Dierenambulance 2 | |
07-02-24 16:31:05 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.677 OTindex: 28.577 |
24.3: De eend die geen eend was Weer een nieuwe dag. Even na de koffie komt er een appje binnen, gevolgd door een telefoontje. Bij een flat in de stad had iemand een zieke eend gezien. Of ik even wilde gaan kijken. In de app was een speld bijgevoegd. Makkelijker kan bijna niet. Als ik de speld bekijk geeft het systeem zelfs nog een adres aan. Daar zullen we dan maar naar toe rijden. Bij het adres aangekomen blijkt het een flat aan de grote doorgaande weg in de stad. Het adres is aan een parallelstraat waar de parkeerplaatsen zijn. Ik zet de bus neer op een vrij plekje en stap uit. Eerst maar eens kijken of ik dat beest kan vinden. Dan wordt ik van bovenaf aangeroepen. Een ouder echtpaar staat op de galerij drie hoog. Dat zijn vast de melders. Zij wijzen me dat ik aan de andere kant van de flat moet zijn, aan de kant van de doorgaande weg. Mijnheer roept nog dat ik aan de overzijde van de sloot moet zijn. Tussen de flat en de weg ligt een slootje. Ik loop de flat rond, het is maar een paar meter, en loop door het natte gras in de richting die me is aangewezen. Dezelfde mensen staan nu op hun balkonnetje mijn verrichtingen gade te slaan. Een goede vijftien meter verder ligt er inderdaad een vogel in de berm. Alleen is het geen eend maar een aalscholver. Nou ja, die zwemt ook. Ik roep de mensen toe dat het een aalscholver is en dat ‘ie inmiddels dood is. Waarschijnlijk een verkeersslachtoffer. Ik ga terug naar de bus om een bakje te halen. Eigenlijk hoort dit niet tot ons takenpakket, wij zijn in deze situatie alleen voor levende dieren. Dode zijn voor de gemeente. Maar ik ben er nou eenmaal toch, dus ik ga terug naar de bus om een bakje te halen om het beest in te doen. Als ik het beest in het bakje leg roept mevrouw nog dat het dier gisteravond nog leefde. Had toen maar gebeld, denk ik, wij draaien ook ‘s nachts en misschien was er toen nog wat aan te doen. Maar ja, gedane zaken en dat soort dingen. Ik zet het bakje met de aalscholver in de bus en vertrek naar huis. Ik rijd dan via de binnenweggetjes en gooi het dode dier dan wel ergens in de struiken. Teruggeven aan de natuur, heet dat met een mooi woord. Op die manier hebben de aaseters er ook nog wat aan. Thuis aangekomen geef ik nog even verslag aan de centrale en dat was dat. | |
08-02-24 08:50:35 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.677 OTindex: 28.577 |
24.4: Ongewenst Gisteravond had ik de opdracht gekregen om vandaag rond de middag een jonge kat op te halen in een dijkdorpje aan mijn kant van de rivier. De hele ochtend geen melding gehad, dus om half twaalf mezelf gereed gemaakt om dat katje op te halen. Het is twintig minuten rijden, tien minuten om de jas aan te trekken en de ruit schoon te maken. Als ik via de oude zeedijk kom aanrijden blijkt het adres een huisje onderaan de dijk. Met een scherpe bocht de ventweg opgedraaid en voor het huis de bus neergezet. In het buitengebied, en dit is het buitengebied van het buitengebied, heb je met parkeren nooit last. Het adres is een omgebouwde boerderij. Ik bel aan. Een tijdlang geen reactie maar dan komt een man naar de deur. “Heeft u een transportbox”? Die stond nog in de bus. Aan de hand van het gesprek gisteren met de centrale had ik de indruk gekregen dat ik het beest inclusief alles zou meekrijgen, maar dat bleek dus niet. Ik haal de box uit de bus en kom naar binnen. Gelijk één van de honden rond mijn benen, die vond het prachtig dat er nieuw volk was om te besnuffelen. Katje werd opgehaald. Box open, katje erin. Katje vond het een minder goed idee en wist als een aal te ontsnappen. Bij de tweede poging het deurtje wat sneller dichtgedaan en daar zat het beest. Mauwend en klauwend aan het deurtje. Ze was het er niet mee eens. Kan ik me ook wel wat bij voorstellen. Ik vraag naar de medicatie die ik zou meekrijgen. Volgens mijnheer was daar al voor gezorgd. Alleen het middel tegen oormijt, dat was net op. Goed. Ik weet van niets maar mijnheer is duidelijk op de hoogte met de gemaakte afspraken dus het zal allemaal wel kloppen. Ik neem afscheid van hond en baas en loop terug naar de bus. Handdoek over de box, dan is de kat rustiger en ik ga via de binnenweggetjes door de polder richting asiel. Op het asiel vertel ik bij de receptie dat ik de kat uit het dorp kom brengen. Receptie weet van niets. Ook van de medicatie, die geregeld zou zijn en die oormijt, niets bekend. Chip uitgelezen: geen chip. Hoe moet dat beest dan ingeboekt worden? Er is geen afstandsformulier, dan maar als zwerfkat. Ik had beslist niet de indruk gekregen dat het een zwerfkatje was, maar alla. Dat moet het asiel maar uitzoeken. Ik heb het beest afgeleverd zoals gevraagd. Beest wordt weggebracht en ik wacht nog even op de lege transportbox. Als ik die terug heb kan ik weer op huis aan. | |
09-02-24 10:31:37 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.677 OTindex: 28.577 |
24.5: Kat op de trap Halverwege de middag gaat de telefoon. Er zit een nieuweling aan de centrale en die wist niet zo goed wat ze met een situatie aan moest. Is ook lastig. Je moet via de telefoon een situatie beoordelen waarbij de melder vaak dingen bekend veronderstelt waar jij totaal geen weet van hebt. Ik kreeg dan ook een vrij warrig verhaal over een agressieve kat die in een trappenhuis van een appartementencomplex luidop zat te mauwen. Voor mij was het verhaal ook niet één twee drie duidelijk. In dat geval is het simpelste een kijkje gaan nemen. De melder weet in het algemeen zich ook geen raad met de situatie anders had hij niet gebeld. Ik zeg tegen de centrale dat ik onderweg ga en dat ik er met een half uurtje zal zijn. Het is een nieuw complex, want het adres is in het bijgewerkte Domdommetje nog niet bekend. Maps weet het wel te vinden, dus daarmee komen we er wel. Als ik aan kom rijden is er vlakbij een mooi plekje vrij. Dat scheelt. Bus neergezet, handschoentjes mee, net mee, transportkooi mee, chiplezer mee. Aldus volgeladen bel ik aan bij de hoofdingang. Vrijwel direct gaat de deur open. Via de trap ga ik naar boven. Op het platform op het eerste dek ligt een kat. Beest verroert geen vin. Net als ik verder naar boven wil gaan roept een oudere man van boven dat dit de bewuste kat is. Weinig agressiefs aan te merken. Als ik het beest wat nader bekijk is dat vrij logisch. Hij is zo dood als een pier. Nog niet lang. Hij is volledig slap en bijkans nog warm. Gezien de voorgeschiedenis die ik meegekregen heb was het beest ziek of is misschien vergiftigd. Dat zou de agressiviteit kunnen verklaren. Tegelijk komt uit de lift een aantal mensen, waarvan één met een rollator. Even plaats maken en dan verder met het onderzoek. Weinig aan te onderzoeken overigens. Dood is dood en om sectie te gaan verrichten, dat is niet mijn taak. In de eerste plaats kan ik dat niet eens en in de tweede plaats lijkt me dat ook niet direct noodzakelijk. Het enige dat ik kan doen is de chip uitlezen. Alleen blijkt het beest wel gechipt, maar in geen enkele database, daarvan heb ik er een stuk of acht ter beschikking, geregistreerd. Overleg tussen de mensen uit de lift en de melder over van wie die kat wel niet kan zijn. Conclusie uiteindelijk is dat niemand het weet. Dat is voor mij dan makkelijk. Die gaat naar het asiel en wordt verder behandeld als een ongeregistreerde kat. Twee weken in de vriezer bewaren en de vondst publiceren op Amivedi (de centrale voor alle vermiste huisdieren) en de diverse sociale media zoals Facebook en dergelijke. Als iemand het beest herkent kan die hem in die periode ophalen. Ik doe het dier in de meegebrachte bak en keer terug naar de bus. Daar licht ik de centrale in van de bevindingen. Die zegt dat ze toch nog even op Facebook en dergelijke gaat kijken of er niet iets te vinden is. Ik leg alle pruttel die ik meegenomen had weer op de plek en ga onderweg naar het asiel. Op het asiel aangekomen doe ik het hek open, het is inmiddels even na vijf uur ‘s avonds en het asiel is gesloten, en parkeer de bus. Administratie doen, helaas is de camera van het mobieltje kaduuk, foto maken gaat helaas niet. Normaal doe je het dan met je eigen apparaat, maar die had ik thuis laten liggen. Onderdeel van de administratie is een e-mail naar het asiel met alle relevante gegevens en een foto van het dier. Op die manier is er een grotere kans dat het dier herkend wordt. Ik breng het dier in een bakje naar de vriezer, formulier erbovenop en klaar. Als ik terug kom in de bus werk ik de ritstaat bij en bel vervolgens naar mijn collega. Volgens afspraak zouden we de overdracht om 18:00 doen in plaats van 19:00. Dat kwam haar beter uit. Ik zeg dat ik direct van het asiel naar haar toekom, het is ongeveer een half uur rijden, nog even tanken en dan ben ik er een kwartiertje eerder dan afgesproken. Net als ik aan het bellen ben komt de centrale aan de telefoon. “Is dat de kat”? Blijkt dat centrale een fotootje van een kat had opgestuurd. Ik bekijk de foto. Lijkt er wel op, maar ik durf het niet met zekerheid te zeggen. Het kleine beeldscherm van de telefoon maakt het ook niet duidelijker. De eigenaren van de gefotografeerde kat waren hem, een kater, kwijt. Mijn beest was ook een kater. Enige verschil dat hij op de foto wat lichter getint leek. Even met de centrale overlegt. Conclusie, het beste is dat de mensen de andere dag, morgen dus, naar het asiel komen om te kijken of het inderdaad hun beest is. Ik kan natuurlijk het beest weer uit de vriezer vissen en vervolgens terug rijden, maar dat lijkt me de mijl om zeven. Stel dat het tóch niet de bewuste kat is. Onderweg naar de aflossing kom ik natuurlijk in het spitsverkeer terecht. Stoplicht na stoplicht staat op rood. Al met al sta ik tien over zes bij de collega op de stoep. Maar goed dat we een half uur reserve hadden ingebouwd. Dat hadden we wel nodig , op deze manier. | |
19-02-24 12:47:06 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.677 OTindex: 28.577 |
25: Twee keer stekeligheden Stekeligheden: rubriek van de Consumentenbond. 25.1: Nachtmelding Ik ben me net aan het aankleden als de telefoon gaat. Het is even na achten, ben laat voor mijn doen. Over de nacht is er een melding binnengekomen over een dode kat die op het industrieterrein van de stad gezien is. Er is een adres bekend waar het dier zou liggen. In die buurt ben ik vaker geweest voor aangereden katten. Eerst even de ruitjes krabben. Een collega heeft een sproeifles met ruitenontdooier in de bus gelegd waar ik nu dankbaar gebruik van maak. Het ijs vliegt eraf. Ik ga onderweg. Over de nacht heeft het gevroren maar er is goed gestrooid en de grotere wegen zijn schoon. Ik rijd dan ook via de grotere wegen. Overigens is mijn favoriete route afgelopen jaar door de plaatselijke autoriteiten omgetoverd tot een uiterst smal weggetje waar uitsluitend bestemmingsverkeer is toegestaan. Dat scheelt toch elke keer weer vijf kilometer heen en vijf kilometer terug. Bijna een liter brandstof dat ik daarom per rit meer moet verstoken Hoezo milieumaatregelen? Op het industrieterrein aangekomen zet ik de bus neer op het aangegeven adres. Het is zaterdag dus alle plekjes zijn leeg. Da ’s makkelijk. Bij het aanrijden zag ik al een wolk meeuwen boven de weg. Dat is minder gezond. Ik stap uit, neem een bakje en een plastic zak mee en loop naar de weg. Midden op de weg ligt een dood dier. Niet eens meer als een kat te herkennen, alleen maar een vieswitte vacht. Diverse onderdelen, meest botjes, liggen over de weg verspreid. Gelukkig is er weinig verkeer zo op de zaterdag. Ik keer de plastic zak om en pak vanuit de zak de overblijfselen van de weg. Zak weer terug vouwen en klaar. Nog een paar van de losse botjes waar de meeuwen al mee aan de gang waren geweest op dezelfde manier erbij en dat is ook weer beurt. Wat er verder nog ligt aan ingewand en dergelijke, daar mogen de meeuwen om vechten. Ik sein de centrale in dat ik het beest gevonden heb en dat ik het direct naar de afvoer breng. Een eventuele eigenaar kun je zelfs de foto’s niet vertonen, aangenomen dat er een eigenaar is die hierin een kat kan herkennen. Ik sta er met de neus bovenop en zelfs ik kan niet positief zeggen of het een kat is of wat anders. Bij een vorige gelegenheid kon ik dat nog wel (14.5: De kat die geen kat was). Bij de afvoer de bak voor de dode dieren open gedaan, op zaterdagochtend is de afvoer nog geopend, zak op de kop erboven en de vuile zak in de kliko die er naast staat. Ook weer ‘beurt. | |
20-02-24 16:36:35 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.677 OTindex: 28.577 |
25.2: Boer’nkat Vanochtend gaat om acht uur de telefoon. Ik ben me net aan het aankleden. Voor een pensionado als ik begint de dag met uitslapen. Een collega heeft in de andere regio, ik heb vandaag beide regio’s omdat de vrijwilliger die vandaag de andere regio zou doen verhinderd is, een vangkooi uitgezet. Een kat is er in gelopen en kan opgehaald worden. Ik bezuinig een beetje op de tijd die ik nodig heb om me klaar voor de nieuwe dag te maken en ga onderweg. Het is drie kwartier rijden en kort voor negenen draai ik het erf op. Het is een boerderij even buiten het dorp waar het onder valt. Als ik naar het woonhuis loop zie ik onder het afdak voor de machines al de kooi staan, doek eroverheen zoals het hoort. Ik bel aan. Niemand. Dan maar even rondkijken, waarschijnlijk zijn ze ergens aan het werk. In één van de bijgebouwen staat een deur open. Ik stuiter naar binnen. Niemand. Ietsje verder staat een deur open naar een ruimte waar een grote melkmachine staat te draaien. Daar is een vrouw aan het werk. Ik roep boven het lawaai van de machine uit. Vrouw schrikt op “Ik had niemand verwacht”. Ze klimt met moeite de machinekamer uit. Ze heeft een zere knie, maar ja, als boerin kun je geen vrijaf nemen. Het werk gaat door. Samen lopen we naar de vangkooi. Er in zit een korthaar, zwart met grijs. Een heel doodgewone huiskat, zo te zien. Maar natuurlijk wel een halfwilde boerderijkat. Ik vraag of ze bekend is met het systeem dat de katten weer teruggezet worden op de plaats waar ze gevangen zijn. Dat was ze. Graag zelfs, want de katten hielden de muizen en ander ongedierte onder de duim. De bedoeling was alleen dat het er niet nóg meer zouden worden. Vorig jaar was er ééntje vergeten en uiteraard was die weer zwanger geworden. Dit nageslacht was nu aan de beurt. Volgens mevrouw zouden er nog twee rondzwerven die gevangen moesten worden. De kooi moest weerom. Samen zetten we de kooi in de bus. Het kleed wou ze terug hebben. Dus een paar handdoeken over de kooi. Katten zijn het rustigst in het duister. Dan naar het asiel. Ik lever de kooi met kat in en blijf wachten op de lege kooi. Die kan ik op een geschikt moment weer terug brengen. | |
22-02-24 00:04:27 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.677 OTindex: 28.577 |
25.3: Winkelduif Tijdens de rit van de vorige melding was er alweer een nieuwe binnengekomen. Dit keer een duif, die in de stad gevonden was en slecht uit de voeten kon. De melder dacht aan een gebroken poot. Logisch. Met een gebroken poot kom je slecht uit de voeten. Direct na de aflevering van de kat van de vorige melding doorgestoomd naar de stad alwaar de duif zich zou bevinden. Het adres blijkt diep in de binnenstad. Het was zelfs aan de grote winkelstraat, maar omdat ik onbekend ben in de stad had ik dat in eerste instantie niet door. Ik loop me dan ook suf te zoeken naar een straatnaambordje. Alle zijstraten zijn keurig aangegeven, maar de hoofdstraat niet. Totdat ik een plattegrond tegenkom. Toen was het duidelijk. Het juiste huisnummer gezocht, dat was niet ver. Domdommetje had me vrij dicht in de buurt afgeleverd en wonder boven wonder was nog een plekje vrij waar ik nét de bus kon insteken. Het adres was een schoenenzaak. Achterin staat de doos met de duif erin. Ik bekijk het dier. Kan er weinig aan zien. Ik laat hem lopen over het aanrecht. Hij liep gewoon. Geen gebroken poot, zoveel was al wel duidelijk. Met een gebroken poot loop je niet. Het dier was geringd en daarmee was het een tamme. Op de site van de duivensport (https://www.duivensportbond.nl/formulier-duif-gevonden) het nummer ingevoerd en warempel. Het dier hoort thuis in de stad en een telefoonnummer is beschikbaar. Ik bellen. In eerste instantie een slechte verbinding, maar voor in de winkel was de verbinding beter. Volgens de mijnheer die antwoordde was zijn stekje één straatje verderop. Hij kon hem zonder meer komen ophalen. Dan zeg ik dat ik voor het afleveren dertig euro moet vragen, ons standaard tarief voor het repatriëren van om het even wat voor dier. Dat was toch een beetje teveel van het goede. Mijnheer had plots geen zin meer om het beest op te halen. Ik kon hem gewoon vrijlaten. Tot zover de zorg die de gemiddelde duivenmelker voor zijn dieren heeft. Ik heb vaker met dat bijltje gehakt. Uitzonderingen daargelaten zijn deze mensen zeer begaan met hun dieren, tot er een prijskaartje aan komt te hangen. Daar zal vast een goede reden voor zijn, het aantal dieren dat je houdt, de relatief korte levensduur van een duif. In principe kan een duif 18 tot 20 jaar worden, vergelijkbaar met een hond of een kat dus. Maar in de praktijk kom ik ze hooguit tegen van een jaar of vijf. Meestal zijn de duiven die ik tegenkom één à twee jaar. Het geboortejaar staat op de ring. Maar als mijnheer niet genegen is om die dertig euro te schokken en de duif is naar mijn mening voldoende gezond, dan zit er niets anders op dan het beest inderdaad vrij te laten. Ik bedank de winkelier voor de melding en loop met duif en mandje terug naar de bus. In een stil steegje zet ik de duif op de grond. Het beest wandelt rustig een stukje verder. Aansluitend, ik ben nu toch onderweg, breng ik de vangkooi terug naar de boerderij waar ik de kat van de vorige melding (25.2: Boer’nkat). Als ik aankom is het kort voor elven. De boerin vraagt of ze vandaag nog de kooi kan zetten. Het asiel sluit om vier uur en ik moet een dik uur rekenen voor het transport. Ze kan de kooi zetten, maar als er om half drie nog geen kat in zit, dan kan ze het de andere dag proberen. We laten een kat liever niet te lang in de vangkooi zitten. | |
22-02-24 10:11:12 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.677 OTindex: 28.577 |
25.4: Duif aan de gracht Tegen een uur of twee komt er een appje binnen. Geen telefoon. Dan gaat mijn privételefoon. Centrale aan de lijn. Doet je telefoon het niet? Geen idee. Het kan natuurlijk zijn dat ik met mijn dikke vingers op een verkeerd knopje gedrukt heb en zo abusievelijk het ding uitgezet heb. Dat zou niet de eerste keer zijn. Ik vind in de elektronische ingewanden van de telefoon geen ongerechtigheden, dus ik ga maar onderweg. Van te voren bel ik, zoals te doen gebruikelijk, de melder op om te vertellen dat ik er aan kom. “Ben je bekend in de stad”? Nou nee. Zo langzamerhand heb ik wel enige kennis opgedaan, maar om nou te zeggen dat ik de stad ken is teveel gevraagd. Melder zoekt even en geeft dan een adres. Daar kan ik wat mee. Het adres is aan de rand van de binnenstad aan de gracht. Als ik over de gracht kom aanrijden steekt een man zijn hand op. Ik moet nog een paar meter doorrijden en kan dan op een niet geheel gereglementeerde wijze de bus neerzetten. Voor even moet dat maar kunnen. Als ik uitstap komen vier mensen op me toegelopen. Man, vrouw en twee kinderen. Één van de kinderen heeft een doos in de handen. Daarin de duif. Gewone duif, zo op het oog niets mis mee. Maar volgens de mensen waggelde hij een beetje over straat, werd al belaagd door een kat en liet zich maar zo oppakken. Vooral dat laatste is een teken dat er iets mis is met het beest. Het dier is geringd. Het ringnummer komt me wel héél bekend voor. De eerste vier cijfers zijn exact hetzelfde als de duif van de vorige melding. Ik praat nog even met de mensen over ringnummers en wat ik van plan ben. Dat is simpel. Ik controleer het nummer in de database van de duivensportvereniging. Dan probeer ik de eigenaar te pakken te krijgen. Lukt dat niet dan gaat de duif naar de opvang in de grote stad. Hier in de stad is ook een opvang, maar die is alleen voor wilde dieren. Ik neem afscheid en stap de bus in. Daar zit ik rustig en kan op mijn dooie akkertje de procedure afwerken. Ik controleer het ringnummer en vind weer een telefoonnummer. Ik bel en dezelfde man als vanochtend geeft antwoord. Toeval? Ik weet het niet. Even heen en weer gepraat en het eind van het liedje is dat hij naar me toe komt. Ver is het niet van zijn woning. Ik geef het adres door en even later komt een jonge man aanlopen. De eigenaar. Hij bekijkt de duif en zegt dat het dier inderdaad van hem is. Het dier heeft duidelijk wat onder de leden en zal naar schatting van de eigenaar gauw een week of vier nodig hebben om weer boven Jan te komen. Dan begin ik over de dubbeltjes. Die dertig Euro die ik dien te innen voor het terugbrengen naar de eigenaar. Onmiddellijk krijg ik het beest terug met de melding dat ik het met alle liefde naar de opvang kan brengen. Eventuele kosten die de opvang maakt gaat de eigenaar niet betalen. Waarschijnlijk op basis van de juridische waarheid dat de eigenaar geen opdracht daartoe gegeven heeft. Dat zet mij een beetje voor het blok. Ik ben goed beschouwd geen partij in het geheel. Hooguit ben ik verantwoordelijk die dertig Eurootjes. Ik heb drie mogelijkheden. Ten eerste, ik geef het mee aan de eigenaar zonder munten te ontvangen. Ten tweede, ik neem het beest mee en laat het vliegen. Dat is niet echt diervriendelijk omdat het beest echt wat onder de leden heeft. Daarvoor ben ik niet bij de ambulance. Ten derde, ik breng het naar de opvang alwaar de opvang ermee blijft zitten. Ik hak de knoop door. Ik heb de afgelopen dertig jaar wel zwaardere beslissingen moeten nemen met ernstiger gevolgen, dus knopen doorhakken, dat lukt me wel al ben ik geen Alexander de Grote met die Gordiaanse knoop van hem. Ik geef het dier mee en noteer het geheel in de papieren net als in het vorige verhaal. Niks mis met het beest en weer vrijgelaten. Het zit me niet lekker, maar je moet wat. De alternatieven vond ik erger. De eigenaar was heus wel begaan met de dieren, dat kon ik wel merken. Het was hem alleen geen dertig Euro waard. Ik doe de administratie, meld aan de centrale en ga op huis aan. | |
23-02-24 13:20:36 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.677 OTindex: 28.577 |
25.5: Dubbele stekels Vandaag heb ik een geplande rit naar de andere regio. Ik heb, net als gisteren, twee regio’s te doen. Afhankelijk van het aantal meldingen is dat best te doen, alleen wat verder rijden. De geplande rit behelst een egeltje dat veel te mager is, in deze tijd van het jaar (begin februari) aan het rondzwerven is en een reutelende ademhaling heeft. Geen van de drie symptomen is gezond. De melding kwam gistermiddag binnen en in overleg met de centrale is besloten dat de melder het beestje in huis zou houden en dat de dierenambulance het vandaag zou komen ophalen. Dus kreeg ik gisteravond een telefoontje dat ik om half tien ter plekke werd verwacht. Van mijn thuisbasis is het drie kwartier rijden. Daarmee is dat prima te doen. Net op het moment dat ik aanstalten aan het maken ben om richting egel te rijden gaat de telefoon. Er is nog een melding. Ook van een egel. Gevonden in een groentetuin met een wond op zijn rug. Het beest dat een egel op de rug aanvalt heeft binnen de kortste keren dikke stekels in de snuit. Volgens de centralist, die veel met marterachtigen (marters, otters, dassen en dergelijke) bezig is, kon het wel eens een aanval van een das wezen. Even een discussie over de te volgen route. Voor mij is het min of meer onbekend terrein, maar de centralist had het al uitgezocht. Eerst de magere ophalen, dan de wond en dan samen naar de opvang. Die opvang is voor mij ook onbekend terrein, ik ben er nog niet eerder geweest. Als gevolg van dit alles ga ik iets later onderweg dan ik gepland had. Maar het is niet druk op de weg, op zondagochtend heb je dat wel eens, en die paar minuten maak ik onderweg wel goed. Het eerste adres is in een moderne woonwijk in een dorp aan de rivier, niet ver van de stad waar ik geboren ben. Ik zet de bus op een open parkeerplaatsje vlak bij het adres en stap uit. Als ik op het huis toe loop gaat de deur al open. Mevrouw had de bus al aan zien komen. Ik volg mevrouw naar binnen. In een bijkamertje staat op een tafel een doos met daarin de egel. Zelfs ik met mijn volledig ongetrainde ogen kan zien dat het beestje veel te mager is. En de reutelende ademhaling is duidelijk te horen. Meest gebruikelijke diagnose is longworm, dat hebben die beesten wel vaker. Maar voor hetzelfde geld is het wat anders, zoals longontsteking. We praten nog even over egels en dieren in het algemeen. Ik til het beestje in mijn transportbox, neem afscheid en loop terug naar de bus. Daar bel ik naar de melder van de gewonde egel. “Dit nummer is niet in gebruik”. Dat schiet op. Dan maar zo. Als het goed is weten ze toch wel dat ik er aan zit te komen. Als ik via een landweggetje aan kom rijden zie ik op een paaltje, gebruikelijk in het buitengebied, het naastgelegen nummer staan. Dan is de volgende boerderij mijn adres. Niet dus. Ik stap uit, wordt luid blaffend begroet door de hond, en als de baas verschijnt vraag ik naar mijn adres. Ik moet nóg een boerderij verder zijn, honderd meter verderop. Daar rijd ik de oprit op. Het is krap maar voldoende. Met al die regen van de laatste tijd kun je de bus wel in de berm zetten, maar de vraag is altijd of je er weer uitkomt. Als ik uitstap komt om de hoek van de schuur net de boer aanlopen. Ik vraag naar de egel. “kom maar mee”. Onder een afdak voor de machines staat een doos met daarin de egel. Mijnheer pakt het dier uit de doos en kantelt het een beetje “Kijk maar”. Daar, tussen de stekels in een kale plek met een niet bloedende wond. Lijkt erop of de stekels daar ter plekke met geweld zijn uitgerukt. Er zijn geen maden of andere ongerechtigheden te zien. Het lijkt vrij vers. Mijnheer vertelt hoe zijn hond aansloeg, hij daarop op onderzoek uitging en vervolgens de egel vond. Of er verder wat aan de hand is, het lijkt mij van niet. Voor de rest ziet het beestje er goed uit. Een mooi rond bolletje, netjes opgerold. Mijnheer en ik praten nog even over de egel. Ik vertel dat ik nog zo’n beest in de bus heb. Mijnheer vraagt zich af hoe of het staat met de winterslaap. Normaal zouden de dieren, het is begin februari, in winterslaap moeten zijn. Denkelijk is zijn egel verstoort, maar de egel van de vorige melding is duidelijk veel te mager. Ik laat het zien. Zelfs voor ondeskundige ogen ziet deze er ingevallen uit, in tegenstelling tot de egel van mijnheer. Mijnheer vertelt nog dat hij met een paar jaar de riek aan de wilgen wil hangen en dat hij dan ook wel op de ambulance zou willen gaan rijden. We praten nog even over de praktijk van het rijden en dan nemen we afscheid. Mijnheer gaat naar binnen en ik blijf nog even staan voor de administratie en de diverse meldingen die ik moet doen. Één van die meldingen is naar de opvang voor de egels. Omdat ik nu in een andere regio zit is de nabijgelegen opvang een andere dan ik gewend ben. Hier ben ik nooit geweest. Van de beheerder krijg ik over de telefoon instructies. De opvang is gesitueerd op een groter vakantiecomplex. Als ik aankom op dat complex rijd ik uiteraard eerst verkeerd maar als ik, zachtjes in mezelf sprekend, de bus keer zie ik een jonge vrouw zwaaien. Dat is een vrijwilligster die wist dat ik onderweg was en uitkijk hield. Ik was niet de eerste die daar verkeerd reed. Beide beestjes afgeleverd, Nog even gepraat, en op verzoek van de centralist foto’s gemaakt van de wond van de tweede egel. Die had daarom gevraagd. Hij wilde dat omdat dit soort verwondingen vrij zeldzaam zijn. | |
24-02-24 12:04:02 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.677 OTindex: 28.577 |
25.6: Kat in de berm Een uurtje voor de aflossing gaat de telefoon weer. Dit keer is de melding een dode kat in de berm. De melder was eerst zelf naar het dier gaan kijken omdat ze vreesde dat het haar eigen kat was, maar dat bleek niet zo. Toen had ze de ambulance gebeld. Ook deze melding was voor mij drie kwartier rijden, nabij het dorp van de eerste egel van het vorige hoofdstuk, ook weer in het buitengebied. Het weer is verslechterd, regen, en het is inmiddels donker geworden. Fijne omstandigheden om een dooie kat in een berm te zoeken. Als ik kom aanrijden zie ik dat het lastig zoeken wordt. Ik bel de melder. Tenslotte heeft zij het dier al geïnspecteerd en weet daarom precies waar het ligt. Blijkt dat het Domdommetje de positie verkeerd aangeeft. Ik moet nog een paar honderd meter verder zijn, bij de volgende boerderij. Daar zou het dier liggen, nagenoeg recht tegenover de oprit. Dat maakt het zoeken een stuk makkelijker. Ik rijd tot de volgende boerderij en zet de bus rechts in de berm, net voorbij de oprit. Volgens de melder zou de kat links liggen, zo sta ik er niet bovenop. Alarmlichten en flitsers aan om het overige verkeer te waarschuwen. Dikke lantaarn uit de bus en zoeken maar. Uiteraard loop ik eerst de verkeerde kant op. Als ik weer terug loop word ik aangeroepen. De boerin had natuurlijk de flitsers gezien en kwam even kijken. Ze vroeg wat ik aan het doen was. Dooie kat zoeken, natuurlijk. Dat wist ze, ietsje verderop, bij een boom. En daar lag het beest. Eerst maar in een bakje getild en naar de bus gedragen. Daar sta ik droog. Chip gezocht, geen chip. Dan is het makkelijk. Foto’s maken, rapportje schrijven en naar het asiel in de vriezer. Dit keer had ik mijn eigen telefoontje bij me voor de foto’s. De camera van de werktelefoon is nog steeds kaduuk. Op het asiel aangekomen leg ik bakje met kat en rapport in de vriezer. Afbeelding van het rapport en foto’s naar het mailadres van het asiel, nog even een berichtje naar de aflosser met de ETA. Dan nog tanken, de aflossing doen en dat was het dan weer voor vandaag. | |
23-03-24 17:00:47 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.677 OTindex: 28.577 |
26: B.B.B. Beverig 26.1: Aalscholverhoen Net voor de middag komt er een appje en een telefoontje door. Mooi op tijd. Kort daarvoor had ik voor de buurman een messing fotolijstje gesoldeerd. Net klaar en daar gaat de telefoon. De melding betreft een aalscholver die op een kruising van twee met name genoemde wegen in de berm was aangetroffen. Gewond. Of ik zou kunnen gaan kijken en eventueel assistentie verlenen. Welzeker, daarvoor rijd ik op de dierenambulance. Ik pak de sleutels en trek de jas aan. Dan ga ik onderweg. De bedoelde kruising ken ik goed. Onderweg naar de stad kom ik daar de helft van de tijd langs, afhankelijk van waar in de stad ik moet zijn. Er zijn geen makkelijke parkeerplaatsjes in de buurt, maar de berm tussen weg en fietspad is breed genoeg om de bus neer te zetten. Daar zet ik dan ook de bus neer, flitsers en alarmlichten aan, gewoon om een beetje beter op te vallen. Eerst maar eens kijken of ik het beest kan vinden, tenslotte ben ik wel twintig minuten bezig geweest om op de plek des onheils aan te komen. Op de beschreven plaats, melder had het over een kleine stuw, is in de berm niets te zien. Wat nader gespeurd en daar zie ik in het water een dode vogel drijven. Zwart. Dat zou hem wel eens kunnen zijn. Van de berm af de sloot in gestrompeld en vervolgens verzopen. Zou kunnen. Het kadaver ligt tegen een lijn met gele boeien aan, die het stuwtje afschermen. Ik kan er zo niet bij, maar met een schepnet moet het gaan. Ik bel de melder op om te zeggen dat ik een dode vogel gevonden heb en geen levende. Melder bevestigt de plaats en verteld dat hij het dier gezien had toen hij de hond aan het uitlaten was. Dan haal ik het schepnet uit de bus en ga op de knieën naast het sluisje vissen. Na twee pogingen heb ik het dier te pakken. Dan blijkt het geen aalscholver te zijn maar een waterhoen. Het kan natuurlijk zijn dat in de tussentijd iemand anders de aalscholver heeft weggehaald of dat hij op eigen kracht vertrokken is en dat het waterhoentje puur toeval is. Ik weet het niet. Toch haal ik het dier uit het water. Kadavers in de sloot kunnen voor besmetting zorgen, hoewel in dit waterrijke gebied natuurlijk wel meer kadavers in het water geraken. Bij de bus doe ik het dier in een bakje, maak het net schoon en berg de spullen op. Dan rijd ik via de binnenweggetjes terug naar huis. Halverwege is een prima plekje waar ik zonder moeite het beest terug kan geven aan de natuur. Dat heb al eens eerder gedaan in melding 10.3: Verdwaalde aalscholver. Thuisgekomen doe ik de administratie en meld me af bij de centrale. | |
24-03-24 09:01:06 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.677 OTindex: 28.577 |
26.2: Eendvogel Om half negen ‘s avonds gaat weer eens de telefoon. Centrale aan de lijn. In de stad was er een gewonde eend gevonden. Of ik er heen wilde. Natuurlijk. Daar zijn we voor. Voor een gewond beest draaien we 24/7, daar heb ik me voor aangemeld. Of er op zaterdagavond nog een deskundige naar gaat kijken is een tweede, maar naar de opvang brengen kan altijd. Van te voren bel ik op naar de melder om één en ander te verifiëren en om te laten weten wanneer ik er zal zijn. Dan ga ik onderweg. ‘s Avonds laat op zaterdagavond is het niet druk, dat valt al weer mee. Ik kan mooi doorrijden. Als ik aankom zet ik de bus neer op een vrij plekje. Niet helemaal volgens de regels, maar op deze tijd van de dag sta ik geen boer in ‘t venster. Als ik uitstap en richting het huis loop doet de melder de deur al open. Hij had me al zien aankomen. De eend zit in een doos onder de carport. We verplaatsen het geheel richting straat zodat we licht hebben van de straatlantaarn. Daar haal ik de eend uit de doos. Het beest fladdert flink, er zit goed leven in. Dan laat ik hem lopen. Zoals de melder al aangegeven had, dat lukte niet. Soms hebben dieren een tik ergens van gehad en komen er na verloop van tijd weer bovenop, vandaar dat ik het even probeer. Ik doe de eend in de meegebrachte transportkooi en neem afscheid van de melder. Terug in de bus bel ik de opvang. Die zegt nadat ik de situatie uitgelegd heb dat het waarschijnlijk een aanrijding is geweest. Ik kan het dier in de groene kist zetten, maar ik mag vooral het licht niet aandoen. Anders staat het hele hok op zijn kop. Denkelijk zitten er nog meer vogels in de diverse hokken. Die kunnen we maar beter niet verontrust raken. Ik lever de eend af in de groene kist. Beetje lastig, zo zonder licht. Dan doe ik de administratie en meld me af bij de centrale. | |
25-03-24 10:19:00 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.677 OTindex: 28.577 |
26.3: Kapotte snavel De volgende dag, een anderhalf uur voor de aflossing, gaat de telefoon opnieuw. De volgende melding. Het gaat niet hard met de meldingen, maar aan de andere kant, hoe minder zieke of gewonde dieren, hoe beter. Dit werk doe je niet voor jezelf. Ik bel naar de aflosser dat ik mogelijk wat eerder kom. Aflosser woont in dezelfde stad als waar de melding vandaan komt. Naar schatting drie kwartier inclusief reistijd voor de melding, dan ben ik een goed half uur te vroeg. Dan is geen optie meer om nog naar huis te gaan. Dat is akkoord. Centrale vertelde dat het dier niet voort kon en dat de melder begaan was met het beest. Zou het dier afgemaakt moeten worden, was de vrees. Helaas kunnen wij als dierenambulance daar niets over zeggen. We doen natuurlijk wel wat praktijkervaring op, maar dat soort beslissingen is aan de opvang of de dierenarts. Kort en goed, ik ga onderweg om het dier op te halen. Het betreft een wilde duif, die gaat normaal naar de opvang in diezelfde stad. Het adres is in een gewone woonwijk. Als ik aanbel wordt door mevrouw de melder opengedaan. Ook een dochter is aanwezig. Ik zeg dat ik voor de duif kom. Ik struikel zowat over een duif maar dat is niet de duif in kwestie. Die zit in een doos op het aanrecht. Moeder en dochter zijn begaan met dieren en doen veel aan hulp bieden. Op die manier hebben ze al een hele menagerie verzameld. Duiven, katten, egels en wat dies meer zij. Mevrouw is bang voor de besmettelijke ziekte “het geel”. Dat is een parasitaire ziekte die zich uit in ontstekingen rond de snavel en keel. Dieren kunnen moeilijk eten en kunnen dan verhongeren. De naam slaat op een witgele ophoping in de mondholte en keel. Maar ook andere ziekten kunnen dat beeld geven. In dit geval lijkt me dat niet aan de orde. Het dier is inderdaad gewond aan de snavel, maar dat lijkt me meer het gevolg van een aanvaring met een ruit. We praten even over dit soort dingen. Niet dat ik veel inbreng kan geven, ik weet vrijwel niets van dierziekten. Of het dier afgemaakt moet worden, daarover kan ik ook niets zeggen. Het lijkt me niet, maar als de aanvaring botbreuken of ander letsel veroorzaakt heeft, dan kan het maar zo. Mevrouw is bekend met de opvang waar ik hem heen wil brengen en zegt dat ze morgenochtend zal bellen hoe of het met het dier gaat. Tijdens het gesprek gaat de duif waar ik aanvankelijk bijna over struikelde op mijn voet zitten. Dochter zegt dat het beest op mannen valt. Maar als ik buk om het dier op mijn hand te laten zitten trippelt hij weg. Toch wat schuw. Een kat komt de keuken binnen om een hapje te eten en taalt niet naar de op de vloer zittende duif. Ook de duif is niet verontrust. Die twee zijn al aan elkaar gewend. Dan gaat de telefoon. De planner van de chauffeurs en centralisten aan de lijn. Er is iets misgegaan in de planning. Ik moet niet aflossen in de stad, maar in de grote stad met iemand anders. Probleem is dat één van de vaste krachten opgezegd heeft en dat gat moet nu opgevuld worden door de overblijvende chauffeurs. Met de planning zoals ik die meegekregen had zou de aanvankelijke aflosser teveel voor zijn kiezen krijgen. Uiteindelijk neem ik afscheid van moeder en dochter en ga met de duif richting opvang. In de tussentijd had ik al opgebeld. Ik kon de duif in een doos op het aanrecht zetten. De beheerder zou later op de avond nog langskomen om naar het beest te kijken. Zoals gevraagd plaats ik de duif in een doos op het aanrecht en doe de administratie. Net als ik daar mee bezig ben komt de beheerder aanrijden. We praten nog even. Ik vertel over de melder en dat zij morgenochtend zou opbellen om te horen hoe of het er mee ging. Beheerder verteld het één en ander over het geel, die duivenziekte. Hij is er goed mee bekend. Maar de diagnose van de duif is inderdaad een aanvaring met een ruit. Of hij het gaat redden kan de beheerder ook niet zeggen. Het is wel een forse klap geweest. Eerst maar eens aankijken hoe of het gaat. De eend van gisteren (26.2: Eendvogel) zit er ook nog. De poten zijn goed volgens de beheerder, maar mogelijk heeft het dier rugletsel waardoor hij de poten niet kan gebruiken. Ik ga volgens de nieuwe planning naar de grote stad voor de aflossing. | |
26-03-24 11:16:52 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.677 OTindex: 28.577 |
26.4: Ed of Willem Na een hele tijd duimendraaien komt er een telefoontje binnen. Over de privé-telefoon. Ik had weer eens met m’n dikke vingers de zakentelefoon op “niet storen” gezet. Moet toch eens bekijken hoe ik daar zonder er erg in te hebben in slaag. Maar afijn, de melding betrof een bever die al een paar dagen niet van zijn plek was gekomen. Eigenaardig, want bevers zijn normaal bedrijvige beesten. Bevers zijn een bedreigde diersoort die we normaal gesproken niet eens mogen aanraken, maar als ze ziek of gewond zijn dan hebben wij, als dierenambulance, toestemming om zo’n dier naar een geregistreerde opvang of dierenarts te brengen. Dat wist ik ook allemaal niet, maar de man van de centrale heeft veel met marterachtigen (bevers, otters, marters en dat soort spul) van doen en weet dat soort dingen op een prik. Ik kreeg dan ook de instructie om ter plaatse te gaan kijken, in de eerste plaats of het wel een bever was, en in de tweede plaats om te kijken of assistentie inderdaad gewenst was. Het adres was formeel in een dorpje aan de rivier, maar eigenlijk een vrijstaande villa in aanbouw in de uiterwaard van die rivier. Dat was aan een weggetje waar ik al eens eerder geweest was toen ik mis reed naar een stel ooievaars (5.2: Vliedend nest). Ik rijd dat weggetje in en onmiddellijk sprint er iemand op me toe en gebaart dat ik al te ver ben. Ik had het eerste huis moeten hebben, dat ding in aanbouw. Ik gooi de bus in de achteruit en als ik ver genoeg ben rij ik het bouwterrein op. Als ik uitstap komt een hele familie op me toe. Zo te zien vader, moeder en drie kinderen. Denkelijk is het huis inmiddels bewoonbaar maar zijn er nog wat klussen gaande. De familie troont me naar de bever. Die zit onderaan de verhoging, terp, waarop het huis is gebouwd aan de rand van het water. Het is hoog water en de uiterwaarden staan vol. De bever heeft zo te zien een poging gedaan om een hol te graven maar is niet ver gekomen. Zo in eerste instantie zie ik niets aan het beest. Maar als een wild dier blijft zitten als je hem zowat op de tenen stapt dan is er toch wat loos mee. Van onze beverdeskundige had ik meegekregen dat ik eerst moest bevestigen dat het een bever was en geen beverrat. Dat zie je aan de staart. Die van een bever is groot en plat. Met handschoenen (tegen eventueel bijten) aan schuif ik het beest uit het zeer ondiepe hol. Daarmee komt de staart vrij. Groot en plat, dus een echte bever. Ik maak een paar foto’s en stuur er één op naar de centrale, de beverdeskundige. Als ik bezig ben een begeleidende tekst te tikken komt de centrale al over de telefoon. Hij had de foto al gezien. We overleggen. Ik vertel wat ik heb waargenomen en we besluiten dat het dier inderdaad vervoerd mag worden naar een geregistreerde opvang. Maar welke opvang is dat? Die in de grote stad of ééntje een stuk verder weg? Centrale gaat dat uitzoeken en ondertussen praat ik wat met de familie. Als centrale terugbelt met de juiste opvang, die in de grote stad, is het aan mij om dat, toch vrij zware, beest in de bus te krijgen. Het makkelijkste is met een brancard. Samen met de vader van het gezin het beest op de brancard getrokken en de riempjes vastgezet over het lijf. Samen dragen we het dier richting bus. Onderweg wurmt het beest zich onder de riempjes uit en wil er van tussen. Weer terug op de brancard gelegd en verder. Dat herhaalt zich elke tien meter, maar uiteindelijk zijn we bij de bus. Brancard half in de bus, vlak bij het hondenhok. Bever het hondenhok ingesleept, hij is te groot voor de opvangbakken die we hebben, en dat was dat. Afscheid genomen van de familie. Die hadden weer een groots avontuur om over op te snijden. Ik ook trouwens. Op naar de opvang. Dat is de standaardopvang waar we vaak dieren heen brengen, ik ken het goed. Centrale had al doorgegeven dat we met een bever onderweg waren, verblijf zou in orde gemaakt worden. Bij de opvang in verband met het transport tot helemaal achterin gereden. Normaal zet ik de bus vooraan bij het hek, dan hoef ik die hele oprit niet achteruit te rijden. Als ik uitstap komen twee jongedames me tegemoet. Beest weer op de brancard samen met één van de dames de quarantaineschuur ingedragen. De tweede hield het beest in bedwang dat hij niet wéér van de brancard af zou proberen te komen. In de schuur was er inderdaad een soortement kooi met een strooien bodem, een bak met water en een bak met wortels als voer. Groot genoeg voor de brancard. En toen wilde hij niet meer van de brancard af. Met geweld er vanaf gesleept en die was op de plek waar hij wezen moest. Ik doe de administratie en overhandig het formulier aan één van de dames. Dan maak ik de bus schoon. Met al dat geheister was er wat zand en takken in de bus gekomen. Bovendien had de bever zich in het hondenhok niet onbetuigd gelaten. Waarschijnlijk van angst, al waren het geen peuken. Dan rijd ik achteruit de oprit af naar de weg. Dit keer zonder iets te raken. Ik draai de bus en ga op huis aan. | |
30-03-24 17:42:02 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.677 OTindex: 28.577 |
27: Twee katten in dreiviertel-takt Naar de operette van Robert Stolz 27.1: Op de boerderij Om tien uur ‘s ochtends moet ik weer aan de bak. Er moeten twee katten worden uitgezet in de polder. Gisteravond bericht gehad. Kwart over negen maak ik aanstalten. Het is een half uur draaien naar het asiel en een kwartiertje voor jekannieweten. Dat blijkt niet nodig. Het is zondagochtend en er is weinig verkeer. Ik kan goed doorrijden en ben tien voor tien op het asiel. Daar is het zoeken naar iemand die weet welke katten aan de beurt zijn en ze in de transportkooi kan doen. Uiteindelijk vind ik twee lui in de spreekkamer van de dierenarts. Periodiek komt er een dierenarts langs en die heeft dan zijn eigen behandelkamertje. Één van de twee kan me helpen al is het wel een verrassing. Ergens is er een miskrommunicatie ontstaan en is degene die me helpt pas laat ingelicht. Ook het tijdstip was voor haar een verrassing. Het valt dan ook een beetje buiten de routine. Deze katten worden versneld vrijgelaten omdat het asiel krap in de ruimte zit. Eigenlijk waren ze morgen pas aan de beurt, maar morgen komt er alweer een nieuwe lichting binnen en dan moeten de hokken vrij en schoongemaakt zijn. Echt een probleem is het niet. Alleen ligt één van de twee katten languit te snurken in zijn kattenbak en is er met geen geld of goede woorden uit te porren. Uiteindelijk haal ik mijn handschoentjes uit de bus, til haar uit de kattenbak en laat haar in de transportkooi zakken die door de verzorgster op zijn kant wordt gehouden. En dat voor een verwilderde kat. Nummer twee gaat wel volgens het boekje. De kooi wordt in tweeën gedeeld met een stalen plaat. In het lege deel wordt de geopende transportkooi gezet en vervolgens verduisterd. Dan de doek weghalen van het deel waar de kat zit, en als een normale kat sluipt deze de verduisterde kooi in. Katten zitten graag in de schemer, en op deze wijze wordt het dier door zijn natuurlijk gedrag de juiste richting op gestuurd. Transportkooi dicht en klaar. Beide transportkooien krijgen een hoes erover zodat de dieren tijdens het transport ook in het duister zitten. Alles tegen de stress. Het adres waar de beesten vrijgelaten moeten worden is een boerderij aan een binnenweggetje in de polder. Ik kom er regelmatig langs als ik in de stad moet zijn. Het is een smalle weg, die kortgeleden nog eens extra versmalt is, mogelijk om sluipverkeer tegen te gaan. Nu alleen maar toegestaan voor wielrijders en lokaal verkeer. Bij het adres moet ik eerst het brugje over voor ik op het erf kom. De boerderij ligt aan een brede sloot, een wetering in de plaatselijke terminologie. Ik zet de bus neer. Niemand te zien, maar bij het achterhuis staat een deur open. Gebruikelijke situatie hier, de voordeur wordt alleen gebruikt bij bruiloften en begrafenissen, normaal kom je achterom. Binnen bulk ik “vollek”, waarop iemand aan de andere kant van de deel antwoord. Ik loop in de richting van de stem en ontmoet een oudere Duitse herder, gevolgd door de baas. In eerste instantie begrijpen we elkaar verkeerd. Hij denkt dat ik katten kom ophalen, nog niet alle katten zijn gevangen, terwijl ik juist behandelde katten kom loslaten. Maar dat is snel uit de wereld. We praten even over beesten. Toch een voordeel als je het lokale patois een beetje machtig bent. Dan haal ik de beide katten in hun kooi op. Ik kan ze zo op de deel loslaten. De hond is katten gewend en taalt er niet naar. En dat blijkt. Een beetje snuffelen is alles wat ‘ie doet. Beide katten verdwijnen na loslaten in verschillende richtingen, de één wat sneller dan de ander. We praten nog even na en dan neem ik van zowel de baas als de hond afscheid. Ik kan weer op huis aan. | |
31-03-24 10:25:46 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.677 OTindex: 28.577 |
27.2: Vissende meeuw Wat later op de middag komt er een appje binnen. Over een meeuw die met z’n poten in een vishaak zit. Ik wacht op een begeleidend telefoontje, maar lauw loenen. Ik lees het bericht door en vraag me af: een vishaak in de poot, dat moet ik zelf wel kunnen doen. Lang geleden bij de EHBO-lessen op de zeevaartschool en later in de medische handboeken aan boord ben ik bekend geraakt met hoe een vishaak te verwijderen. Simpel genoeg: doordrukken en dan de weerhaak afknippen. In de bus ligt een multitool die daarvoor prima geschikt is. Voor alle zekerheid wil ik toch wel even weten of ik een dergelijke operatie mag uitvoeren. Maar centrale komt maar niet door over de telefoon. Dan bel ik zelf maar. Dan blijkt dat centrale net op het moment dat hij dat appje stuurde via de telefoon een andere melding binnenkreeg. Niet voor mij, maar voor de bus in de andere regio. Ik leg uit wat ik van plan ben. Dat is prima in orde. Zeker als ik uitleg dat ik les gehad heb in de procedure. Op mensen dat dan weer wel, maar in dit geval maakt dat niet uit. Grootste probleem met een dergelijke behandeling is het tegenstribbelen van de patiënt. Het adres is aan een parallelweg aan de grote doorgaande weg dwars door de stad. Het is een flatgebouw. Als ik aan kom rijden dirigeert het Domdommetje me naar het begin van de flat. Daar parkeer ik de bus, stap uit en begin met zoeken naar de ingang. Dat is nog niet zo eenvoudig. Er is een deur met het juiste huisnummer, maar die is op slot. Het is een nooduitgang. Bij het trappenhuis zijn nummers aangebracht, maar daar zit mijn nummer niet tussen. Dan maar opbellen. Melder geeft aan dat ik niet bij het uiteinde moet zijn maar halverwege de flat. Gezien haar reactie en aanwijzingen die ik krijg ben ik niet de eerste die daar loopt te stunten. Bij het middelste trappenhuis is het nog even zoeken naar het juiste knopje. Die staan niet op volgorde zoals je zou verwachten, maar in een volstrekt willekeurig patroon. Maar toen ik eenmaal doorhad hoe het zat en op het knopje drukte ging de deur direct open. Melder zat al met smart te wachten, klaarblijkelijk. Met de trap naar boven, drie dekken. Niet dat ik een aversie heb tegen liften maar ik wil mijn conditie niet nog verder verslechteren. Boven komt de melder me al tegemoet. Op de galerij staat een transportkooi voor een kat met een laken eroverheen. Daarin zit de meeuw. Mevrouw had al gezegd dat de meeuw in een bak van haarzelf zat. Daarom had ik, naast de multitool, ook een ruime bak uit de bus meegenomen. Beest uit de bak gehaald. Die was het niet eens met de procedure en was verwoed met de snavel aan het hakken. Ik neem het beest omgekeerd onder de arm en bekijk de poten. Die zien er niet fris uit. Hij was gegarandeerd al een tijdje aan het rondzwerven geweest met de haak aan zijn poten. Het is een samengestelde haak, tweemaal drie weerhaken en een lokker. De ene set weerhaken zat in de ene poot, de andere set in de andere. Beide zwaar ontstoken met zo te zien necrotisch weefsel eromheen. Met de draadsnijder van de multitool probeer ik de vishaken door te knippen. Dat gaat nog niet zo simpel. De poten zitten enorm verward in de diverse haken en het materiaal van de haken is loeihard. Eerst maar de lokker losgemaakt. Daarmee is de verstrengeling tussen beide poten weg en kan ik ze afzonderlijk aanpakken. Bovendien heb ik meer ruimte. Ondertussen houdt mevrouw een stuk laken over de kop van de meeuw om dat gehak van die snavel tegen te gaan. Eindelijk kan ik bij één poot de weerhaken wegknippen. Deze poot is daarmee bevrijd. Dan de andere. Die ziet er een stuk slechter uit. Meer necrose en een diepe wond waarin één van de haken in ingebed zit. Met de multitool kan ik er niet fatsoenlijk bij. Gelukkig heb ik als zakmes een kleinere variant bij me. Hiermee kan ik eerst de schacht doorknippen, dan twee haken op de reguliere manier. De laatste haak zit te diep in de poot verankerd, maar als ik een beetje manipuleer komt die vrijwel zonder moeite maar met een stuk necrotisch weefsel mee. Lang leve die weerhaken. Eerste deel van de operatie is geslaagd. Maar wat doen we nu met het dier. Loslaten in de hoop dat het nog goed komt, naar de opvang waar hulp geboden kan worden of naar een dierenarts die professionele hulp kan bieden maar wel flink duiten kost? Ik hoef dat zelf niet te betalen, maar ik moet er toch rekening mee houden. Ik zet de meeuw in mijn meegebrachte transportbak en samen verzamelen we zoveel mogelijk rommel die tijdens de procedure in de rondte is gestrooid. Dan neem ik afscheid en ga terug naar de bus. Bij de bus bel ik de centrale voor advies over wat met het beest aan te vangen. Er is een beetje verwarring, degene die de centrale had is als bijrijder weggestuurd naar de andere regio. De vervanger moet ik eerst het verhaal uitleggen. Gelukkig kan dat in een paar woorden. Advies is om toch maar naar de opvang te gaan. Daar hebben ze meer ervaring met de behandeling van wild gedierte dan de meeste huisartsen. Mocht een dierenarts tóch nodig zijn, dan kan dat altijd nog. Ik bel de opvang. “Zet maar op het aanrecht, met een half uurtje kom ik wel kijken”. Zo gezegd zo gedaan. Na de noodzakelijke administratie kan ik weer op huis aan. | |
01-04-24 09:44:13 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.677 OTindex: 28.577 |
27.3: Sperwer zonder borsthaar Weer een nieuwe dag met nieuwe kansen. De hele ochtend gebeurt er niets. Maar, dan opeens, halverwege de middag, komt er een appje binnen. Ergens in het andere gebied is een sperwer aangetroffen in het veld. Beest kon niet voort. Tijdens het daarop volgende telefoongesprek kreeg ik dat mee. Of ik een kijkje wilde nemen. In de zowat twee jaar dat ik nu de dierenambulance rijd is dit mijn eerste sperwer, dus, natuurlijk. Altijd nieuwsgierig. Ik vraag nog wel of het wel klopt, maar inderdaad, ik heb dit weekend beide gebieden. Het is natuurlijk wel iets verder rijden, maar zolang de wieltjes ronddraaien is dat geen probleem. Je hebt wel dubbel zoveel meldingen, maar voorlopig valt ook dat wel te overzien. Ik ga onderweg. Iets van veertig minuten rijden. Na het stadje rijd ik het buitengebied in over steeds smallere weggetjes. Op de plek waar ik zou moeten zijn zet ik de bus in de berm. En dan zie ik bij de volgende boerderij iemand wenken. Dat is vast het adres waar ik moet zijn. In het buitengebied is het Domdommetje wel vaker honderd meter, en soms meer, ernaast. Ik rijd een stukje verder en rijd het erf op. Als ik uitstap komt de boerin op me af. Zij, of haar echtgenoot, heeft het beest al uit het weiland gehaald en in een kooi gedaan. Prachtig. Ik was al bang dat ik een gewonde sperwer uit een weiland moest halen. Dit is voor mij een stuk simpeler. Boer en boerin vertellen samen dat het beest in een weiland aan het spartelen was. Linkervleugel en linkerpoot deden het niet meer. Ik haal met handschoenen aan het dier uit de kooi. Met roofvogels moet je donders voorzichtig zijn met de klauwen. Daar zit de kracht van zo’n beest. De snavel ziet er vervaarlijk uit maar is een stuk minder link. Als ik vleugel en poot inspecteer grijpt het beest me dan ook in de handschoen en laat niet meer los. Met die poot is in ieder geval niets loos. Voor de rest zie ik weinig dat me verontrust. Alleen wat bloed rond de snavel. Goed, ik vertel de mensen dat ik het beest naar de opvang in de grote stad ga brengen. Boerin had daarvan gehoord maar wist niet waar het gesitueerd was. Als ik samen met de mensen naar de bus loop moet de boerin de deur voor me open doen. Sperwer heeft me nog steeds stevig vast en is niet van zins me los te laten. Bakje open, sperwer erin. Hij heeft me nog steeds bij de handschoen, dus die trek ik uit en laat hem in de bak. Daar mag het beest onderweg mee spelen. Ik neem afscheid en rijd achteruit de weg weer op. Dat is het makkelijkst, het erf staat vol met allerlei agrarische apparaten. Eenmaal op de weg keer ik en rijd terug richting grote stad. Bij de opvang aangekomen loop ik de baas van het zootje tegen het lijf. “Wat heb je dit keer”? “Een sperwer, waarschijnlijk aangereden”. “Oké, in het witte schuurtje is iemand aanwezig”. Het witte schuurtje is de isolatie afdeling. In verband met eventuele besmettelijke ziektes komt het als eerste in quarantaine. In het witte schuurtje is inderdaad een verzorger aanwezig. Die trekt eerst een stel lashandschoenen aan. Dat blijkt eigenlijk niet nodig want als het dier uit de box gehaald wordt heeft ‘ie dit keer de handdoek, die standaard onderin de box ligt, beet. Verzorger kijkt het dier wat nauwkeuriger na dan ik. Poten zijn goed, vleugels zijn goed, maar dan, midden op de borst een kale plek met een oppervlakkige wond. Alleen zichtbaar als je de veren uit elkaar schuift. Volgens de verzorger stelt dat goed beschouwd niets voor en zal ‘ie het wel redden. Fijn. Het is een mooie vogel. Ik ga terug naar de bus, maak de box schoon en doe de administratie. Terug naar huis. | |
02-04-24 11:06:53 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.677 OTindex: 28.577 |
27.4: Zwaan aan ‘t lijntje De hele dag niets gebeurt, behalve dan een bijeenkomst op het asiel in het kader van NL-doet, een actie om vrijwilligers in het zonnetje te zetten. Dan, vroeg in de avond, even na zessen, gaat de telefoon. Toch nog een melding. In een vaart in het stadje aan mijn kant van de rivier was een zwaan gespot die denkelijk vastzat aan een draad. Een nauwkeurige positie was niet beschikbaar, maar het zou in de buurt van een kruising van twee bekende wegen zijn. Exact dezelfde plaats waar ik al eens een kat was wezen zoeken (15.1: Twee dode katten en geen duif) en wat later nog een keer naar een aalscholver die een waterhoen bleek te zijn (26.1: Aalscholverhoen). Ik ben dus bekend met de situatie. Enige probleem in dit geval is dat er twee wegen zijn met ongeveer dezelfde naam en dat de centrale de naam van die weg een beetje verhaspeld heeft. Beide kruisen de andere weg die genoemd is. Er zit maar een paar honderd meter tussen, dus echt een probleem is het niet. Ik ga onderweg. Op de plaats van de eerste kruising aangekomen ze ik de kar neer in de berm tussen de weg en het fietspad. Alarmlichten en flitsers aan omdat er niet echt veel ruimte is. Ik stap uit en ga op snor naar die zwaan. Eerst één kant op. Na een goede honderd meter geef ik het op en loop terug, even de andere kant proberen. Dan komt er een jonge man op een fiets me tegemoet. “Bent u hem aan het zoeken”? Ik repliceer dat ik een vastzittende zwaan zoek. De jonge man zegt dat zijn vader de melding heeft gedaan. De zwaan zou inderdaad aan de andere kant van de kruising zitten, maar de jonge man had hem niet meer gezien toen hij er langs fietste. Ik zeg dat ik voor alle zekerheid toch nog even ga kijken en de jonge man vervolgt zijn weg. Ik loop langs de vaart, meer een brede sloot dan een vaart zoals de naam doet vermoeden, maar mogelijk is het vroeger wél een echte vaart geweest. Als ik bijna bij de volgende kruising ben heb ik, behalve een stuk of wat waterhoentjes, niets gezien. Zeker geen vastzittende zwaan. Hoewel het al flink aan het schemeren is valt zo’n grote witte vogel echt wel op. Ik bel de melder. Die had aan de centrale doorgegeven dat als ik moeite met zoeken zou hebben hem gerust op kon bellen. Niet dat ik moeite heb, maar ik wil één en ander toch even kortsluiten. Als mijnheer de melder antwoordt vertel ik waar ik gelopen heb en dat ik het dier niet heb gezien. Mijnheer zegt, wat ik ook al geconcludeerd heb, dat het beest zich waarschijnlijk op eigen kracht heeft bevrijd en met de noorderzon is vertrokken. Ook dat komt wel vaker voor. Ik bedank mijnheer voor de melding, hij bedankt mij voor het feit dat ik ben komen opdagen en ik loop weer terug naar de bus. Ik kan weer op huis aan. | |
09-04-24 11:42:31 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.677 OTindex: 28.577 |
28: Late late egel Naar: Late late Lien show met Wieteke van Dort 28.1: Aangereden egel ‘s Avonds vrij laat, het is al na achten, gaat de telefoon. We zitten op het moment met een telefooncontract dat niet op tijd is verlengd en daarom gaan de berichten via de privé telefoons. Maakt niet uit, op deze manier gaat het ook. In de stad is midden op straat een egeltje gevonden. Het beestje is door de vinder opgerold en wel mee naar huis genomen en heeft daar de dierenambulance gebeld. Vermoedelijk aangereden en, volgens de melder, in een zodanige staat dat euthanasie een reële optie zou kunnen zijn. Ik mocht gaan kijken hoe of de vlag er bij stond en het beestje naar de opvang brengen. De straatnaam is mij volledig onbekend, maar als je het Domdommetje achterna rijdt dan kom je er vanzelf. Ik bel op om te zeggen dat ik onderweg ben en om door te geven wanneer ik er zal zijn. Het is een goed half uur rijden. Voor mij aan de verkeerde kant van de stad, daarom is het snelst via de grote weg en dan bij “Noord” de stad weer in te duiken. Het adres is in een gewone woonwijk en ik kan haast voor de deur parkeren. Makkelijk. Ik stap uit en haal het egelbakje uit de bus. Als ik naar het huis loop gebaart iemand van binnen dat ik bij de garagedeur moet zijn. Ik moet een paar tellen wachten en dan hoor ik stemmen en gaat de deur open. Mevrouw heeft een kartonnen doos met daarin de egel. Weinig aan te zien, zo’n opgerolde egel. Hij laat even z’n snuitje zien maar dat is ook alles. Mevrouw tilt de egel uit de doos en legt hem in mijn bakje. Met de blote handen. Ze heeft in het verleden bij de egel-opvang gezeten, is eraan gewend en weet hoe. Terug in de bus bel ik de opvang. Mogelijk aangereden egel gevonden op straat. “Is er ook bloed te zien?” is de vraag. Nee, ik heb geen bloed gezien maar ik heb het beestje ook niet uit en ter na geïnspecteerd. Ik mag het diertje in een kartonnen doos naar het huisadres van de beheerder brengen. Dat gebeurt wel vaker met gevallen die beter niet over nacht zonder verzorging in de opvang kunnen blijven. Meestal hebben we voor dit soort gevallen wat opgevouwen dozen in de bus, maar volgens mij zijn we er doorheen. “Dan kijk ik wel of ik nog een doos heb” zegt de opvang. Bij het huisadres van de beheerder is het even zoeken naar een plekje. Vlak voor de deur is een plekje vrij, maar dat is nét te kort voor de bus. Maar ietsje verderop is er wel mooi ruimte. Ik zet de bus neer, pak het bakje met de egel en loop naar het huis van de beheerder. Die had me al gezien bij mijn poging om in een te krap plekje te parkeren en stond al in de deuropening te wachten. Doos met een handdoek en daaronder een verwarmingsbron. “Ik zet er zo wel een bakje met meelwormen naast. Maar eens kijken of hij het redt over de nacht”. Egel in de doos, en ik ga weer terug naar de bus voor de administratie. Klaar. | |
12-04-24 12:20:21 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.677 OTindex: 28.577 |
28.2: Schijtduif Even na de middag weer eens een melding. Het schiet niet op, eergisteravond die egel (28.1 Aangereden egel), dan een hele dag niets en nu dan een melding van een duif die onder de poep zou zitten. Even een discussie met de centrale of het vogelgriep zou kunnen zijn. Lijkt mij van niet. Vogelgriep slaat op de longen of op het zenuwstelsel. Bij diarree denk je eerder aan parasieten of iets dergelijks. Bovendien komt vogelgriep onder duiven maar zelden voor. Maar ik stijg in het vehikel en ga onderweg naar de duif. Plaats delict is één van de flats langs de grote doorgaande weg door de stad. Soms is het daar even zoeken dankzij de huisnummering die daar op onnavolgbare wijze heeft plaatsgevonden, maar dit keer heb ik het juiste appartement in een paar tellen gevonden. Ik druk op het belletje bij het trappenhuis en krijg onmiddellijk antwoord “Kom maar door”. Denkelijk heeft de melder me al aan zien komen. De deur gaat open en ik stuiter met de transportbox in de handen via de trap naar boven. Beetje beweging in de vorm van trappenlopen is nooit weg. Sinds mijn pensionering hebben mijn kleren de neiging te krimpen. Boven aangekomen loop ik zowat het adres al voorbij. De deur gaat open en ik word binnen genood. Moeder en drie halfwas meiden zijn aanwezig. De duif zit in een transportkooi die op tafel staat. Ik haal de duif eruit. Hij fladdert een beetje. Aan de poten zitten forse kluiten met verharde mest. Ook de rest van het lijf is niet schoon. Één van de meisjes had hem iets verderop gevonden en opgeraapt. Dat alleen al is een veeg teken. Een gezonde duif kun je niet maar zo oppakken. Ik zie alleen geen verse stront. Normaal als een dier diarree heeft is het vers en dat is duidelijk te zien. Een beetje een vraagteken voor mij. Maar daarom niet getreurd, het is niet aan mij om diagnoses te stellen. Andere mensen zijn daar veel beter in. Ik vertel het aanwezige vrouwvolk dat ik het dier naar de opvang zal brengen en dat hij daar verder behandeld zal worden. De dames vinden dat prima. Terug beneden in de bus bel ik de opvang. Die vraagt gelijk naar de kleur van de ontlasting. Ik zeg dat ik geen verse ontlasting gezien heb, alleen aangekoekte kluiten aan de poten. Die zijn waarschijnlijk vervuild met ander materiaal, zoals zand en dergelijke. Opvang is beducht voor het zeer besmettelijke salmonella. Dat kan zich uiten in groene, slijmerige ontlasting. Daarvan is evenwel niets te zien. Ik kan de duif in de opvang in de kartonnen doos bovenop de vriezer plaatsen. De beheerder zal er dan later wel naar kijken. Zo gezegd zo gedaan. Duif in de doos, formuliertje erbij, en ik ben er weer klaar mee. | |
13-04-24 16:38:09 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.677 OTindex: 28.577 |
28.3: Met kat en hond Om zeven uur ‘s avonds de overdracht gedaan. Dit keer op donderdag, ik heb de vrijdagdienst overgenomen voor een zieke collega. Heb ik drie dagen achter elkaar dienst, maar als het net zo druk is als de laatste paar maand valt dat allemaal wel mee. Dan gaat zo rond half negen de telefoon. De nieuwe werktelefoon is er nog steeds niet, dus behelpen we ons nog altijd met de privételefoon. Ergens in de stad is een kat komen aanlopen. Mager, onverzorgd en met een bult aan de nek. Verzoek van de centrale, ga kijken. Chip uitlezen en eigenaar opsporen. Als dat niet lukt, en het valt mee, een belbandje om doen en anders naar het asiel brengen. Dat is duidelijk. Een vrij standaard opdracht. Alleen kreeg ik te horen dat wegens geplande festiviteiten een deel van de route was afgesloten. Daarvoor moest ik een alternatief verzinnen. Inmiddels ben ik voldoende bekend in de stad om daar geen probleem mee te hebben. Ik ga onderweg. Als ik net de stad inrijd gaat de telefoon. Ik slier de bus de eerstvolgende vluchthaven op en bel terug. Omdat we met de privételefoon werken kan ik niet handsfree bellen. De centrale weer. Of ik de app gelezen heb. Natuurlijk niet. Als ik rijd lees ik geen appjes. Er is een tweede melding binnengekomen. Bij een winkelcentrum was een vastgebonden hond aangetroffen. Even een discussie wat voorrang heeft. Eigenlijk beide, maar toch maar eerst de kat doen. De melders van de hond zouden ingelicht worden dat de ambulance bezig was en dat het een ietsje langer zou duren. Aangekomen bij het adres van de kat staat de melder al in de deuropening van de schuur te wachten. Zij vertelt dat het dier steeds naar binnen wilde. Toen ze het dier oppakte en inspecteerde zag ze de bult aan de nek en vond dat hij erg mager was. Ze had het dier in afwachting van de ambulance in een transportkooi gezet. Ik haal het dier er uit om de eventuele chip uit te lezen. Als ik dat doe ontglipt hij me. Samen met de melder achter het beest aan en uiteindelijk weer in de vingers gekregen. Beest was absoluut niet wild. Hij wilde alleen niet opgesloten zijn. Chip uitgelezen en warempel, contact. Nummer gezocht maar in geen enkele database geregistreerd. Vreemd. Meestal als ze een chip hebben is die ook geregistreerd. Al is soms die registratie niet correct. Dan is het een zwerver. Althans, voor mij dan. Terwijl mevrouw het dier vasthoudt bekijk ik hem. Inderdaad een dikke bult met een kale plek erop. En dik is ‘ie ook niet. Geen klantje voor een belbandje, wel voor het asiel. Mevrouw stopt de kat in mijn transportkooi en we nemen afscheid. Mevrouw vraagt nog naar welk asiel hij gaat. In een geval als dit is dat geen geheim. Bij bijvoorbeeld inbeslagnames is het dat wel. Dan op naar die hond. Via het Domdommetje het winkelcentrum gezocht. Alleen was de parkeerplaats niet goed weergegeven en moest ik een rondje voor de zaak maken. Als ik uiteindelijk de bus neerzet komen een aantal jonge mensen me tegemoet. Die nemen me mee naar het beest, ondertussen uitleggend wat er aan de hand was. Het beest zit vastgebonden aan een prullenbak met een oprolbare uitlaatriem. Poepzakjes aan het handvat. Alsof het beest door de eigenaar daar achtergelaten was en daarna vergeten. Beestje, een terrierachtig dier, zo te zien behoorlijk oud, was doodsbang en daardoor agressief. Urine had hij uit angst al laten lopen. Ook ik wordt begroet met grauwen en opgetrokken lip. Ik kniel op korte afstand en vraag de omstanders om wat meer afstand te houden. Één van hen had wat hondenbrokjes gehaald. Met behulp daarvan probeer ik het dier gerust te stellen, zonder veel succes. Dan komt een vrouw van middelbare leeftijd aanlopen, denkelijk de moeder van één van de omstanders. Zij vraagt of ze kan helpen, ze is honden gewend. Ik zeg dat ik hem gerust probeer te stellen. Na even praten maakt zij de riem los en onmiddellijk is het grauwen over. Hij blijft wantrouwig maar hij accepteert de vrouw als een surrogaat baas. Ik neem de riem over en plotseling hoor ik er ook bij. Dat probleem is daarmee opgelost. Ik bedank de omstanders en wandel met het hondje naar de bus. Daar wil hij de bus niet in. Ik kan hem er natuurlijk in tillen, maar ik weet niet hou hij dan zal reageren. Ik probeer hem te lokken met de hondenkoekjes die we in de bus hebben. Die eet hij met graagte, maar de bus, daar wil hij toch niet in. De voormalige omstanders zien dat ik met het beest aan het exerceren ben en een paar komen naar me toe. We praten even. De middelbare dame van zo-even neemt de riem over en houdt de kop in bedwang. Dan til ik het beest toch maar de bus in. Dat gaat zonder veel moeite. Met een beetje duw en trekwerk krijg ik hem in de vaste kooi, en dat was dat. Ik praat nog een tijdje met de mensen. Één van de meisjes vraagt of ze kans zou maken op een stageplek in het asiel. Dat weet ik niet, maar je kunt altijd opbellen. “Nee” heb en “ja” kun je krijgen. Dan neem ik afscheid en rijd met beide dieren naar het asiel in de grote stad. In de nachtopvang geplaatst, formuliertjes erbij en klaar. Kort voor twaalven was ik weer thuis. | |
14-04-24 10:28:04 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.677 OTindex: 28.577 |
28.4: De “N” van TNR Gistermiddag een appje van de centrale gekregen. Om kwart over acht dien ik me op het asiel te vervoegen. Er moet een kat naar de dierenarts gebracht worden. Een relatief lange rit van een half uur. Maar het asiel moet op de kleintjes letten en zoekt voor dit soort routinezaken de arts die het minste rekent. Mogelijk zijn er nog andere overwegingen van toepassing maar daarmee ben ik niet op de hoogte. Ik verheug me in ieder geval al op de vrijdagochtend spits in de grote stad. Voor alle zekerheid maar maar een kwartiertje extra nemen om te zorgen dat ik in ieder geval op tijd ben. Een paar minuten ben je zó kwijt in het spitsverkeer. Dat valt allemaal hard mee. Misschien omdat het de vrijdag voor de Pasen is, maar ik kan zonder idiote vertragingen doorstuiven en ben een kwartier te vroeg. Precies het kwartier dat ik als reserve had genomen. De receptie is nog niet open dus ga ik via de personeelsingang. Binnen loop ik de receptioniste tegen het lijf. Ik loop achter haar aan de receptie in. Als ze zich heeft geïnstalleerd zeg ik dat ik voor de kat voor de dierenarts kom. Zij roept een medewerker op die na een paar minuten met de bewuste kat komt aandragen. Kat in de bus en op naar de dierenarts. Ik ben er vaker geweest, dus ik weet hoe het werkt. In dit geval helemaal simpel. Alleen maar de transportkooi met de kat plus de formulieren en de injectienaald met de chip afgeven. Voor het gemak en tegen het zoekraken hebben ze op het asiel de hele bups aan het handvat geniet. De kat, zo hoor ik bij de dierenarts, is een TNR die gecastreerd moet worden. TNR staat voor Trap – Neuter – Release. Verwilderde katten worden gevangen, onvruchtbaar gemaakt en weer uitgezet. Op die manier wordt getracht om de aanwas van verwilderde katten binnen de perken te houden. De dieren worden niet afgemaakt. Twee redenen: ten eerste vinden we het onethisch om gezonde dieren te doden. De tweede reden is meer praktisch. Een kat verwijderen geeft ruimte voor weer nieuwe katten. Een onvruchtbare kat die zijn of haar plekje gevonden heeft zorgt ervoor dat concurrenten verdreven worden. Ik geef het geheel aan de assistente, en die verteld me dat ik hem, de kater, tegen tweeën kan ophalen. Ik zeg dat het iets later wordt, op mijn programma staat dat ik iets voor tweeën op het asiel nog een kat moet ophalen. Die moet naar dezelfde dierenarts voor eindcontrole. Die krijgt morgen nieuw personeel. Katten hebben geen baas, die hebben personeel. Assistente controleert in de computer en zegt dat het klopt. Altijd mooi, die zwerende vingers. | |
15-04-24 11:04:10 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.677 OTindex: 28.577 |
28.5: Retourvracht zonder duif Vlak voor ik onderweg ga komt er een telefoontje binnen. Centrale. Bij een brug in de stad zit een gewonde duif onder een bankje. Of ik die op kan halen. Natuurlijk. Centrale weet alleen niet welke brug. Er is een straatnaam gegeven maar in die straat zijn meerdere bruggen. In de twee jaar dat ik nu voor de dierenambulance rijd heb ik zo langzamerhand de geografie van de stad leren kennen. Bij die bepaalde straat is er eigenlijk maar één brug waar bankjes staan en dat is de brug over de gracht in de binnenstad. Blijkt het toch anders kan ik altijd de melder bellen. In overleg met de centrale eerst de kat maar doen. Dat is een afspraak waar een tijd bij hoort en qua kilometers is dat het handigst. Op de gewenste tijd, tien voor twee, vervoeg ik me bij het asiel om een kat op te halen die naar de dierenarts moet voor eindcontrole. Het beestje krijgt morgen nieuw personeel. Het asiel is er alles aan gelegen om alleen goed gezonde dieren te overhandigen. Een laatste controle hoort daarom bij de standaardprocedure. Dat heb ik in het vorige verhaaltje (28.4: De “N” van TNR) al verhaald. Het dier staat al in de transportkooi klaar op het tafeltje, ik kan haar zo meenemen. Deze kat is een poes. Ook hier krijg ik een formulier mee. Daarin dient de dierenarts aan te geven wat haar bevindingen zijn en te vermelden dat het dier gezond is. Naar waarheid uiteraard. Als het dier tóch niet gezond blijkt gaat de overdracht morgen niet door. Aangekomen bij de dierenarts ben ik gelijk aan de beurt. Eigenlijk de kat natuurlijk. Kat onderzocht, niks mis met het beest. Formuliertje ingevuld, klaar. Ik krijg ook gelijk de gecastreerde kater van de vorige opdracht mee en met beide katten in elk hun eigen kooi kan ik op de duif aan. Ik had van te voren op Maps gekeken en de plek aangetekend wat volgens mij de meest waarschijnlijke standplaats zou zijn (MWS = “Meest Waarschijnlijke Standplaats” is in de navigatie de berekende positie met de hoogste waarschijnlijkheid. Één en ander in gebruik bij astronomische navigatie, het zogeheten “sterretje schieten”). Ik voer die plek in in het Domdommetje en rijd erheen. Ik moet flink omrijden, omdat de kortste weg, via de kade aan de rivier, afgesloten is vanwege de festiviteiten die binnenkort gaan plaatsvinden. Ze zijn daar aan het opbouwen. Daar had ik gisteren ook al last van (melding 28.3: Met kat en hond). Daar aangekomen zet ik de bus op een vrij plekje, pak een bakje en ga zoeken. Inderdaad zijn er in totaal vier bankjes in de onmiddellijke omgeving van de brug. Maar geen van de bankjes dient als schuilplaats voor een duif. Gewond of niet. Vogel gevlogen of anders meegenomen door een goedwillende voorbijganger. Ik loop weer terug naar de bus en rijd verder richting asiel om de beide katten af te leveren. | |
16-04-24 11:35:38 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.677 OTindex: 28.577 |
28.6: Pimpelend Als ik thuis ben van de vorige opdracht, die van de twee katten in 28.5: Retourvracht zonder duif, kijk ik op mijn telefoontje. Vreemd. Een paar gemiste meldingen. Ik heb de hele tijd het apparaat in mijn borstzak gehad en heb niets gehoord. Het zou toch niet….. Ja hoor, voor de zoveelste keer heb ik per ongeluk met m’n dikke vingers dat gekke ding op “niet storen” gezet. Eerst bel ik de centrale. Die heeft de dienst inmiddels overgegeven aan een collega. Die is de volgende die me vergeefs heeft geprobeerd te bellen. Die kaffert me eerst uit, begrijpelijk, niets is frustrerender dan vergeefs iemand proberen te bereiken die juist bereikbaar had moeten zijn. Dan krijg ik de melding door. Een pimpelmees die wel kon vliegen maar er toch slecht aan toe is. Vraagteken. Hoe is dat met elkaar te rijmen? Maar dat zie ik wel als ik er ben. Ik krijg nog de instructie mee dat de melder er inmiddels van tussen is, maar de vogel bij de buren in bewaring gegeven heeft. Daar kan ik het diertje ophalen. Ik rijd erheen. Het is in een nieuwe wijk die helemaal buitenop gebouwd is. Maar niet zo nieuw dat Domdommetje de weg wel weet, dus geen probleem. Aangekomen moet ik even kijken waar het juiste adres is, maar, in tegenstelling tot sommige andere wijken hier in de stad, is de indeling redelijk logisch. Ik bel aan en mevrouw de buurvrouw doet open. Ik zeg dat ik het vogeltje kom halen. “Kom maar mee” zegt mevrouw. In de achtertuin op een tafeltje staat een kartonnen doos met daarin het beestje. In de deksel is een luchtgat gesneden. Indachtig de waarschuwing dat het beestje vliegvaardig is open ik de doos half en ga dan min of meer op de tast voelen of ik het kan pakken. Dat lukt. Mezen zijn heel kleine vogeltjes en ik kan het gemakkelijk in een vuist houden. Ik bekijk het en constateer een beschadiging aan het linkeroog. Die heeft daar denkelijk een tik gehad. Vuistgevechten onder pimpelmezen zijn, wegens het gebrek aan vuisten, uiterst zeldzaam, dus zal het diertje zoals zo vaak tegen een raam zijn geblunderd. Terwijl ik zo aan het filosoferen ben friemelt het beestje zich uit m’n vuist en fladdert richting schutting. Daar blijft ‘ie zitten. Ik loop er op toe en kan hem zo van de schutting plukken. Vreemd. Toch niet in orde dat beest. Ik doe het diertje in mijn transportbakje, praat nog even met mevrouw en vertel dat ik het naar de opvang zal brengen. Terug in de bus bel ik de opvang en leg de situatie uit. Ik kan langskomen. De beheerder is aanwezig en zal gelijk naar het beestje kijken. Als ik aankom haalt de beheerder het diertje uit de bak en bekijkt het. Zelfde conclusie. Linkeroog zit dicht en is waarschijnlijk ergens tegenaan gevlogen. Beheerder smeert wat antibiotische zalf op het oogje en zet het dier in een speciale kooi onder een warmtelamp. Daar kan ‘ie op verhaal komen. Als alles goed gaat kan ‘ie morgen weer vliegen. Als het niet goed gaat ligt ‘ie morgen met de pootjes omhoog. Kwestie van afwachten. | |
30-04-24 09:34:30 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.677 OTindex: 28.577 |
29: Snavelklem Kaakklem: volkse benaming voor de ziekte tetanus 29.1: Uitgezet Als ik net met m’n eerste bak koffie bezig ben gaat de telefoon. Excuses, vergeten: er moet een kat uitgezet worden in de andere regio en de andere bus is ergens anders bezig. Normaal krijg ik voor dit soort berichten van te voren bericht, vandaar die excuses. Maakt allemaal niet uit. Ik ben oproepbaar en waarvoor ik opgeroepen word maakt eigenlijk onbelangrijk. Dus stijg ik in de bus en vertrek richting asiel. Daar moet ik even wachten. Degene die één en ander verzorgt is net in gesprek met mensen die een katje kwamen ophalen. Dat gaat voor, natuurlijk. Een TNR-kat die veilig in zijn kooitje zit is minder urgent. Het gaat namelijk om een verwilderde kat die gevangen is, vervolgens gesteriliseerd en nu, als laatste stap in de procedure, uitgezet moet worden. Dat uitzetten doen we standaard zo dicht mogelijk bij de plaats waar hij gevangen is. Daar is ‘ie op z’n plek en heeft ‘ie de minste stress. Ik krijg dan ook een adres mee waar het dient te gebeuren. Het is een standaard operatie die vrij regelmatig voorkomt. Het enige wat wel eens uit wil maken is dat het soms boerderijkatten betreft, en dan is het beter om ook de boer in kwestie in te lichten, zodat ook hij weet dat één van z’n katten weer terug is. Het adres waar het beest heen moet is ten zuiden van de grote stad, een gebied waar ik wel enigszins bekend ben, maar niet echt goed. Ik laad het beest in en ga onderweg. Ik rijd gewoon Domdommetje achterna en dan zie ik wel waar ik uit kom. Dat blijkt een buurtschap te zijn van een paar boerderijen, tussen de rivier en de doorgaande weg. Ik wist van het bestaan maar ik was er nooit geweest, niet in de laatste plaats omdat de toegangsweg doodloopt. Ik moet helemaal achterin zijn. Daar staat een groepje van drie boerderijen, elk met een eigen oprijlaan en een afgesloten erf. Ik heb geen specifieke instructies. Ik gooi de bus in de rondte en zet hem in de berm. Kooi met kat in het gras gezet, deurtje open en met grote sprongen vliegt de kat het weiland in. Beurt. Ik doe de administratie en ga weer op huis aan. Ik rijd dan via het asiel, dat ligt toch op de route, dan kan ik gelijk de kooi terugbrengen. Bij het asiel staat de bus van de andere regio. Die hebben een nieuwtje voor mij. De nieuwe telefoons zijn aangekomen en de organisatrice heeft ze thuis liggen. Ze moeten alleen nog ingesteld worden met een verificatiecode. Die is al aangevraagd. We besluiten, in overleg natuurlijk, bij die organisatrice langs te gaan, dan kunnen we gelijk die telefoons meenemen. We zijn nu toch onderweg. Bij de organisatrice krijgen we een bak koffie en moeten nog even wachten tot die verificatiecode wordt doorgebeld. Dat gaat via de leidster van het asiel. Dat gaat net zo soepeltjes als bij mij als ik weer eens in de clinch lig met wachtwoorden, verificaties en wat dies meer zij. Uiteindelijk krijgen we het bericht dat de verificatiecode te vaak is aangevraagd en dat we moeten wachten tot de afkoelingsperiode over is. Inmiddels hebben we de koffie op. We nemen dan ook afscheid en laten de boel de boel. Als die procedure met goed gevolg is doorlopen komen we wel weer eens kijken. Techniek staat voor niets. | |
02-05-24 09:17:27 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.677 OTindex: 28.577 |
29.2: Geklemde snavel Ietsje na de middag gaat de telefoon. Centrale: “Ik heb wat interessants voor je”. “Vertel”. In een weiland naast een industrieterrein zit een zwaan met een rattenklem op z’n snavel. Centrale vraagt of ik de plaats ken. Melder had alleen de naam van één van de bedrijven doorgegeven. Stomtoevallig wist ik dat. Een jaar terug heb ik op datzelfde plekje een aangereden fazant gezocht en twee hazen gevonden (5.1: Fazantenhaas in “Komt een hond bij de dokter”). Melder zou wachten, dus ik spring in de bus en rijd met wat meer spoed dan gebruikelijk naar de melding. Het is paaszondag en er is weinig verkeer. Ik kan mooi opschieten. Op de plaats aangekomen zet ik de bus in de berm, flitsertjes aan. Ik stap uit en haal gelijk één van de grotere netten uit de bus. Ondertussen komt de melder in de vorm van een echtpaar met vier kindertjes op rolschaatsen op me toe. De zwaan, ik had hem nog niet eens gezien, zat vlak naast de bus in het slootje tussen het fietspad en het weiland. De klem op z’n snavel is duidelijk te zien. Ik denk: “eitje, die heb ik zo te pakken”. Mijnheer de melder vraagt of ik assistentie nodig heb. “Nee bedankt, ik wil het eerst zo proberen”. Ik loop op de zwaan toe, breng het net in aanslag en de zwaan zwemt naar de andere kant van de sloot, net buiten m’n bereik. Ik vraag mijnheer of hij naar de andere kant van de sloot wil gaan, het dammetje is vlakbij. Opnieuw geprobeerd. De zwaan klimt uit de sloot en zet het op een waggelen het weiland in. Melder en ik er achteraan. Zwaan loopt wat harder en gaat half op de vleugels. Echt opstijgen kan hij zo te zien niet, maar op deze manier is hij toch sneller dan wij. Als hij weer gaat zitten maak ik een omtrekkende beweging maar de zwaan is me weer te vlug af en vlucht een dwarsslootje in. Ik drijf hem op richting de melder, maar het beest springt wéér uit de sloot en vlucht half vliegend het weiland over. Wij er weer achteraan. Het deed me wel wat denken aan de “Comedy Capers” van vroeger (https://www.youtube.com/watch?v=jZxS4vFTJ0o). Uiteindelijk komt de zwaan in een brede sloot terecht naast een fietspad dat dwars op de grote weg ligt. Daar krijgen we dat gekke beest gegarandeerd niet te pakken. We kunnen het beest ook niet maar zo laten zwemmen, dus ik bel de centrale. Ik vraag hem of hij de plaatselijke brandweer kan oproepen. Dat zou ‘ie proberen. Ondertussen de situatie in ogenschouw genomen. Ik heb in de bus een lijn van vijftien meter als onderdeel van een veiligheidsharnas. Als ik die over de sloot kan krijgen dan kunnen melder en ik dat beest misschien in een hoek drijven. Ik licht de melder in, mevrouw is inmiddels ook aan komen lopen en de kinders kijken eveneens belangstellend toe. Ik loop terug naar de bus en rijd deze over het fietspad in de richting van de zwaan. Ik haal de lange stok, telescopisch vier meter, en de lijn uit de bus. Ik schiet de lijn op zoals je dat voor een worp doet en slinger het uiteinde naar de overkant. Net te kort. De wind staat verkeerd. Ik moet laag gooien anders blaast de lijn terug. Bovendien heb ik geen verzwaring aan de lijn. Ik probeer nog een paar keer, maar noppes. Dan gaat de telefoon. Centrale had eerst de dierenpolitie geprobeerd, maar die wisten niet of ze vandaag wel langs konden komen, misschien morgen. Dat schiet op. Centrale had toen maar direct de brandweer gebeld en die zouden per omgaande komen. En dat klopte. Een goede tien minuten later kwam de bluswagen aanrijden. Mannetje of acht erin. Twee man hijsen zich in een waadpak. Ik probeer nog een keer te gooien en warempel, dit keer kom ik dicht genoeg bij zodat melder de lijn met zijn net naar zich toe kan halen. Met de lijn dwars over de sloot drijven we de zwaan richting de bluswagen. Ondertussen heeft de brandweer de waadpakken aan. Één van hen komt op mij toe en neemt het grote net van me over. “Die heb ik zo te pakken” zegt hij. “Ik help ‘t je hopen” zeg ik. De andere brandweerman loopt naar de overkant en zo hebben we de zwaan ingesloten. Aan één kant de lijn en aan de andere kant de beide brandweerlieden. De zwaan zwemt naar de overkant en probeert daar uit het water te klimmen. De oever is steil dus dat gaat moeizaam. En dan kan de melder het beest met het kleine net tegenhouden. Direct komen de brandweerlieden het water uit en proberen het beest ook te pakken. Vanaf mijn kant roep ik het dier bij de hals te pakken. Melder doet dit en dan is het dier gelijk rustig, tenminste relatief. Maar dan zijn ook de brandweerlieden ter plaatse. Één van hen wringt de klem open en de zwaan is bevrijd. Melder laat hem los en met een aanloopje gaat het dier op de vleugels. We ruimen de boel op en ik bedank de brandweer en de melder. Weer met z’n allen een goede daad verricht. | |