet zoden aan de dijk. Het zijn kleine sierkippen, er gaan er veel in een box. Onze grootste box, voor reigers, ooievaars en dergelijke, gaan gelijk al negen in. Ze zitten wel flink op elkaar maar dat moet maar even. De melders, vader en zoon, helpen gestaag mee en binnen de kortste keren hebben we alle zichtbare kippen gevangen en in de diverse boxen gepropt. Beter woord is er niet voor, alle beschikbare boxen zijn vol. In de gauwigheid tel ik er eenentwintig. We praten nog even na met de melders en gaan dan richting opvang. Collega, die als bijrijder fungeert, belt naar de opvang om te vragen of hij eenentwintig sierkipjes kan hebben. Met een beetje heen en weer gepraat zegt de opvang: “Oké, kom maar door”. Dan gaat de telefoon. Weer een melding. In de stad heeft iemand een konijn gevonden. Of we die konden ophalen. Een nieuw plan de campagne opgesteld. Ondertussen rijden we nog steeds op dat jaagpad langs de waterloop. Meest efficiënte is dat we eerst dat konijn ophalen, dan zet ik collega af bij zijn huis en vervolgens breng ik eerst de sierkipjes weg en vervolgens het konijn naar de grote stad. Anders blijven we heen en weer karren. | |
30-09-24 12:16:21 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.675 OTindex: 28.577 |
16.2: Gehaasd konijn Collega belt naar de melder van het konijn. Die heeft het beest in een transportkooi gezet, we kunnen het zo ophalen. Het adres is in een nieuwbouwwijk van de stad. Het gemiddelde verhuisbedrijf staat te juichen als ze het adres lezen. Maar met hulp van Domdommetje en wat krap manoeuvreren komen we op het adres aan. Ik kan de bus zonder moeite naast de oprit neerzetten. Voor een paar minuten kan dat. Als we uitstappen komt de melder al via de tuindeur naar ons toe. “Kom maar mee”. In de tuin op een tafeltje staat een standaard transportbox voor katten. In de box zit het konijn. Ik doe het deurtje open en reik naar binnen om het konijn te pakken. Het is een fors beest met stevige achterpoten. Ik krijg dan ook de nodige halen over mijn polsen. De melders, man en vrouw, kijken geïnteresseerd toe. Als ik het dier met het nodige geworstel uit de box heb bekijken we het. Is het nou een konijn of is het nou een haas? Eerlijk gezegd geen idee. Maar aan de hand van het formaat, de oren en de achterpoten stem ik voor een kleine haas. De rest van de toeschouwers weet het ook niet en stemt toch maar in, tenslotte ben ik (ahem) de deskundige. Mijn collega kent mijn mate van (on)deskundigheid en houdt wijselijk zijn mond. We zetten het beest in onze eigen transportbox en nemen afscheid van de melders. Dan gaan we er vandoor. Ik breng collega naar huis, dat is maar een piteindje, en rijd door naar de duiven- annex kippenopvang. De beheerder had doorgegeven dat er buiten de schuur een stuk of wat kippenkratten stonden. Die konden we gebruiken voor onze kipjes. Lang zou dat niet duren, beheerder was niet thuis maar wel onderweg en zou met een uurtje weer thuis zijn. Voor een uurtje gaat dat wel. Als ik aankom staat inderdaad een stapel kratten klaar. Vier kratten totaal. Dat wordt vijf kippen per krat. Dat is ruim. De laatste krat krijgt er dan zes, maar dat gaat ook wel. Als ik één voor een de kippen uit de boxen pak en in de kratten plaats merk ik dat ik mis geteld heb. Het zijn er tweeëntwintig. Oké, dan zijn er twee kratten met zes stuks. Ik maak mijn eigen bakken schoon en als ik daarmee bezig ben belt de centrale. Bij iemand in de stad is een egel komen binnenlopen. Of ik dat beest kan komen ophalen. Welzeker. Eerst die bakken schoon, dan die haas wegbrengen en vervolgens weer terug naar de stad voor de egel. Bij de opvang in de grote stad kom ik aan met mijn haas. Een wat oudere vrouw helpt me. Vraagt de gebruikelijke zaken: waar gevonden, verwondingen, geobserveerd gedrag en dat soort dingen. Dan: volgens mij is dat een konijn, geen haas. Ik riposteer: lange oren, stevige achterpoten, groot formaat. Mevrouw is niet zeker van haar zaak, ofschoon de opvang gespecialiseerd is in konijnen. Een andere vrouw komt de quarantaineschuur binnen. “Nee”, zegt ze, “Het is wel degelijk een konijn. Een haas heeft een ruwere vacht”. Oké, dan is het een konijn. Als het beest het zelf maar weet. | |
01-10-24 12:01:18 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.675 OTindex: 28.577 |
16.3: Ongenode gast Vervolgens ga ik weer terug naar de stad, op zoek naar de egel. Die resideert ook weer in zo’n ontoegankelijke nieuwbouwwijk waar je zonder kaart, GPS en geschreven handleiding wel in maar nooit meer uit komt. Als gewezen zeevaarder moet ik het doen met mijn richtingsgevoel en een GPS. Dan lukt het ook wel. Van te voren doorgegeven wanneer ik er ongeveer zou zijn. Dankzij Domdommetje klopte dat weer als een bus. Als ik kom aanrijden en de bus op een vrije parkeerplaats neerzet komt mevrouw al naar buiten. “Kom er maar in, hier zit ‘ie”. In de kleine garderobe schuift mevrouw een paar jassen uit elkaar. Daaronder zit een dikke egel. Hollands welvaren als ik het zo mag uitdrukken. Ik denk gelijk aan melding 12.7: Uitgeputte egel. Dat was ook een dikke jongen die midden overdag op een plekje werd aangetroffen waar je normaal geen egel verwacht. Ik pak het dier op. Ook hier wil hij wel oprollen maar niet fanatiek. Ik inspecteer hem: geen vliegeneitjes tussen de stekels, geen verwondingen te zien. Gewoon een dikke egel die de weg kwijt is. Ik zeg tegen mevrouw dat ik hem voor alle zekerheid naar de opvang zal brengen. De vakantie is inmiddels voorbij en de opvang is gewoon open zoals gebruikelijk. Ik kan me de reactie van de opvang overigens wel voor de geest halen. Die zal niet veel anders zijn dan in 12.7. Maar voor de gemoedsrust van mevrouw breng ik het op die manier. Ik plaats de egel in mijn bakje, neem afscheid en ga naar de bus. Ik bel de opvang. Er wordt niet opgenomen. Dan rijd ik een straatje verderop en zet de bus neer. Bakje met de egel mee, naar de struiken gelopen en onder de struiken, veilig en lekker in de schaduw, het beest losgelaten. Terug in de bus stuur ik een appje naar de opvang met wat ik gedaan heb. Als ik weer thuis ben zie ik dat er antwoord is binnengekomen. “Oké”. | |
02-10-24 17:17:15 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.675 OTindex: 28.577 |
16.4: Uitgezet Net na de koffie gaat de telefoon. Of ik een TNR-kat kan uitzetten. Tuurlijk. Dat zijn van die routine karweitjes die zo af en toe voorkomen. Een TNR-kat is een verwilderde kat die gevangen en gesteriliseerd is. Vervolgens worden ze, bij voorkeur in hun eigen gebied, weer vrijgelaten. De bedoeling is dat er op die manier geen nieuwe verwilderde katten bijkomen, al heeft de praktijk meer weg van “dweilen met de kraan open”. Er worden nog steeds veel te veel katten gedumpt. Degenen die het overleven zorgen uiteraard weer voor nieuwe aanwas. In dit geval gaat het om een adres in een klein dijkdorpje aan mijn kant van de rivier. Op hetzelfde adres heb ik al eens een TNR mogen ophalen en een kooi mogen brengen. Bovendien heb ik in hetzelfde dorp met behulp van de brandweer eens een kraai uit een boom bevrijd. (11.3: Hoge bomen) Via de kleine weggetjes die de enige toegang tot het dorp vormen kom ik op de dijk. Nog een stukje de dijk volgen en dan ben ik er. Net als de vorige keer de bus neergezet voor de kerk. Ik had van tevoren proberen te bellen, maar er werd niet opgenomen. Dan maar zo. Het huis ziet er verlaten uit, alsof de mensen op vakantie zijn of zo. Ik loop met de kat in een afgedekte kooi via de oprit naar achteren. In het weilandje achter het huis, dat verderop overgaat in de uiterwaard, zet ik de kooi in het gras. Doek er af, even fochelen, hoe gaat dit model ook weer open, en de deksel eraf. De kat blijft even ineengedoken zitten, springt dan met een boog uit de kooi en verdwijnt met een rotvaart één van de bijgebouwen in. Die is weer thuis. Terwijl ik in de bus de administratie doe komt de volgende melding binnen. | |
04-10-24 11:37:13 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.675 OTindex: 28.577 |
16.5: Drijfduifie Die melding komt in eerste instantie een beetje verward over. Tussen een met name genoemde brug en een straat is een drijvende duif gespot. Centrale was er niet mee op de hoogte, maar ik heb inmiddels enige notie van de geografie van de stad. De enige plek die het redelijkerwijs kan zijn is de stadsgracht. En de hoogte van de kade boven het water is zodanig dat ik maar net met mijn langste steel en een schepnet de waterspiegel kan bereiken. Een al dan niet verdronken duif uit het water vissen kan alleen als hij vlak bij de kademuur zit. Ik uit mijn bezorgdheid dienaangaande aan de centrale. Centrale weet het ook niet. Toch maar gaan kijken. Niet geschoten is altijd mis. De brug is in het Domdommetje niet te vinden, maar de genoemde straat wel. Dat blijkt een uitermate smal straatje dat uitkomt op, inderdaad, de stadsgracht. Aan het eind van dat straatje kan ik met wat vijven en zessen de bus kwijt. Lange steel en schepnet mee en maar eens kijken hoe een koe een duif vangt. (Op de grond gaan liggen en het geluid van een bosje wortels nadoen. Of was dat met een haas?) Ik loop met steel en net langs de gracht in de richting van de genoemde brug. Mensen kijken nieuwsgierig naar wat of ik nu weer aan het uitspoken ben. Geeft niks, gewoon laten kijken. Bij de brug aangekomen niets gevonden of gezien. Ik kijk even hoe de stroom loopt. Die gaat, heel traag, vanaf de brug in de richting van het straatje waar de bus staat. Via de andere kade loop ik terug. En dan, zowat halverwege in het midden van het vaarwater drijft een duif. Zo dood als een pier. Daar is geen eer meer aan te behalen. Als het beest zou leven zou ik een poging wagen. Liefst met iemand erbij. Ik heb een lange lijn in de bus. Daarmee kan ik net de overkant halen. Methode één: lijn naar de overkant spannen en dan met de stroom mee de duif met de drijvende lijn naar de eerstvolgende brug slepen en dan met het net uit het water vissen. Methode twee: Lasso maken, om het beest gooien en dan naar de kant trekken. Succes van geen van beide methodes is gegarandeerd. Maar het is het proberen waard. Voor de dode duif neem ik die moeite niet. Ik ga terug naar de bus en meld dat ik de duif gevonden heb maar dat hij buiten bereik is. Dan is er gelijk weer een nieuwe melding. Laatste edit 04-10-2024 11:37 | |
05-10-24 13:21:59 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.675 OTindex: 28.577 |
16.6: Kippen in een netje #2 Die nieuwe melding gaat over de kippen van melding 16.1: Tweeëntwintig kippen in een netje. Het blijkt dat we ze niet allemaal te pakken hadden. Er waren op hetzelfde plekje weer twee gezien. Ik met de bus erheen. Zelfde route: brug over, dijk volgen en bij de eerste gelegenheid naar beneden naar het jaagpad. Daar jaag ik nog een groep vogelspotters de stuipen op het lijf die met telescopen en ander gereedschap een heel zeldzaam vogeltje (vermoed ik) aan het beloeren zijn. Inderdaad. Toen ik de bus neergezet had, zodanig dat de fietsers er nog langs kunnen, zie ik op nagenoeg hetzelfde plekje nog drie kippetjes in de berm. Mooi in een groepje. Ik pak het grote net en breng het in stelling. Als ik het ding naar beneden zwiep om in één haal alle drie de kipjes te vangen blijf ik met het net in wat rietstengels hangen. Daardoor ben ik niet snel genoeg en twee van de kipjes schieten luid kakelend het riet in. De derde had ik wel. De laatste in een bak gedaan en daarna gewapend met het net het riet ingedoken. Heen en weer tot aan de zandplaat, het is laagwater, en dan weer terug naar de dijk. Dat een paar keer herhalen en af en toe stilstaan en luisteren of je ook gekakel hoort. Niets. Af in toe zelf kakelen in de hoop dat die beesten antwoord geven, maar noppes. Terwijl ik daarmee bezig ben komt, stomtoevallig, de zoon van de eerste melder langs, die van 16.1. “Ben je alweer aan het vangen”? “Ja, er zaten er nog drie. Eentje heb ik er al. maar de andere twee zitten in het riet”. Meneer helpt nog even met zoeken, met vergeefs. We praten nog wat. Hij komt hier op zijn vaste rondje vaak langs. Ik zeg dat als hij weer wat ziet, rustig kan bellen, elke dag van de week en, binnen redelijke limieten, elk uur van de dag. We draaien met de ambulance 24/7, maar dat 24 alleen voor échte noodgevallen, zoals die door centrale worden beoordeeld. Ik stop met zoeken, stap in de bus en rijd naar de opvang waar we de eerste lichting hebben heengebracht. Daar zit een groepje mannen te wachten tot de duiven binnenkomen. De eersten zijn net aan het binnenvliegen. Ze hebben geen tijd voor loslopende kippen. “Zet hem maar in het weiland achter”. Ik loop naar achter en daar, in het weiland, lopen de kipjes van eergisteren, samen met nog een koppeltje collega’s. Mijn kipje gooi ik over het hek waar zij met luid gekakel door haar collega’s ontvangen wordt. Die is op d’r plek. Ik ga weer op huis aan. | |
06-10-24 16:50:38 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.675 OTindex: 28.577 |
16.7: Baasje in het ziekenhuis Anderhalf uur voor de overdracht komt er een melding binnen. Daar zit wat spoed achter. In de stad, net over de brug vlak bij het centrale plein is iemand onwel geworden. Afgevoerd naar het ziekenhuis. Maar zijn hondje bleef achter onder de hoede van de omstanders. Dat hondje mocht ik ophalen. Eerst maar de aflosser ingeseind dat er een melding doorkomt met een ongewisse afloop, dan onderweg. Als ik de brug naar het centrum over rijd ga ik rechtdoor richting voetgangers zone. Dit keer staan de paaltjes omhoog. Daarom zet ik de bus rechts neer vlak bij een stuk of wat bankjes: Leugenbankjes. Als ik uitstap steekt een oudere man op één van de bankjes zijn hand op. Die moet ik vast hebben. Dat klopt. Mijnheer heeft naast zich op de bank een corgi-achtig gevaarte met zwaar overgewicht. Mijnheer is een kennis van de afgevoerde patiënt. Hij vertelt dat hij het dier met liefde had willen opnemen, maar hij heeft twee pekinezen die geheid ruzie krijgen met een indringer. Ik praat even met mijnheer, af en toe geïnterrumpeerd door de andere ouwe bazen die belangstellend toehoren. Ik vertel over de gebruikelijke procedure. Het dier wordt opgenomen in het asiel in de grote stad. Mijnheer kan hem als hij weer daartoe in staat is het dier ophalen. Ik spreek ook over de kosten. De heren kijken dan wat bedenkelijker. De patiënt is niet bepaald hoogvermogend. Goed beschouwd is dat niet mijn zaak. Dat moet het asiel maar in orde maken met de eigenaar. Normaal gesproken is er in een noodgeval als dit altijd wel een mouw aan te passen, maar daar ga ik niet over. Samen met mijnheer leid ik de hond naar de bus. Hij is te dik om er in te springen, dus we tillen hem. Niet dat ik dat beessie niet alleen baas kan, maar mijnheer wil per se helpen. Dat mag. Als het beest is ingeladen stap ik in. Eerst de aflosser inseinen, de afloop is nu duidelijk, evenals het tijdspad. Dan ga ik onderweg. Op naar het asiel in de grote stad. | |
07-10-24 16:19:31 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.675 OTindex: 28.577 |
16.8: Boerderijkat Ik ben nog maar net onderweg of de telefoon gaat. Problemen. De andere bus is hartstikke druk. Zij is bezig met een stuk of zes gedumpte katjes in een maisveld. Verder liggen er nog twee meldingen te wachten. Vraagt aan mij of ik die twee meldingen kan overnemen. Natuurlijk kan dat. We rijden voor dezelfde organisatie. De enige reden dat we de boel hebben opgedeeld is praktisch. Vrijwilligers hoeven minder ver te rijden en hebben op die manier een kortere responstijd. De eerste melding betreft een gewonde duif. Die zit veilig in een doosje en gaat geen kant op. De tweede is een kitten die ergens in het bos is gevonden. Met moeite gevangen en naar een zorgboerderij gebracht. Daar zitten ze met dat beest in de maag (niet letterlijk, natuurlijk). Gezien het feit dat de duif veilig in een doos zit en de melder had aangegeven dat er geen haast bij was eerst maar naar de zorgboerderij met die kat. Als ik bij het asiel ben om de hond af te leveren bel ik op om te zeggen wanneer ik er ben. Ik kan komen maar krijg als waarschuwing dat het lastig zoeken is. Ik heb het juiste adres, maar ik moet weggetjes gebruiken die normaal niet toegankelijk zijn. Dat is geen probleem. We komen wel vaker op wat minder reguliere plaatsen. Ik stel Domdommetje in en ga onderweg. Na verloop van tijd kom ik inderdaad bij een weggetje dat normaal niet toegankelijk is. Maar ik moet er wezen. Na een flink eind zegt Domdommetje dat ik er ben. Niets te zien, tenminste geen tekenen van menselijk leven. Ik rijd een stukje door en dan zie ik een aanduiding voor een parkeergelegenheid. Als ik de parkeerplaats opdraai zie ik aan bakboord een laan met een paaltje met daarop het juiste huisnummer. Gevonden. Ik rijd de laan in en aan het eind staat een boerderij met wat bijgebouwen. Ik zet de bus neer en ga op zoek naar wat volk. Aan de andere kant van het hoofdgebouw is een hekje. Erachter lopen twee zwijntjes. Hekje door en door een open deur zie ik een jonge vrouw stofzuigen “Vollek”! Mevrouw komt naar buiten “Loop maar mee”. In het bakhuis, waar onder andere de kippen zijn ondergebracht, staat een doos met daarin het kitten. Mevrouw pakt hem er uit, houdt hem op de arm en doet het verhaal. Mensen waren aan het wandelen en zagen het katje. Gelokt en uiteindelijk vanuit de braamstruiken te pakken gekregen. Kleine wond aan de neus en aan één van de poten. Denkelijk van die bramen. Wandelaars brachten het beestje naar de boerderij. Mevrouw wou het beestje best graag houden, maar echtgenoot (toekomstig) is allergisch. Even gepraat. Beestje heeft vlooien en mevrouw was naar de Action getogen voor vlooiendruppels. Ik vertel van de normale procedure in dit soort gevallen en vertel ook dat het asiel tot de nok toe vol zit. Dan komt het gesprek op boerderijkatten. Daar heeft mevrouw wel oren naar. Vanwege de allergie hadden ze geen katten maar een kat op het erf tegen de muizen, dat kan geen kwaad. Ondertussen zijn beide varkentjes op m’n voeten gaan liggen. Dan komt mijnheer aan. Die was de hond, een labradoodle, aan het uitlaten geweest. “Bent u bang voor honden? Ach nee, natuurlijk niet”. Gedrieën praten we wat verder, met uiteindelijk conclusie dat het beestje kan blijven. Ze wordt een boerderijkat, een aanvulling van de menagerie. Mag vrij buiten rondrennen en mijnheer zal in het bakhuis een plankje timmeren waar ze kan liggen en een kattenluik maken zodat ze naar binnen en naar buiten kan. Mijnheer en mevrouw drijven een soortement zorgboerderij en hebben een horecagelegenheid waar mensen met een beperking de bediening verzorgen. Gegarandeerd dat zo’n katje aan aandacht geen gebrek zal hebben. Ik neem afscheid en ga verder richting duif. | |
08-10-24 14:08:16 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.675 OTindex: 28.577 |
16.9: Kapotte nek De duif bivakkeert in dezelfde plaats. Het is een dorp, maar qua formaat begint het al een beetje op een stadje te lijken. Beetje tussen servet en tafellaken zou je kunnen zeggen. Ik stel Domdommetje in, bel naar de melder dat ik er aan zit te komen en rijd naar het adres. In eerste instantie rijd ik er voorbij. De huisnummers zijn niet echt duidelijk aangegeven. Maar keren en één huis terugrijden is niet zo’n probleem. Als ik de bus neerzet komen de melders, man en vrouw, al naar buiten. Een doos in de handen met daarin de duif. Ik bekijk het dier. Het probleem is duidelijk. Een gemene open wond in de nek. Maar het dier is geringd en heeft dus een eigenaar. Ik vertel de melders dat met dat nummer via de duivenvereniging de eigenaar opgespoord kan worden. Met de duif ga ik terug naar de bus. Daar bel ik het nummer dat weergegeven is op de site van de duivensportvereniging. De plaats die erbij hoort ligt goed zestig kilometer verderop. Een vrouw antwoordt. Haar zoon is de duivenmelker, maar die is momenteel niet aanwezig. Ik doe het verhaal en vertel het dier gewond is. Mevrouw weet niet goed wat ze met de situatie aanmoet. Dan beslis ik voor haar. Ik breng het dier naar de duivenopvang in het dorp nabij de grote stad. Die heeft dezelfde, eigenlijk meer, faciliteiten dan ik. Die zal wel contact gaan opnemen. En dan mogen die twee het samen uitvechten. Van wat ik zo van de beheerder van de opvang heb meegekregen komen die er vast wel op een geschikte manier uit. Ondertussen zijn er alweer twee meldingen bijgekomen. Gezien de geografische positie, allebei in de stad, waarvan één met bestemming diezelfde duivenopvang, moet het hele rijschema weer omgegooid worden. Dat wordt nu eerst naar de aflosser. Dan samen met de aflosser de beide meldingen doen. Dan brengt de aflosser mij naar huis en handelt de laatste melding af. Hopelijk komen er niet meer bij…. | |
09-10-24 16:59:52 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.675 OTindex: 28.577 |
16.10: Belbandje Eerst maar de aflosser opgehaald. Die woont tussen de laatste melding, die van de duif met de gewonde nek, en de volgende in. Die volgende melding is als het goed is simpel. Er is een kat komen aanlopen. De centrale heeft voor ons al beslist dat het een belbandje wordt. Zal wel te maken hebben met de momenteel beperkte opnamecapaciteit van het asiel. Met ons tweetjes onderweg. Bij het adres aangekomen, een gewoon huis in een relatief moderne wijk, de bus neergezet. Aangebeld, we mogen binnenkomen. Twee dames zijn aanwezig, zo te zien moeder en dochter. De eigen kat, een witte langhaar, zit pontificaal midden in de kamer. “Die moet je niet hebben, hoor, dat is onze eigen kat”. De kitten waar het om gaat was buitengesloten op het terras om knokpartijen met de eigen kat te vermijden. Als de deur naar het terras opengaat weet het beestje niet hoe snel ze naar binnen moet komen. Ik probeer het beest te pakken maar grijp mis. Dochter rent er achteraan en weet het beest op de bank in de kladden te grijpen. Dat zien we wel eens anders. Het diertje wordt voor de geplande operatie op tafel gezet. De mensen waren al volledig op de hoogte van de planning, wij hoefden niets meer toe te voegen. Collega had vanuit de bus alvast een belbandje meegenomen. Een papieren lint met een zelfklevende strip met daarop een telefoonnummer met het verzoek dat te bellen. Beest is heel lief naar mensen toe en laat zich zonder veel complementen het bandje omdoen. Ze vindt het maar niets maar spartelt niet echt tegen. Ik houd me een beetje afzijdig omdat ik haar in eerste instantie had laten glippen. Kans is groot dat ze daarom naar mij toe wat wantrouwig is. Als het bandje om is wordt het arme dier zonder pardon weer buiten de deur gezet. We praten nog even na. “Als hij in de buurt blijft en er komt geen telefoontje van een eigenaar, dan komen we hem alsnog ophalen”. We gaan terug naar de bus. Ik stel Domdommetje in en collega doet de administratie. | |