Dierenambulance 2 | |
17-07-24 17:48:08 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.677 OTindex: 28.577 |
7.2: Merel gemist Tijdens de koffie, ik heb net het op een na laatste stuk vlaai van vorige week door de hals, gaat de telefoon. Bij mensen in de achtertuin zit al een paar dagen een niet vliegende vogel waar nu de vliegen bij beginnen te komen. Ik uit naar de centrale toe mijn bezorgdheid over de levensvatbaarheid van een niet vliegende vogel die al een paar dagen niet van z’n plek is gekomen en waar de vliegen bij komen. Klinkt alsof een dierenbegrafenisondernemer meer op zijn plek is dan een dierenambulance. “Ga toch maar even kijken” zegt de centrale. Natuurlijk. Zelfs al is het dier kassiewijle dan nog zijn er mensen die het niet durven aanraken en niet weten wat te doen. Ook in zo’n geval bied je hulp, al is het alleen maar voor de mensen en niet voor het dier. Aldus ga ik onderweg. Het adres is in een geheel nieuwe wijk met nogal wat voorzieningen voor de waterafvoer, de zogeheten wadi’s. Tegenover het adres is ook zo’n wadi. Parkeerplaatsen zijn niet nodig, volgens de ontwerper van de wijk, dus ik zet de bus met de wielen in de berm, net zoals wel meer mensen. Als ik met een transportbox in de handen voor de deur sta gebaart een jonge vrouw door het glas heen dat ik via de garage moet. Oké, dat kan ook. Zij doet van binnen uit de garage open en we lopen samen naar de achtertuin. Daar is een wat oudere vrouw aanwezig. Zo te zien zijn het moeder en dochter. Moeder wijst: “kijk, daar zit ’ie”. In eerste instantie zie ik niets, maar als ik wat nader kijk zit daar prinsheerlijk op de beschoeiing van de tuin een jonge merel. Gewoon op z’n pootjes. Het beest is zo levendig als wat. Ook zijn er geen vliegen te zien. Ik stap op het beest toe en het beest hipt achter het vrij open struikgewas. Met de hand krijg ik dat beest niet te pakken. Ik zeg tegen beide dames dat ik een net uit de bus ga halen. Dat is in orde. Terug van de bus, gewapend met een groot en klein net, probeer ik het opnieuw. Opjagen met het kleine net in de richting van het grote. Uiteraard kruipt het dier door het holletje tussen mijn ronde net en de haakse overgang tussen schutting en grond. Na nog een paar pogingen, ik ben de hele tuin door geweest, gaat het dier op de vleugels en fladdert een boompje in. Achter het boompje is het niet te zien. Ik rommel wat in het boompje maar lauw loenen. Beest is weg. Waarschijnlijk achter het boompje over de schutting de tuin van de buren ingevlucht. Einde oefening. Ik praat nog even met beide dames. Mevrouw had duidelijk de vliegen gezien. Dan vermoed ik dat het beest aan de diarree is geweest en poep aan z’n kont (cloaca) had. Dat wil nog wel eens met een parasitaire infectie. En waarom hij niet wilde vliegen? Mogelijk tegen een ruit gevlogen, oppert de jonge dame. Klinkt logisch. Jong beest verzwakt door infectie knalt tegen ruit en heeft langer dan gebruikelijk nodig om weer op verhaal te komen. Maar als hij een manshoge schutting over kan komen is ‘ie toch niet zo verzwakt. Met die conclusie neem ik afscheid. Ik pak mijn boeltje bij elkaar en in de bus meld ik het gebeurde aan de centrale. Terug naar huis. | |
17-07-24 19:22:36 | Buick Oudgediende WMRindex: 5.640 OTindex: 1.132 |
Lauwe loene , dat klinkt bekend Heb ik al lang niet meer gehoord. ' leuk Quote: Ik uit naar de centrale toe mijn bezorgdheid Dit moest ik 2 x lezen. Klopt wel, maar was wat verwarrend Laatste edit 17-07-2024 19:24 | |
17-07-24 19:29:45 | Mamsie Oudgediende WMRindex: 46.268 OTindex: 96.116 |
@Buick: lauw poepelemijne, zo is het bij ons! | |
17-07-24 20:11:55 | Buick Oudgediende WMRindex: 5.640 OTindex: 1.132 |
@Mamsie, lauwe loene bekt lekker | |
18-07-24 10:22:54 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.677 OTindex: 28.577 |
Quote @Buick: Drie keer raden waarom ik het zo opschrijf Klopt wel, maar was wat verwarrend | |
18-07-24 10:24:08 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.677 OTindex: 28.577 |
7.3: Snurkende egel Een uurtje of twee voor de aflos gaat de telefoon. Iemand heeft in zijn of haar tuin een egel die gekke geluiden maakt. Alsof het beest moeite heeft met ademhalen. Dat soort symptomen komt vaker voor. In de regel gaat het dan, volgens de mensen die meer verstand hebben van egels dan ik, om hetzij longontsteking of om longworm. Longworm is een parasitaire aandoening die veel voorkomt. Egels krijgen door het eten van besmette slakken of wormen, beesten die tot het standaard dieet van de egels behoren. Ik probeer mijn aflossers op te bellen, maar die neemt niet op. Dan maar een appje: Kan ik direct na het afhandelen van die egel naar je toe voor de aflossing. Die is dan wat eerder dan gebruikelijk, maar in alle redelijkheid niet meer dan een half uur. Drie kwartier tot een uur voor de egel en dan een half uurtje van de egel-opvang naar de aflosser. Ik moet ook nog tanken, dat komt er ook nog bij. Voor vertrek gooi ik nog even mijn fiets achterin de bus. Dan kan ik gelijk na de aflossing naar huis fietsen en hoef niet gebracht te worden. Als het mooi weer is doe ik dat wel vaker. Het adres van de egel is in het stadje aan mijn kant van de rivier. Volgens Domdommetje doe ik dat het best via de polder. Één van de weggetjes door de polder is nu afgesloten voor doorgaand verkeer, een feit waarvan het Domdommetje nog niet op de hoogte is. Maar omrijden is twee kilometer extra. Via de grote weg zes. Dus gaan we via de polder. In het stadje moet ik eerst de hele stad door, het adres is vlak bij de brug over de rivier, in de binnenstad. Er is precies nog één parkeerplekje over, beetje krap, maar ik wordt steeds handiger met inparkeren. Als ik de bus heb neergezet staat mevrouw de melder al voor de deur te wachten. Ze wist wanneer ik aan zou komen. De egel bivakkeert in de achtertuin. Ik op de knieën erbij en zie, behalve een achtergelaten bal, niets. Mevrouw, die achter me staat: “Onder dat plankje”. Tegen de rand van het terras staat schuin omhoog een plankje. En inderdaad, daaronder zit een dikke egel. Ik pak het dier op, bladeren eraf. Gewoon een dikke egel. Maar mevrouw had het over de ademhaling, dus hou ik het dier bij een oor. Duidelijk een rochelende ademhaling. Die gaat mee naar de opvang. Niet dat die veel ermee kunnen aanvangen, voor longworm bestaat geen medicijn. Het dier kan eventueel ontwormd worden, maar volgens onze opvang is dat door de bijwerkingen soms erger dan de kwaal. Longontsteking kan eventueel behandeld worden met antibiotica, maar daarover kan ik niet oordelen. Dat moeten ze in de opvang maar bekijken. Dier in de meegebrachte transportbox. Gelukkig had ik de middelmaat meegenomen en niet de kleine. Ik praat nog even met mevrouw. Zij vertelt dat zij al jaren een egel in de tuin heeft, maar dat ze dat gerochel constateerde “Niet om aan te horen” en daarom toch maar de dierenambulance gebeld heeft. Ze vraagt of het wel terecht was. Dat is het zeker, stel ik haar gerust. Voor dit soort gevallen zijn we er. Terug in de bus bel ik de opvang. Er wordt niet opgenomen. Het is zondag, dus de beheerder zal met zijn eigen doensels bezig zijn. Dat gebeurt wel vaker. Het is een eenmansopvang, waarbij de beheerder ook nog eens een gewone baan heeft. Vogels en egels opvangen komt er alleen maar bij, al doet de man dat graag. Ik breng het dier toch maar naar de opvang. Normale procedure is dat we vooraf laten weten dat we een dier brengen, maar dit geval is zo duidelijk dat ik het ook zo wel aandurf. Op de opvang, ik heb de sleutel, zet ik het dier met wat voer en water in een ruime doos op de vriezer. Zo doen we dat meestal. Aansluitend stuur ik een appje naar de beheerder waarin ik uitleg wat en waarom ik dit gedaan heb. Vervolgens ga ik richting aflosser. Die heeft inmiddels geantwoord dat ik kan komen. Als ik bij de aflosser ben en de administratie in orde maak zie ik dat de beheerder van de opvang gereageerd heeft. Op zijn eigen wijze zeer kort met een “OK”. Na de overdracht stap ik op mijn fiets, die ik achterin de bus al meegenomen had, en peddel naar huis. | |
18-07-24 10:32:47 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.677 OTindex: 28.577 |
Inmiddels is de Epub-versie van "Hoge Nood" ook klaar. Wie het hebben wil kan een berichtje sturen. Ook PDF is beschikbaar. | |
18-07-24 10:45:28 | Buick Oudgediende WMRindex: 5.640 OTindex: 1.132 |
19-07-24 11:38:13 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.677 OTindex: 28.577 |
Quote @Buick: Het educatief gehalte van mijn schrijfsels is buitengewoon Kijken of we wel begrijpend lezen | |
21-07-24 10:57:23 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.677 OTindex: 28.577 |
8: Zwaluw met een staartje Zwaluwstaart: houtverbinding 8.1: Uit het nest geknald ‘s Avonds vrij laat komt er weer een melding binnen. Het is vrijdagavond en ik heb al hoog en breed de overdracht gedaan. Die is normaal zo rond 19:00. maar soms varieert dat een beetje in onderling overleg. Het gaat over een jonge zwaluw die uit het nest is gevallen is. Dat komt wel vaker voor. Bij de meeste vogels kun je die het best rond laten scharrelen, de ouders verzorgen het verder wel op de grond. Met zwaluwen lukt dat niet. Die moeten vliegen. Van de grond opstijgen kunnen ze alleen met veel moeite en in het geval van gierzwaluwen helemaal niet. Hun pootjes zijn ongeschikt. Vind je een zwaluw op de grond dan kun je die het beste in de lucht gooien. Als het goed is vliegt hij gewoon verder. Stort ‘ie ter aarde dan is er wat met het beestje aan de hand. Een jonge zwaluw die nog niet vliegvaardig is kun je het best gewoon terug stoppen in het nest, waarbij het niet eens uitmaakt welk nest, zolang het maar bewoond is. Zwaluwen zijn perfecte pleegouders. Als die een open bekkie zien dan stoppen ze er voer in. In het geval van de melding was het probleem de hoogte. Er was wel een ladder beschikbaar, die van de buurvrouw, maar die was te kort. Dan komt plan “B” in zicht. Bij een oud sluisje in het buitengebied is er een gebouwtje waar aan de dakgoot altijd wel zwaluwnesten zijn. Het is een klein gebouwtje waarbij de dakgoot vanaf het dak van de bus te bereiken is. Juist omdat zwaluwen zulke goede pleegouders zijn kunnen we daar dit soort ongevallen terugplaatsen. Ik praat met de centrale en met de melder en samen komen we tot de conclusie dat het het beste is als ik morgenochtend dat diertje kom ophalen, de situatie beoordeel en indien gewenst het beestje naar die sluis breng. Tevoren wil ik nog wel even advies hebben van de man van wie ik bovenstaande kennis geleerd heb. De volgende ochtend bel ik eerst voor dat advies. Mijnheer vindt het een prima oplossing en de zwaluwnesten bij dat sluisje zijn er nog steeds. Aldus gerustgesteld bel ik de melder om te laten weten dat ik onderweg ga om het beestje op te halen. Die gaat kijken of het diertje de nacht overleefd heeft. Dat blijkt niet zo te zijn. Of het dier is te lang zonder voer geweest. Niemand weet uiteraard hoe lang hij al uit dat nest was toen de melder hem vond. Of het beestje had wat onder de leden en is daaraan gestorven. We weten het niet. In ieder geval, melder zegt dat hij het in de tuin ter aarde zal bestellen en daarmee is de kous af. | |
22-07-24 16:55:15 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.677 OTindex: 28.577 |
8.2: Krabbelkatten Even later gaat de telefoon. In het stadje aan mijn kant van de rivier is er een kat de vangkooi ingelopen. De situatie is een beetje verwarrend, want de centrale kon niet terugvinden wanneer die kooi geleverd was. Maar uiteindelijk is dat minder belangrijk. Wat wel telt is dat er weer eentje gevangen is. Bijkomende bijzonderheid is dat het een moederpoes met kittens betreft. Ik ga onderweg. Dankzij de, alweer, onnavolgbare nummering zet ik de bus bij de buren neer. Maakt niet uit, ruimte zat. Het adres blijkt een tuincentrum te zijn, waarbij de winkel verscholen achter het woonhuis ligt. In de winkel brengt één van de verkoopsters me naar degene die over de gevangen katten gaat. In eerste instantie gaat het over de moederpoes die tegelijk met één van haar kittens in de vangkooi zit. Tegelijk heeft mijnheer nóg drie kittens gevangen die óók bij de moederpoes horen. Dat maakt de situatie wat gecompliceerder. Ik heb instructies om de moederpoes op te halen, maar normaal halen we moeder en kittens niet uit elkaar. Ik bel de centrale om advies. Centrale weet het ook niet maar vraagt het de leidster van het asiel, degene die over de vangkooien gaat. Het blijkt dat de bewuste vangkooi niet eens gebracht had mogen worden. Het is de tijd van de jonge katjes en het asiel heeft capaciteitsproblemen. Daarom zou de kooi pas volgende week geleverd moeten worden. Maar gedane zaken en dat soort dingen. De kat zit er in. Mijn vraag is of de jonge katjes mee moeten komen. Wedervraag is hoe oud de beestjes zijn. Dat weet ik niet maar volgens de melder zitten ze aan het natvoer. De leidster schat aan de hand daarvan dat ze denkelijk een week of vier zijn. Te jong om van de moeder te scheiden. Nog een moeilijkheid is dat de melder niet weet of hij alle kittens gevangen heeft. Vier stuks is een normale dracht maar het kunnen er net zo goed zes zijn. In dat geval zitten er nog twee achter een stelling waarvan het anderhalve dag duurt om het ding af te breken. Ik besluit dan om de katjes samen met de moeder naar het asiel te brengen en geef als advies om eventuele extra katjes toch proberen te vangen en dan onverwijld ons te bellen. Dat zou mijnheer doen. De gevangen kittens zitten opgesloten in een draadkooi. Als ik ze er uit wil halen om in onze transportkooi te zetten waarschuwt de melder. “Gebruik liever handschoenen, het zijn een stel wilden”. Op de kooi ligt een paar lashandschoenen. Die trek ik aan. Dit soort waarschuwingen kun je maar beter ter harte nemen. En inderdaad. Één voor één pluk ik de diertjes uit de kooi. In eerste instantie proberen ze te vluchten en klimmen omhoog. Daar pak ik ze en beginnen ze als een gek in de handschoen te bijten en te klauwen. Melder had niets teveel gezegd. Maar met de handschoenen had ik ze vlot te pakken. Hop in de transportkooi en naar de bus, waar de moeder al hevig blazend in haar vangkooi zat. Op het asiel stonden ze me al op te wachten. Centrale had ze gewaarschuwd dat ik er aan zat te komen. Dezelfde waarschuwing, van de wildheid, doorgegeven aan de vrijwilligster. En daarmee was mijn aandeel tot een goed einde gekomen. | |
23-07-24 14:30:23 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.677 OTindex: 28.577 |
8.3: Op de hoek van de straat Weer wat later komt er weer een melding binnen. Iemand heeft in hetzelfde stadje aan mijn kant van de rivier een dode kat op straat gevonden. Om het dier niet aan vellen te laten rijden had hij het beest aan de kant gelegd en vervolgens de dierenambulance gebeld. Ik mocht gaan kijken of er een chip te vinden was, het beest retourneren aan de eigenaar of anders volgens protocol administreren en naar de vriezer op het asiel brengen. Standaard operatie. Ik spring in de bus en rijd die kant op. Het is een zijstraat van een doorgaande weg. Die doorgaande weg is berucht vanwege de overleden katten. Ter plekke aangekomen rijd ik de zijstraat in en zet de bus neer op een parkeerplaatsje vlak bij het aangegeven adres. Als ik uitstap zie aan de overkant al een zielig hoopje in de goot liggen. Dat zielige hoopje bleek inderdaad een dode kat. Vies van de regen en de nattigheid. Al een tijdje dood want lijkstijfheid was al ingetreden. Ik doe het beest in een kratje wat we gebruiken voor overleden katten en breng het terug naar de bus. Daar controleer ik het dier op een chip. Geen chip te bekennen. Ik maak een paar foto’s en vul het bijbehorende formulier in. Dode katten zonder chip worden gefotografeerd en de bijzonderheden worden genoteerd. De foto’s en gegevens worden op diverse sociale media gepubliceerd in de hoop dat iemand zijn of haar kat herkent. Het dier kan dan opgehaald worden op het asiel. Ik bel naar de melder om te vertellen dat ik het dier gevonden heb en dat ik het zal wegbrengen. Hij had het al gezien. Vanuit zijn woonkamer kon hij de bus zien. Ik bedank de melder en vertrek met de dode kat naar het asiel. Beest in het kratje, wegwerp kleedje eronder tegen het vastvriezen en het formulier er bovenop. Klaar. Ik kan weer op huis aan. | |
25-07-24 13:49:30 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.677 OTindex: 28.577 |
8.4: Van meeuwen en mussen De volgende dag komt er nog voor de koffie, zo tegen een uur of negen, een melding binnen over een meeuw. Die was aangereden nabij een adres aan de rand van de binnenstad. Het dier leefde nog maar volgens de melder was ‘ie wel ernstig gewond. Ik rijd die kant op, maar als ik een half uurtje later op het adres arriveer is er geen meeuw te bekennen. Meegenomen door een omstander? Weggewaaid dankzij de opbriezende wind? Ik weet het niet. Ik loop een paar keer op en neer. Het adres is een schoolgebouw, met een pleintje aan de voorzijde. Geen meeuw te bekennen. Tijdens de zoektocht komt de volgende melding alvast binnen. ‘t Is druk vandaag, naar het schijnt. Ik bel naar de melder om te vragen of zij nadere informatie heeft. Dat had ze. Ze stond nabij een schoolgebouw met dezelfde benaming tegenover het gemeentehuis met de meeuw aan haar voeten. Niet ver van waar ik was, een paar honderd meter, maar toch duidelijk een ander adres. Eerlijk gezegd vermoed ik dat de melder de naam van het schoolgebouw heeft opgegeven en dat centrale op internet het eerste adres heeft gevonden, niet wetend dat er tenminste twee dependances zijn. Maar dankzij dat gemeentehuis wist ik waar ik zijn moest. Hooguit twee minuten rijden. Ik zeg tegen de melder dat ik er in minder dan vijf minuten zal zijn en ga onderweg. Als ik op de vrij brede laan langs het gemeentehuis rijd zie ik aan de overkant een vrouw met een kinderwagen staan. Dat moet de melder zijn. Ik keer de bus op de inrit van het gemeentehuis en stop naast de vrouw met de kinderwagen, half op de stoep. Flitsertjes en alarmlichten aan. Ik sta gedeeltelijk op de fietsstrook en het is een drukke laan. Het is inderdaad de melder en de meeuw ligt op apegapen in het gras. Hij beweegt nog wel maar hij is er overduidelijk slecht aan toe. Een meeuw is van zichzelf een agressieve vogel die aardig van zich af weet te hakken met die snavel van hem. Dit dier maakt geen enkele beweging in die richting. Ik praat even met mevrouw, pak de meeuw op en stop hem in de transportbox. Ik bedank mevrouw voor de melding en neem afscheid. Eerst maar naar de volgende melding. Die behelst een jonge vogel die uit het nest is gevallen, mogelijk een zwaluw. Het adres is het stationsgebouw van de stad. Ik ga onderweg. De melder is de uitbater van een koffietentje in het stationsgebouw. Omdat ik in dit geval een relatief korte aanrijtijd heb en omdat de uitbater van een horecagelegenheid toch wel thuis is neem ik niet de moeite om op te bellen. Vanaf de meeuw naar het station is misschien tweeduizend meter, maar ik moet omrijden wegens alle eenrichtingstraatjes in het centrum en vervolgens de brug over. Bij het station aangekomen zet ik de bus neer op de plek voor “halen en brengen”. Tenslotte kom ik een vogeltje ophalen. Als het inderdaad een zwaluw is en ik kan niet bij het nest, groot kans van, dan ga ik naar diezelfde sluis als waar ik in melding 8.1: Uit het nest geknald over gesproken heb. Even zoeken waar dat tentje precies zit. Dat blijkt direct aan het perron te zijn. Man, vrouw en puberdochter zijn aanwezig. Ze tonen het beestje. Geen zwaluw maar een mus. Daar is goed beschouwd geen eer aan te behalen. Mussen die een poging gedaan hebben uit te vliegen moeten worden gevoerd door de ouders. Voor mensen is dat geen doen. En op een station waar elk uur een trein aankomt en weer vertrekt is er geen rustig plekje te vinden. Het station ligt met de perronzijde ook nog eens aan een drukke weg. Ik overleg even met de melders. De trein is net weg dus ze hebben alle tijd. Ze tonen de plaats waar de mus gevonden is. Hoog erboven, net onder de overkapping zit een nest, waar je de mussen heen en weer ziet vliegen. Daar moet die uitgekomen zijn. Twee meter verderop staat een zuil met een inlichtingenbord en een kaartautomaat. Als we daar die jonge mus bovenop leggen…? Ik vraag om een kartonnen doos. Die hebben ze in alle soorten en maten. Beetje hoog, het begint aardig op te briezen en aan zee wordt windje negen voorspeld, anders waait het beestje vierkant uit die doos. Doos met tape vastplakken zodat de hele doos niet aan de haal gaat. Zo gezegd zo gedaan. Mevrouw stapt op een stoel en plaatst de doos met de mus erin. En nu maar hopen dat de ouders het doorkrijgen en verder gaan met voeren. Meer kunnen we niet doen. Ik neem afscheid en bel, terug in de bus, naar de opvang en vertel van de meeuw. Beheerder is aanwezig, ik kan langskomen. Bij de opvang laat ik de meeuw zien. Beheerder zegt “Die heeft ‘t geleden, dat zijn alleen nog maar stuiptrekkingen”. Toch zie ik een duidelijke ademhaling, hoewel veel trager dan gebruikelijk voor een vogel. “Ik hou hem toch nog even in observatie” zegt de beheerder “Al heb ik er weinig vertrouwen in”. Daarmee kan ik weer op huis aan. | |
26-07-24 10:04:09 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.677 OTindex: 28.577 |
8.5: Tewaterlating van een waterhoen Ik ben amper thuis van de laatste melding, net m’n eerste mok koffie van de dag gebrouwen, of de telefoon gaat weer. Dit keer gaat het over een jonge meerkoet die was gegrepen door de kat en vervolgens thuis was gebracht. Zo zijn katten. Trots op hun prooi en willen dat graag aan de goegemeente tonen. Die goegemeente was in dit geval niet bijster onder de indruk en had het vogeltje tot chagrijn van de kat afgepakt en in een doos gedaan. Ik bel op om te laten weten dat ik onderweg ben en krijg te horen dat ze op Google hadden gekeken en dat het geen meerkoet was maar een waterhoen. Maakt niet uit. Het drijft allemaal en de behandeling is hetzelfde. Het adres is een omgebouwd boerderijtje dat dankzij de periodieke stadsuitbreidingen zowat midden in een woonwijk is terecht gekomen. Tijdens het telefoongesprek had de melder gezegd dat ik via de oprit achterom kon komen. Zo gezegd zo gedaan. Ik loop achterom en daar zitten ze op het plaatsje achter lekker in het zonnetje en uit de wind. Ik maak kennis met de melders. Man, vrouw en een jongetje van een jaar of zeven. Het waterhoen zit in een doos op tafel. Doos gaat open en ik pak het diertje eruit. Hij wil er gelijk van tussen. Het zijn nestvlieders en zo klein als ze zijn kunnen ze goed lopen. Ik zie geen ongerechtigheid. Kat had hem waarschijnlijk aan de veren gehad. Aan de poten en de kop is geen verwonding of wat dan ook te bespeuren. Op het oog een gewone, gezonde, jonge vogel. Ik overleg even met de melders en vraag naar de plaats van het nest. Vlak in de buurt zijn een paar slootjes, groot kans dat in één daarvan het nest zit. Maar nee, de melders wisten geen nest te zitten. Ik vertel dat ik eerst advies van de opvang ga vragen en volgens dat advies zal handelen. Eigenlijk ken ik dat advies al: als de donder dat nest zoeken en het beestje in de nabijheid vrijzetten. Ik neem afscheid ga met het waterhoen terug naar de bus. Daar bel ik de opvang. Geen gehoor. Dan maar zo. Ik klim de bus weer uit en loop met de box met het waterhoen langs de dichtstbijzijnde sloot. Daar loopt een man. Ik vraag of hij hier een nest weet te zitten. “Nee, er zit hier geen nest” zegt hij. Hij komt hier meermaals langs en als er een nest had gezeten dan had hij daar weet van gehad. Maar misschien aan de overkant van de straat, in het verlengde van deze sloot. Ik praat nog even met mijnheer. Hij blijkt de beheerder van een veldje met wat konijnen en geiten. Hij vertelt dat er bij hem nogal eens konijnen gedumpt worden en vraagt wat of wij ermee doen. Ik vertel dat wij dergelijke konijnen naar de opvang in de grote stad brengen. Die zijn min of meer gespecialiseerd in knaagdieren, hoewel ze vrijwel alle gedierte opnemen. Dan loop ik naar het slootje aan de andere kant van de straat. Er loopt een voetpad en er is een soortement parkje met fruitbomen. Zo’n beetje halverwege zie ik beweging in het riet. Als ik naderbij kom zie ik warempel een jong waterhoen zwemmen, half verscholen tussen het riet. Groot kans dat dit een broertje of zusje is van mijn slachtoffer. Ik ga wat dichter aan het water, open de box en pak mijn waterhoentje er uit. Die is flink aan het spartelen en als ik hem in het gras zet gaat hij er met een rotvaart van tussen, springt in het water en zwemt zijn collega achterna. Met een beetje goede wil is die op z’n plek. Ik ga weer op huis aan. | |
27-07-24 09:30:15 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.677 OTindex: 28.577 |
8.6: Als een havik…. Even na de middag komt de volgende melding door. Mensen hadden tijdens een fietstochtje een jonge roofvogel aangetroffen, maar in de omgeving geen nest aangetroffen. Op advies van de centrale nemen ze het beestje mee naar huis, alwaar ik het kan ophalen. Met die informatie ga ik onderweg. Een jonge roofvogel verder grootbrengen is geen sinecure. De reguliere vogelopvang kan ik zoiets niet aandoen. Bovendien heeft de beheerder, niet helemaal onterecht, vrij strikte ideeën betreffende uit het nest gewaaide jonge vogels. Maar ja, als er geen nest vindbaar is om het beest in terug te zetten, wat dan? Daarom besluit ik direct al om in dit geval de opvang in de grote stad in te schakelen. Die heeft veel meer vrijwilligers ter beschikking en heeft ervaring met jonge roofvogels. Als ik aankom bij het woonadres van de fietsers en uitstap komt de hele familie me al tegemoet. Vader, moeder en een schuif kinderen van diverse leeftijden. Groot avontuur voor de mensen. Vader heeft het beest tegen zijn borst geklemd. Inderdaad een jonge roofvogel. Van welk merk? Geen idee. Ik praat even met mijnheer en mevrouw. Die vertellen dat ze het beest hebben aangetroffen op een achteraf weggetje in het buitengebied. Een oud kronkelig dijkje. Ik ken het wel, af en toe kom ik er langs. Toen ze eenmaal thuis waren met het dier had het zich vastgeklemd aan de hand van mijnheer en moest met zacht geweld worden losgemaakt. Dat is normaal. Alle roofvogels hebben een grijpreflex en zijn mede door de vorm van de klauwen moeilijk los te maken. Ik heb op die manier eens een handschoen moeten achterlaten bij een gewonde sperwer. Naderhand wel weer teruggekregen die handschoen, overigens. Ook nu heeft het dier zich weer vastgeklampt aan het overhemd van mijnheer. Met een beetje peuteren losgekregen en in de transportbox gedaan. Ik vertel dat ik het dier naar de opvang in de grote stad ga brengen. De naam van de opvang is onbekend bij deze mensen, maar als ik beschrijf waar het gesitueerd is komt het toch bekend voor. Dan neem ik afscheid en terug in de bus bel ik naar de opvang. Ik kan komen. “Wanneer ben je er”? Dat kan ik van het Domdommetje aflezen dat ik inmiddels al ingesteld had. Via de krochten van de wijk naar de grote weg gereden en vandaar naar de opvang. Daar zijn ze allemaal druk bezig. Ik moet even wachten. Maar na een paar minuten komen twee vrijwilligers om me van het dier te ontdoen. Één van de twee haalt, met handschoenen aan, het dier uit de box en bekijkt het. “Ziet er gezond uit” zegt zij. “Het is geen buizerd. Waarschijnlijk een havik”. Later is door andere vrijwilligers overigens min of meer unaniem besloten dat het een torenvalk moet zijn. Maakt niet uit, als het beest het zelf maar weet. Ik ga weer terug naar de bus, doe de administratie en vertrek naar huis. | |
29-07-24 13:59:00 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.677 OTindex: 28.577 |
9: Balkonscene Naar “Romeo en Julia” van William Shakespeare 9.1: Meeuw op ‘t balkon Zo rond half negen komt de eerste melding van de dag binnen. Het gaat over een jonge meeuw die op een balkonnetje in de binnenstad vast is komen te zitten. Niet werkelijk, maar het dier kan of durft niet te vliegen, accepteert geen voedsel van de melder en het is allemaal te benauwd voor de ouders, die er krijsend boven vliegen, om hun kroost op de wijze der meeuwen te voeren. Dat is al aan de gang vanaf donderdag. Vandaag is zaterdagochtend. Hoog tijd dat de dierenambulance een kijkje gaat nemen. Inmiddels is er al overleg geweest tussen de diverse instanties, te weten het dierenasiel (de “baas” van de dierenambulance), centrale, vogelopvang en chauffeur. Omdat ik op dat moment geen chauffeur was, we rijden in toerbeurt, is dat grotendeels langs me heen gegaan. Ik krijg alleen het resultaat voor m’n neus: Jonge meeuw ophalen en naar de opvang brengen. Ik bel op om te vertellen dat ik eraan zit te komen en ga onderweg. Het is diep in de binnenstad. Smalle middeleeuwse straatjes met min of meer lukraak geparkeerde auto’s. Als ik over de brug rechtsaf geslagen ben zie ik op het Domdommetje dat ik parallel aan het bewuste straatje rijd. Ik zet dan ook ter hoogte van het gewenste adres de bus neer op een open plekje aan de kade. Dan maar honderd meter lopen naar het adres. Via de steegjes dwars op de kade loop ik er naar toe, net en transportbox in de hand. Omdat de gemeente in hare ondoorgrondelijke wijsheid besloten heeft geen straatnaambordjes te gebruiken vraag ik een aantal omstanders of ik de bewuste straat bereikt heb. Dat heb ik inderdaad. Ze vragen wat ik kom doen. Het blijkt dat zowat de halve straat al op de hoogte is van het wel en wee van de meeuw. Ze vragen of ik het dier niet beter kan uitzetten in plaats van naar de opvang brengen. Dat is inderdaad normaal de beste oplossing, maar waar moet je wel een plekje voor hebben. Liefst groot open en vlak. Één van de aanwezige dames oppert het dak van de nabijgelegen kerk. Gelijk draaft ze weg op de pastor te vragen of we op het dak een meeuw kunnen uitzetten. Ik ga ondertussen kijken of ik die meeuw te pakken kan krijgen. Ik bel aan op het juiste adres en mijnheer gaat me voor naar boven, naar het balkon. Dat staat bomvol met potplanten, stoelen en meer van dat spul. Geen fatsoenlijke meeuw die zich daar tussen waagt. In een hoekje zit de meeuw. Mijnheer verteld dat hij heeft geprobeerd te voeren en dat hij het dier al diverse malen op de brede balustrade-rand heeft gezet, maar dat het dier noch wilde eten, noch wilde vliegen. Dan pak ik mijn net en gooi dat over de kop van de meeuw. In één keer raak. Het beest worstelt, maar ik pak hem vanonder het net en bekijk hem. Er zit nog best leven in, hij weet flink te hakken met zijn snavel. Zo op het oog niets mis met het dier. Ik stop hem in de box. Dan praat ik nog even met mijnheer en ga dan de smalle trappetjes af naar de straat. Daar aangekomen is mevrouw weer terug van de pastor. Helaas is het dak minder goed toegankelijk. Er moet een lange ladder worden opgetuigd en dat is een heel karwei. Goed, dan gaan we terug naar plan “A”: de opvang. Ik praat nog even met de buren en ga dan met vogel en net terug naar de bus. In de bus bel ik naar de opvang. De beheerder is aanwezig, ik kan langskomen. Op de opvang aangekomen ontmoet ik de beheerder. “Dat is nummer drie al deze week” zegt hij. Ik loop met hem mee naar de volières en daar zitten inderdaad nog twee meeuwen van hetzelfde model en ongeveer dezelfde leeftijd. “Deze twee heb ik al aan het eten”, zegt de beheerder. Hij legt uit dat meeuwen hun jongen voeren door het voor ze op de grond te gooien. Ze eten dus van de grond. Maar als het niet gegooid is herkennen ze het niet als voedsel. Zo gauw ze doorhebben wat ze kunnen eten is het leed geleden. Maar daar kunnen een paar dagen overheen gaan. Hopelijk zal mijn meeuw van zijn twee collega’s leren dat de bakjes met kattenvoer en nog wat andere zooi eetbare waar is. Dan hoeft ‘ie minder lang honger te lijden. Daarmee ga ik terug naar de bus, doe de administratie en rijd terug naar huis. | |
30-07-24 11:17:58 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.677 OTindex: 28.577 |
9.2: Laagvliegend mussennest Ik ben nog geen kwartier thuis of de volgende melding komt binnen. Je hebt verdorie niet eens fatsoenlijk tijd om een bak koffie te doen. De melding gaat over een mussennest dat in zijn geheel, inclusief de kuikens, naar beneden is komen zeilen. Gevolg van de harde wind, denkelijk. Samen met de centrale filosofeer ik even over de beste aanpak. Maar je weet dat goed beschouwd pas als je het ziet. Hoe erg is het nest beschadigd, wat is de leeftijd van de kuikens, etc. Ik ga dan ook onderweg. Het adres is een diervoederbedrijf in een dorp halverwege de stad en de grote stad. Voor mij is dat goed tien minuten korter dan de meeste adressen. Bij aankomst schuif ik de bus in een nauw parkeerplaatsje aan de voorzijde. Ik had de instructie me bij de receptie te vervoegen maar dat blijkt niet nodig. Ze hadden me al zien aankomen en een juffrouw komt me tegemoet. Nest in een emmer in de hand. Ik kijk in de emmer. Heel jonge mussen, van de tweede leg. Die zijn praktisch gesproken niet groot te brengen, dat moeten de ouders zelf doen. Maar het nest is mooi intact. Ik vraag of de originele plaats bereikbaar is. Mussen nestelen normaal onder dakpannen, dus erg hoog. Nee, de oorspronkelijke plaats is is niet te bereiken. Dan een plekje in de buurt, hoog zodat de katten er niet bij kunnen? Volgens het dametje is daarvoor een prima plek aanwezig. Daar zou ze het nest dan maar plaatsen. Ik vraag of ik hulp kan bieden. Dat is niet nodig. Ik krijg vrij sterk de indruk dat deze optie al besproken is maar dat ze een deskundologisch onderlegd advies wilden hebben voordat ze daartoe zouden overgaan. Een betere oplossing kan ik ook niet verzinnen. De vogeltjes zijn te jong om in de struiken te zetten. Ze zitten nog volledig in de dons. Originele plek is niet bereikbaar en pleegouder spelen voor dergelijke jonge dieren is ook geen doen. Dametje kwam resoluut genoeg over om het met een gerust hart aan haar over te laten. Voor de rest hopen we maar dat de ouders het nest terugvinden. Meer kunnen we niet doen. Ik kon weer naar huis voor m’n tweede bak koffie. | |
31-07-24 11:07:06 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.677 OTindex: 28.577 |
9.3: Jong en oud Zaterdag ‘s avonds gaat de telefoon. Centrale aan de lijn. Er is in het stadje aan mijn kant van de rivier een jonge duif gevonden. Opgeraapt van de straat. Ernstig gewond aan kop en rug. Op advies van de centrale zou de melder het nog even aankijken en als de duif de ochtend zou halen zou ik hem op komen halen. Als ik hem die avond op zou halen, dan zou ‘ie ook in z’n uppie in de opvang zitten. Dan zit ‘ie misschien nog wel zo goed in de verwarmde woning van de melder, zo is de gedachtegang. De volgende ochtend bel ik centrale of er al nieuws is van die duif. “Nog niet”, zegt de centrale, “ik bel met tien minuten”. Ik was weer eens te ongeduldig. Even later komt de centrale terug. Duifje heeft de nacht overleefd, ik kan hem ophalen. Normaal gaat ‘ie naar de vogelopvang in de stad, tenzij er redenen zijn om wat anders te doen. Vlak voordat ik op het adres van de jonge duif ben gaat weer de telefoon. Er is nóg een duif gevonden. Dit keer in de stad zelf. Iemand had het dier gewond aangetroffen en mee naar huis genomen. Eerst maar naar de eerste melding, de jonge duif. Dat bleek inderdaad een jong geval, nog half in de dons. Even met de melders gesproken. Die vroegen zich af hoe het zat met het eten van zo’n beest. Bij de meeste vogels vliegen de ouders af en aan en zijn continue aan het voeren. Bij duiven is dat anders. Duiven hebben een krop, waar een reservevoorraad voer zit. Daar kunnen ze makkelijk een dag op teren. Ouders voeren hun jong dan ook maar één of twee keer per dag. Melders waren op dat punt ook weer gerustgesteld. Beest in een bakje en op naar de volgende. Dat adres is in de binnenstad. Als je eenmaal weet hoe is dat makkelijk te doen met de bus. Ik heb diezelfde truc eerder uitgehaald bij melding 9.1: Meeuw op het balkon. Je rijdt langs de rivierkade tot je, volgens de kaart van Domdommetje, dwars bent van het beoogde adres. Dan zet je de bus neer op de eerstvolgende geschikte gelegenheid en doet de rest te voet. Ver is het nooit. Ook hier, met als grote voordeel dat het adres vlak bij een vrij grote parkeerplaats is. Bus neergezet, box meenemen en als ik naar de huisnummers kijk komt al een jonge vrouw naar buiten met een kartonnen doos in de handen. In de doos zit de duif. Mevrouw was een rondje aan het hardlopen geweest en was onderweg de duif tegengekomen. Zat op straat en verroerde niet. Ik bekijk het dier en constateer een stevige wond aan de borst. Gekke plaats. Kop, rug, vleugels en staart ben ik al wel tegengekomen, maar aan de borst? Dat kan haast niet van een rover zijn. Ik kijk de poten na en zie dat het dier geringd is. Maar niet met het gebruikelijke NL (voor Nederland) nummer, maar een BE nummer. Dat is België. Een Belse duif dus. Helaas heb ik geen verbinding met de Belgische duivensportvereniging. Ik kan daarom geen eigenaar achterhalen. Bovendien, België ligt zo’n driehonderd kilometer verderop. Veel te ver om te brengen en ik kan me ook niet voorstellen dat ze uit België komen rijden om het beest op te halen. Maar onze opvang voor geringde duiven is een duivenmelker die de opvang erbij doet. Misschien weet die hoe hij met buitenlandse dieren omgaat. Ik vertel de jonge juffer dat ik het beestje naar een opvang zal brengen en dat hij daar verder behandeld zal worden. Daarmee neem ik afscheid en ga met de duif terug naar de bus. In de bus bel ik de opvang. Beheerder is bezig maar kan me om elf uur ontvangen. Het is op dat moment twintig voor tien. Ik ga dan maar voor m’n eerste bak koffie naar huis en ga met beide duiven op tijd op sjouw om tegen elven bij de opvang te zijn. Als ik het erf opdraai en uitstap zie ik een open deur naar het schuurtje waar de duiven zitten. Ik stuiter naar binnen en roep “Vollek”. Achter me: “Ja hoor, kom eraan”. In het schuurtje is niemand aanwezig maar de vrouw van de beheerder had me zien aankomen. Ik zeg dat ik de duiven kom brengen. “Oh, je hebt er twee”? Mevrouw wijst me waar de nieuw binnengebrachte duiven komen en zegt dat we ook zonder hun tussenkomst daar duiven kunnen neerzetten. Tenslotte draaien wij 24/7 en deze beheerders niet. Ik vraag naar die wond aan de borst. Volgens mevrouw is die het resultaat van een botsing met een elektriciteitsdraad. Dat komt vaker voor. En duiven uit België? Geen probleem. Eens in de zoveel tijd gaat er een transport die kant op. Als de eigenaar wil kan er ook een koerier gaan rijden. Dat komt allemaal wel in orde. Daarmee is mijn taak ten einde. Ik kan weer op huis aan. | |
01-08-24 09:32:10 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.677 OTindex: 28.577 |
9.4: Verlate merel Het is kwart over zes in de avond. Het is een half uurtje draaien naar mijn aflosser. Ik neem de fiets mee, dan ga ik op de fiets van de aflos naar huis. Hoeft die me niet te brengen. Ik ga wat vroeger, want ik moet ook nog tanken. Ik ben nog geen minuut onderweg of de telefoon gaat. In de stad is een merel gevangen die moeite heeft met vliegen. De rechtervleugel staat er gek bij. Als ik eerst naar de aflos ga ben ik zeker een half uur langer onderweg, dus eerst maar naar die merel. Bij de eerstvolgende benzinepomp zet ik de bus neer, sein de aflosser in dat ik wat later kom, bel de melder op dat ik eraan zit te komen en herprogrammeer het Domdommetje. Op naar de merel. Het adres is in een jaren vijftig arbeiderswijk. Domdommetje geeft een adres aan vijftig meter verder dan waar ik moet wezen. Als ik de bus neerzet en uitstap komt heel enthousiast een kloft kinders me achterop. “U bent te ver, mijnheer”! Maar dat stukje lopen we wel, zo ver is het niet. Bij het gewenste adres aangekomen stap ik naar binnen en wordt door de familie begroet. De merel, nog een jong beest maar zo te zien wel vliegvaardig, in een doos. Ik pak hem eruit en het beest probeert alle kanten op te fladderen. Naar mijn ondeskundig oog niks mis met het beest. Flink levendig en wappert stevig met beide vleugels. Maar volgens de melder, de kinderen, had ‘ie toch moeite met vliegen. Ik zeg dat ik het zal opnemen met de opvang en afhankelijk van het resultaat hem toch maar naar de opvang zal brengen. Ik neem afscheid en loop met merel terug naar de bus, vergezeld van een schare buurtkinderen. Bij de bus bel ik de opvang. Die vraagt wat ik geconstateerd heb. “Maak maar even een foto”. Ik maak een foto van het dier en stuur deze op. Ondertussen krijg ik van allerlei vragen op me afgevuurd door de kinderen. Ik moet dus vier dingen tegelijk doen: Zorgen dat de merel er niet vantussen gaat, foto nemen en opsturen, telefoneren met de beheerder en de vragen van de kinderen beantwoorden. Ik krijg van de beheerder enkele instructies om het dier te kunnen beoordelen: Op niet geheel diervriendelijke wijze het dier bij de poten pakken en op de kop houden. Hoe bewegen de vleugels? Gelijk of is er een afwijking te zien? Het is gelijk. Beheerder heeft op de foto gezien dat het dier een volgroeide staart heeft. Op basis daarvan is de conclusie: uitzetten. “Ga even een stukkie verder uit het zicht, zoek een geschikt plekje en laat het dier vrij. Die vind z’n weg wel”. Ik doe de vogel weer in het bakje, de kinderen zijn inmiddels vertrokken, en rijd een paar honderd meter verderop naar een benzinestation, hetzelfde als in melding 1.4: Kat onder de kap, en laat het dier vrij in de bosjes. Ik sein de aflosser dat ik er nu wel aan zit te komen. Onderweg gooi ik de tank vol, lever de bus af, stap op de fiets en rijd naar huis. | |
02-08-24 10:41:16 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.677 OTindex: 28.577 |
10: Geografisch gedoe 10.1: Gemiste kat Kort voor de koffie, zo rond half tien, gaat de telefoon. In het stadje aan mijn kant van de rivier is al enkele dagen een kat gespot. Dier bedelt en wil naar binnen. De kosteres, het betreft een kerkgebouw, wil dat niet en heeft via via de dierenambulance besteld. Ik ga onderweg. Door de polder, dat is het kortste, Het adres is in de binnenstad aan een doodlopend straatje. Aan het eind is een redelijke parkeergelegenheid. Ik kan zo indraaien. De vertegenwoordiger van de melder, een jonge man, staat al te wachten. Hij wist wanneer ik er zou zijn. De kat zit lekker in het zonnetje bij een muur van de kerk. Ik kniel in de nabijheid, chiplezer in de aanslag. Het dier heeft een vlooienbandje om, teken dat ‘ie toch wel ergens thuishoort. Het dier ruikt aan mijn vingers en begint kopjes te geven. Makkie. Ik pak haar met één vinger aan de vlooienband en breng de chiplezer in stelling. Plotseling wil de kat vrij zijn, trekt op z’n rug en begint te klauwen. Ik had dit niet verwacht en moet het dier laten gaan. Hij galoppeert het grasveld over en verdwijnt onder de heg die de afscheiding met het kerkhof vormt. Die krijg ik niet meer te pakken. Melder komt aanlopen en vraagt hoe het gaat. Ik vertel het verhaal. Wat nu? Het beste wat ik kan verzinnen is dat ze het dier in de gaten houden en als het weer komt opdagen ze opnieuw bellen. Dan kan ik het met een net proberen. Ik vertel nog wat de normale procedure is. In dit geval is een belbandje de geëigende weg. Een papieren bandje met een telefoonnummer erop. De bedoeling is dat als een eventuele eigenaar zijn of haar kat weer tegenkomt dar bandje ziet en het nummer belt. Dan weten we dat het dier een baas heeft en dat er niets aan de hand is. Dat kan dan weer naar de melder gecommuniceerd worden. Als er met een paar dagen niet op zo’n belbandje gereageerd wordt dan komen we het dier alsnog ophalen en gaat het naar het asiel. Daar worden dan foto’s gemaakt en gepubliceerd op internet in de hoop dat een eigenaar het dier herkent. Ik praat nog even met de de melder en haar vertegenwoordiger en neem dan afscheid. Terug naar huis voor de koffie. | |
03-08-24 15:59:02 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.677 OTindex: 28.577 |
10.2: Bandkat Een tijdje later weer een melding. Wéér over een loslopende kat. In de krochten van de binnenstad op een klein pleintje loopt een kat los rond. Iedereen rond dat pleintje kent elkaar en niemand weet waar het beest thuishoort. Volgens de melder gaat dit al meerdere dagen zo. Ik overleg even met de centrale. Het is momenteel hoogseizoen voor de katten, dus vraag ik of er nog wel plek is. Voor schrijnende gevallen altijd, maar voor gewone loslopende katten? Even zeker weten zodat ik ter plekke een gefundeerde beslissing kan nemen. Resultaat is: asiel is vol, alleen ernstige gevallen meenemen. Dat overleg dient plaats tijdens het rijden op de handsfree. Op het pleintje aangekomen zet ik de bus neer op een vrije parkeerplaats. Gelukkig is er genoeg voorhanden. Als ik uitstap komt de melder me al tegemoet, een transportmand met daarin de kat in kwestie. Zij had die in afwachting van mijn aankomst gevangen en vastgezet. Kat blijkt een lief beest dat, na snuffelen en achter de oren krauwen, geduldig haar chip laat lezen. Die was er dus niet. Dat komt nog regelmatig voor, helaas. Normaal zou ik zo’n beest direct een belbandje omdoen. Daarop staat een telefoonnummer dat een eigenaar kan bellen zodat het asiel weet dat het een gewone kat met eigenaar is. Wordt er niet gebeld dan komen we een paar dagen later om dat beest op te halen en brengen het alsnog naar het asiel. Dat is de normale gang van zaken. Maar in dit geval zit het asiel vol. Aan de andere kant is de melder heel positief dat het beest in deze wijk beslist niet thuishoort en al meerdere dagen rondloopt. Voor mij een twijfel geval. Op basis van het verhaal van de melder zou ik haar naar het asiel nemen, maar nu? Toch maar weer advies vragen. Het dier is aan de magere kant maar ziet er verder goed uit. Beweegt normaal en vertoont geen tekenen van ongemak. Op een bijeenkomst in den Bosch heb ik weet gekregen van de “Feline Grimace Scale”, waarmee je de mate van ongemak voor katten tot op zekere hoogte kunt aflezen. Centrale zoekt het hogerop en komt terug met het advies om toch maar een belbandje om te doen. Dit vertel ik de melder, tezamen met het hoe en waarom. Melder vindt dit, gezien de omstandigheden, een geschikte oplossing. Ietsje verderop woont een vrouw die zich wel vaker loslopende dieren ontfermd. Kat de band omgedaan. Het is een papieren bandje met een scheurlijn. Blijft het dier hangen dan kan ze zichzelf lostrekken. Het bandje is dan verloren maar dat is het minst erge. Ook dat vertel ik de melder. Mandje open, kat wipt eruit en schiet onder een geparkeerde auto. Die gaat nadenken over wat haar nú weer is overkomen. Dan neem ik afscheid, stap in de bus en ga weer op huis aan. | |
04-08-24 13:50:30 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.677 OTindex: 28.577 |
10.3: Open breuk Ik ben nog maar net thuis van mijn vorige avontuur, ik heb de jas nog aan, of de telefoon gaat alweer. Iemand heeft een meeuw gevonden met een kapotte vleugel. Ze zou het dier vangen en naar een camping brengen aan mijn kant van de rivier. Ik ben al eens eerder op die camping geweest voor een konijntje dat was aangevallen door een buizerd, dus ik ken de situatie. Ik ga dan ook onderweg. Dit keer niet via de polder maar over de oude zeedijk, dat rijdt het vlotste naar die bewuste camping. Halverwege gaat de telefoon weer. Weer een melding, weer van een meeuw met een kapotte vleugel, dit keer aan een weg op het industrieterrein van de stad, aan de andere kant van de rivier. Volgens centrale zou dit om dezelfde meeuw kunnen gaan. Volgens mij niet, want daarvoor liggen de meldingen geografisch teveel uit elkaar. Van die weg heb ik al meermaals levende en dode katten moeten ophalen. Bijkomende bijzonderheid is dat de bewuste weg opgedeeld is in stukken. Met de fiets kun je wel doorrijden, maar met de auto zijn het doodlopende delen. Je moet dus goed weten wáár op die weg je moet zijn. Centrale gaat informeren. Even later komt de centrale terug op de telefoon. Blijkt dat de eerste melder, die de meeuw naar de camping zou brengen, er niet in is geslaagd het beest te vangen en toen zonder dit te melden aan haar stutten is getrokken. Vervolgens heeft de tweede melder het dier gevonden. Hij zou wachten op weer een ándere straat op hetzelfde industrieterrein. Ik naar die andere straat. Ik ben net op het bijbehorende parkeerterrein, het betreft een pleintje met een McDonald's en wat andere bedrijven rondom, als de telefoon weer gaat. Melder is samen met een dérde melder verkast naar de eerste straat. Hemelsbreed nog geen honderd meter, maar ik moet eerst dat parkeerterrein af, dan linksaf op de rotonde en vervolgens een zijstraatje in. Bijna een kind onder de auto die een beetje érg enthousiast naar de Mac wilde. Maar op de hoek van de zijstraat staat de tweede melder op zijn vette fiets te wachten. Hij zwaait en gebaart dat ik moet volgen. Dat doe ik en rijd zo eindelijk de goede straat in. Bijna op het eind van het doodlopende stuk staan een aantal mensen te wachten. Melder stopt daar en ik zet de bus tegenover een oprit aan de stoep. Ik stap uit en loop op het groepje toe. Ze hebben een plastic krat met deksel aan de voeten. In de krat de meeuw. Ik open voorzichtig de krat, melders: “Pas op dat ‘ie niet wegvliegt”, en bekijk de vogel. Ik heb aan een halve blik genoeg. Vleugel hangt er half bij en ik zie wat bebloede, gebroken botten. Inmiddels heb ik voldoende ervaring opgedaan. Dat beest zal nooit mee vliegen. Dat wordt euthanasie. Dat vertel ik de omstanders die dat direct begrijpen. Deze is er té erg aan toe. Ik pak het dier over in een ruime krat uit de bus. Omstanders: “Durft u dat wel”? Die vervaarlijke snavel lijkt erger dan hij is, die kan weinig kwaad als puntje bij paaltje komt. In de bus bel ik met de opvang die een dergelijke situatie kan verzorgen. Ik kan het dier in de doos op de vriezer plaatsen en dan zal later op de avond de beheerder langskomen. Als ik het dier heb afgeleverd ga ik weer op huis aan. | |
05-08-24 17:17:42 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.677 OTindex: 28.577 |
10.4: Miskraai Half vijf ‘s middags de andere dag gaat weer de telefoon. Mensen hebben een kraai gevonden die op sterven na dood lijkt te zijn. Ze wachten en hebben in de tussentijd het beest onder de jas. Ik praat kort met de centrale over het adres en dat het dit keer géén kat is, gisteren twee katten mogen “doen”. Ik trek het uniform aan, dat bestaat uit een jas en een lange broek. Het is geen weer voor een lange broek, maar het gebeurt regelmatig dat je door de brandnetels moet banjeren en dan is een lange broek wel prettig. In de auto stel ik Domdommetje in en net als ik wil starten gaat de telefoon. Centrale. Het is niet meer nodig. De vogel is gevlogen. Het dier bleek dus niet zo op sterven na dood te zijn als de melder het had verondersteld. Ik klim weer uit de bus, steek de straat over en ben weer thuis. | |
06-08-24 09:36:44 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.677 OTindex: 28.577 |
10.5: Zwaluw op de valreep Het is kwart over zes ‘s avonds. Tijd om aanstalten te maken voor de overdracht. Mijn collega woont in de grote stad op een half uur rijden. Meestal zet ik de fiets achterin en rij dan op het fietsje naar huis. In dit geval doe ik dat niet: er wordt regen voorspeld en gezien het feit dat ik van suiker ben beginnen we daar maar niet aan. Afgelopen weekend heb ik weinig meldingen gehad, ik hoef niet te tanken. Als ik al in de grote stad ben gaat de telefoon. Komt er toch nog een melding door. Het gaat om een jong vogeltje dat niet kan vliegen. Inmiddels hebben we in deze en voorgaande jaren enige ervaring opgedaan met niet-vliegende jonge vogeltjes. In het kort komt het er op neer dat je er niet aan moet zitten en als het niet anders kan terugplaatsen in de buurt van het nest. In dit geval was dit ietwat lastig. De kat had het vogeltje binnengebracht dus de plaats van het nest is onbekend. Beetje vergelijkbaar met 8.5: Tewaterlating van een waterhoen. Ik praat in het kort met de centrale en beslis dat ik eerst de aflosser zal ophalen, dat is nog drie minuten rijden, en dan met z’n tweetjes dat vogeltje gaan doen. Centrale gaat daarmee akkoord. Ik zet de bus bij de aflosser zowat voor de deur en kijk in de app naar het adres en andere wetenswaardigheden die centrale me gestuurd heeft. Vervolgens stel ik het Domdommetje in. Als ik daarmee doende ben komt de aflosser aan de bus. Ik zeg dat we gelijk door kunnen naar de stad voor een niet-vliegend vogeltje. Aflosser stapt in en we vertrekken richting stad, alwaar het vogeltje resideert. In een naoorlogse woonwijk, ten noorden van de binnenstad kort bij de rivier is het adres. Een verschrikkelijk nauw straatje met veel auto’s geparkeerd. Als ik de bus op de stoep zet, dicht naar de gevels toe, dan kan er nog net een fiets door, maar geen auto. Gelukkig is het verkeer hier zo rond deze tijd minimaal. Toch zet ik maar ven de alarmlichten en flitsers aan om de eventuele passanten te laten weten dat we bezig zijn. Melder had de voordeur al open gezet. Met een “Vollek” treden we binnen. Mevrouw zit op de bank, met het vogeltje beschermend op de arm. Ik neem het diertje van haar over en bekijk het. Weinig aan te zien. Grootte van een mees, geen staartveren, net alsof hij daar nog niet volgroeid is. Tussen de andere veren is nog een beetje dons te zien. Maar wat is het voor beest? Gezamenlijk overleggen we, maar geen van drieën hebben we een helder idee. Ik overleg even met de collega over wat we zullen doen. Het advies van de vogelopvang in de stad is bekend. Daar kunnen we met een jong vogeltje dat op het oog verder niets mankeert niet met goed fatsoen terecht. Optie nummer twee is de opvang in de grote stad. Die nemen zowat alles aan zolang er geen groot gevaar is voor besmettelijke ziektes. In verband met de af te leggen afstanden is het meest efficiënt dat ik naar huis rijd. Dan neemt collega het over en brengt het beestje naar de opvang. Zo gezegd zo gedaan. Voor mijn huis doen we de officiële overdracht en is het voor mij gedaan. Later hoor ik van de collega dat het een boerenzwaluw betrof. Tja, een zwaluw zonder (volgroeide) staart is voor een niet volleerde ornitholoog moeilijk te herkennen. | |
14-08-24 16:37:11 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.677 OTindex: 28.577 |
11: Hoge bomen vangen veel kraaien Gezegde: Hoge bomen vangen veel wind. 11.1: Mispoes Ik heb net de overdracht gehad. Net de motor uitgezet en nog bezig met de administratie als de telefoon gaat. In de stad is een dode kat gesignaleerd aan de kant van de weg. Ook dat hoort bij de taken van de dierenambulance, dus ik slinger de motor maar weer aan en ga onderweg. In de bijbehorende app is een speld gevoegd die de positie van het dier aangeeft. Dat is op een singel tussen de oude haven en één van de uitvalswegen uit de stad. Ik ken de situatie inmiddels goed en weet precies waar het is. Het duurt weer een half uurtje voor ik er ben. Net als ik bij de aangegeven plaats kom aanrijden zet iemand de auto dubbel geparkeerd neer, alarmlichtjes aan. Gezellig. Op die manier kan ik nét niet mijn beoogde parkeerplaatsje indraaien. Bij de eerstvolgende kruising keer ik de bus zodat ik van de andere kant kom aanrijden. Dan lukt het wel. Eerst maar eens kijken waar dat beest precies ligt. De speld is duidelijk: tussen de kruising waar ik gedraaid ben en een zijstraatje. Ik loop dat stuk af, geen dode kat te bekennen. Volgens de melding zou ze goed in het zicht liggen. Ik kijk tussen de geparkeerde auto’s en aan de straatkant van die auto’s. Noppes. Dan de straat maar oversteken en de andere kant van de singel bekijken. Ook daar staan auto’s geparkeerd, maar ook daar geen dode kat te bekennen. Ik kijk op de app en zie dat het opgegeven adres een parallelstraatje van de singel is. Ik stap in, draai nog een keer en rijd voorzichtig dat parallelstraatje af. Ook daar geen kat te bekennen. Dan geef ik het op. Terug naar huis maar weer. | |