Dierenambulance 2 | |
09-11-23 18:39:37 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.677 OTindex: 28.577 |
18.5: Mager met klitten Als ik van de vorige melding onderweg ben naar huis krijg ik weer een melding. Iemand in de stad heeft een katje gevonden die er niet bijzonder jofel uitziet. Vieze ogen, vol met klitten en hongerig als een tijger. Ik pas de route aan en ga richting de volgende melding. Op het adres aangekomen, een vrij nauw straatje zonder goede parkeergelegenheid, zet ik de bus met twee wielen op de stoep. Terwijl ik uitstap komen twee dames al het huis uit, een tas in de handen. Ik loop op beide dames toe. In de tas zit de kat, geen kitten maar een klein uitgevallen kat. Lief beest, maar om ontsnapping te voorkomen test ik het beestje in de tas met de chiplezer. Geen chip te bekennen. Tevoren via het contact met de centrale gesproken over het eventueel opvangen in het asiel. Conclusie: Alleen als het echt nodig is, we zitten al stampvol. Dit doorgepraaid aan beide dames. Die waren gelijk enthousiast, dan houden we hem zelf. Dat is eigenlijk niet de bedoeling, eerst hoor je een eventuele eigenaar op te sporen. Als dat niet lukt hoor je het beest een behoorlijke verzorging te bieden en pas dan komt een eventuele adoptie in het vizier. In dit geval had ik te horen gekregen dat het asiel met capaciteitsproblemen zat, de melders waren enthousiast over het beestje en vertelden het dier prima met de al aanwezige honden overweg kon. Alle vertrouwen dat het beestje een goed tehuis zou krijgen. Daarom toch maar besloten om het beestje bij de beide dames achter te laten. | |
10-11-23 10:08:34 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.677 OTindex: 28.577 |
18.6: Tien kittens aan de dijk. (nogmaals) Het is vandaag zondag. Ik heb vandaag geen dienst, maar ik heb wel de bus aan huis. Vandaag doe ik de overdracht met de collega die maandag dienst heeft. Omdat ik daarom toch met de bus op sjouw moet toch maar even bij de katjes langs die naar het zich laat aanzien gedumpt zijn aan de dijk bij de brug over de nieuwe vaarweg. De collega werkt op zondag in de middag. Meestal breng ik de bus dan in de ochtend en rijd op het fietsje terug naar huis. De bus is ruim zat voor een gewone fiets. Ik ga in dit geval even na achten naar de kittens, probeer ze te vangen en zorg aansluitend dat ik tegen elven bij haar ben voor de overdracht. Dat betekent dat ik een goed uur de tijd heb voor katvangen. Als ik aankom zet ik de bus Naast de brug op een stukje betonplaat. Ruim plek, ik sta niemand in de weg en heb vanuit de bus goed uitzicht op de plek waar de vangkooi komt. Uittappen, vangkooi plaatsen en wachten op de dingen die komen gaan. In tegenstelling tot gisteren zijn de katjes in geen velden of wegen te bekennen. Maar ik heb geduld. In mij vorig leven stond ik twee keer vier uur per dag voor me uit te kijken en wachten op de dingen die komen gingen. Niet helemaal waar natuurlijk, maar dat was wel de belangrijkste functie van wachtlopen. Maar na een uurtje nog niets. Wel kwam een voorbijganger een praatje maken. Hij vroeg wat ik aan het doen was. Na mijn uitleg vertelde hij dat zijn dochter ook al eens met de dierenambulance te maken had gehad. Melding gedaan. Ondertussen had ik mij collega een appje gestuurd wanneer haar de overdracht het beste uitkwam. Dit keer, was het antwoord, kwam ‘s avonds het beste uit. Na een goed uur naar een lege dijk staren, leeg van kittens bedoel ik, voorbijgangers waren er genoeg, heb ik de boel maar weer ingepakt en ben huiswaarts gekeerd. ‘s Avonds eerst de vangkooi weer naar het asiel gebracht en toen de aflossing gedaan. Op ‘t fietsje naar huis. Het is inmiddels koud geworden maar met een dikke jas en goede handschoen is dat best te doen. | |
13-11-23 12:03:16 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.677 OTindex: 28.577 |
19: Kat met koorts 19.1: Op en neer Rond de middag een telefoontje van de centrale. Er moet een kat naar de dokter. Of ik zin had om dat beest te brengen. Naam van de dierenarts wordt doorgepraaid. Voor mij een dik vraagteken. Het asiel bivakkeert in de grote stad, en daar ken ik geen dierenarts met die naam. Dus ik vraag het adres. Adres komt en wat blijkt, het is in de stad op goed twintig kilometer afstand. En die ken ik wel. Miscrommunicatie en onbegrip, voornamelijk van mijn kant. Maar de tijd van de afspraak is over een goed uur. Voor mij is het een half uur naar het asiel, en dan nog een half uur naar de dierendokter, dat wordt krap. Ik was net begonnen pepernoten de draaien, maar wat het zwaarst is moet het zwaarst wegen. Dat pepernotendeeg wacht wel. Ik laat alles liggen zo het ligt, trek de jas aan en ga naar de bus, die dit keer een half straatje verderop staat. Voor de deur was geen plek. Onderweg naar het asiel merk ik dat een belangrijke weg net gerepareerd wordt. Ik moet omrijden. Kost niet veel maar toch. Op het asiel moet eerst de kat opgehaald worden. Meestal staan de dieren voor de dierenarts klaar, maar nu moet ik even wachten. Het dier is, volgens degene die me de bench overhandigt, sloom en heeft koorts. Ook heeft het dier nog niet gegeten vanochtend. Goed, dat kan ik dan doorgeven aan de dierenarts. Ik ga onderweg, via de snelweg. Dat gaat het vlotst. Geen file gelukkig, ik kan gewoon doorrijden. Vrijwel exact op de bestelde tijd sta ik bij de dierenarts voor de deur. U moet even wachten, er is nog een patiënt voor u. Die patiënt is een zwarte jachthond. Wat ‘ie mankeert, geen idee. Na drie kwartier is m’n katje eindelijk aan de beurt. Ik heb de tijd, maar een afspraak maken en dan drie kwartier moeten wachten? Er zal vast wel een goede reden voor zijn, maar ja. De dierenarts bekijkt eerst de status die ik van het asiel meegekregen heb. “Kloppen deze gegevens”? “Geen idee, ik ben alleen maar de chauffeur”. Dan moet de kat een stukje lopen. Beest op de vloer gezet en kijken wat ze doet. Onderzoekend sluipen natuurlijk, het blijft een kat. Dierenarts: “Hij (het is een jonge kater) trekt een beetje met de rechter voorpoot”. Dierenarts heeft er kijk op, voor mij is het nauwelijks te zien. Dan lichamelijk onderzoek. Aftasten. Gelukkig is het een heel lief beest. Af en toe blaast hij even maar voor de rest geen onvertogen woord. Zelfs de nagels blijven in de schede. Arts kan goed beschouwd niets vinden, behalve dat heel licht mank lopen. Toch moet ‘ie wat onder de leden hebben, anders had ‘ie geen koorts. Antibioticakuur, een spuit pijnstiller en antibiotica om mee te nemen en ik kon weer op het asiel aan met het beestje. Bij de receptie krijg ik nast de medicijnen nog een heel verhaal mee. Leuk, maar zet het alsjeblieft op papier. Op het asiel zwerft het van de vrijwilligers die dan weer wel en dan weer niet dienst hebben. Continuïteit krijg ja alleen als je alles zorgvuldig op papier zet. Als ik het verhaal moet doorpraaien aan de receptie, de receptie naar een vrijwilliger en de vrijwilliger aan zijn of haar opvolger, dan blijft er van het hele verhaal niets over. Het is inmiddels kort voor vieren. Om vier uur gaat bij het asiel de deur dicht. Een aantal mensen blijft dan nog even om schoon te maken en een paar laatste handen te leggen, maar de receptie is na vieren dicht. Ik bel op. “Oké, ik heb nu geen dienst, maar ik geef het door aan iemand die er waarschijnlijk nog wel is. Ze wachten op je”. Dus ik scheur weer in volle vaart richting asiel. Inderdaad zijn ze druk bezig met schoonmaken. Ik stuiter via de dienstingang naar binnen en dat zorgt voor enige verwarring. Speciaal voor mij hadden ze de receptie wat langer open gehouden, en nu kom ik via de andere ingang. Maar ik kon mijn katertje, de medicijnen en het papierwerk afgeven en daarmee was het ook weer gedaan. | |
14-11-23 10:52:27 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.677 OTindex: 28.577 |
19.2: Egel met schade. Alweer een nieuwe dag. Even voor negenen gaat de telefoon. De eerste melding van de dag. “Wat klink je wakker”! Ik knipper even met de ogen. Het lijkt me niet ongebruikelijk om op negen uur ‘s ochtends wakker te zijn. Maar wat blijkt, afgelopen nacht heeft iemand in de stad op een fietspad een egel gevonden, denkelijk gewond, er was bloed te zien. Egel opgepakt en mee naar huis genomen. Vervolgens de dierenambulance gebeld. In overleg is toen besloten dat de ambulance de volgende ochtend zou komen. Toen de centrale de melder de volgende ochtend de melder belde om te vertellen dat en wanneer de ambulance langs zou komen klonk melder nogal slaperig. In vergelijk daarmee klonk ik helder. Vandaar. Tegelijk werd me nog verteld dat er ergens een dode kat lag. De positie van het dier was niet bepaald, maar de vrouw van de melder was met de fiets onderweg om de precieze positie te bepalen. Zo gauw als deze bekend was zou centrale die op de app zetten. Met die wetenschap ga ik onderweg. Nog geen tien kilometer onderweg komt er inderdaad een appje binnen. Die lees ik wel als ik bij de egel ben. Bij de egel aangekomen zet ik de bus neer op een vrij parkeerplekje. Ik heb het voor het uitkiezen. Als ik met een transportbox richting het adres loop gaat de voordeur al open. Een jonge vrouw had me al zien aankomen. Het hele huis was al gealarmeerd, want als ik naar binnen stap komt vanuit een kamer een jonge man de gang in met een doos in de armen. De leeftijd van de jongelui was zodanig dat ik het niet vreemd vond dat ze om negen uur ‘s ochtends nog wat slaperig bleken. De leerlingen die ik in het verleden van die leeftijd had konden ook goed gonzen. In de doos zat de egel. Liefdevol maar met weinig kennis van zaken verzorgd. In een hoek van de doos stond een schoteltje met wat stukjes appel. Een egel eet insecten, wormen en slakken. Geen appel. Maar ze hadden hun best gedaan en dat is meer waard. Een gezond dier kan best een half dagje vasten. Het is een kleintje en best actief. Tot ik hem oppak, want dan rolt hij zich als een fatsoenlijke egel op. Helemaal zoals het hoort. Ik zie verder geen beschadigingen, maar de melder had aangegeven dat hij bloed had gezien. Voor alle zekerheid toch maar naar de opvang. Ik vertel dat aan de jongelui. De jongen vraagt het nummer van de opvang. Hij wil contact houden om te horen hoe het beestje het vergaat. Dat kan. We praten nog even over de opvang en het dieet van egels. Mensen zijn alleseters, die kunnen indien nodig voort op een puur vegetarisch dieet. Maar voor veel dieren geldt dat niet. Ik neem afscheid. In de bus bel ik de opvang dat ik er aan zit te komen met een gewonde egel. “Kom maar door”, zegt de opvang, “Ik ben er bezig, ik zie je daar wel”. Als ik de opvang oprijd is de beheerder bezig de volière schoon te maken. Ik doe het papierwerk, alles moet geregistreerd en verantwoord worden, en stap uit. De beheerder komt me tegemoet. “Is dat de egel”? Inderdaad, dat is ‘m. We gaan het gebouwtje in. Beheerder controleert het gewicht. Goed tweehonderd gram. Een kleintje, maar dat is geen bezwaar. Egels komen in verschillende formaten. Als ze maar goed in het vlees zitten is het absolute gewicht minder belangrijk. Deze maakt een mooi rond bolletje waarmee hij er gezond uitziet. We praten nog even over winterslaap en dergelijke. De meeste egels zijn nog steeds niet aan winterslaap toe. Door het warme najaar is er nog zat te scharrelen voor ze en kunnen nog mooi aan gewicht winnen voordat het te koud wordt. Pas dan gaan de beestjes aan winterslaap denken. Nieuwsberichten die dienaangaande wat anders vermelden zijn, volgens de beheerder, pure onzin. | |
15-11-23 11:31:03 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.677 OTindex: 28.577 |
19.3: De kat die er niet was Dan is het voor mij tijd om achter die kat aan te gaan. Inmiddels was het adres binnengekomen. Ik programmeer het Domdommetje en ga die kant op. Het is in een nieuwe wijk waar je zonder satellietnavigatie wel in komt maar nooit meer uit. En dan vliegen de uitwerpselen door de ventilator. Domdommetje had een sluipweggetje voor me gevonden dwars de wijk door. Net als ik aan de andere kant ben stuit ik op wat paaltjes. Fietsers kunnen er door, autoverkeer niet. Ik moet een stuk achteruit, echt een hobby van me [Sarcasme uit] en keer op mijn schreden naar de rondweg rond de wijk. Bij een nieuwe poging kom ik op een doodlopend stuk bij een kinderboerderij annex speeltuintje. Dan maar de hele rondweg volgen. Uiteindelijk blijkt dat het beste. De straat die ik moet hebben is nota bene onderdeel van die rondweg. Tegenover het adres waar de kat zou liggen, “tegen het hegje aan” volgens de melding, zet ik de bus neer in de berm. Flitsers aan, ik sta niet op een fatsoenlijk plekje. Het is druk. Het is vlak bij de plaatselijke sportvelden waar denkelijk wat wedstrijden aan de gang zijn. Ik speur de weg af. Langs het hegje, over de stoep aan de andere kant van die heg en aan de overkant langs wat struikgewas. Geen kat te bekennen. Gezien de melding en de beschrijving van het dier, wit, zou het duidelijk te zien moeten zijn. Waarschijnlijk heeft iemand het dier in de tussentijd gevonden en meegenomen. Ik ga terug de bus in, stuur een berichtje naar de centrale dat die ook weten wat er aan de hand is en ga richting huis. Simpel. Gewoon die rondweg volgen tot ik weer op bekend terrein kom. Zelfs Domdommetje is het met me eens. Niet zo simpel. Een paar honderd meter verderop is de straat opgebroken. Nieuw asfalt gelegd. Natuurlijk geen omleiding aangegeven. Iederéén weet de weg hier toch? Ik draai en even later heeft Domdommetje een geschikte route gevonden. Niet zo geschikt. Ik kom verdorie achter precies diezelfde paaltjes te staan die me de voortgang op de heenweg ook al belet hadden. Weer keren, hier gaat het wel, en dan maar de hele rondweg nemen. Domdommetje kan opvliegen. Zonder verdere perikelen kom ik thuis. | |
16-11-23 16:48:14 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.677 OTindex: 28.577 |
19.4: Hond met eigenaar. Als ik van de vorige melding, die van de kat die er niet was, ben thuisgekomen slinger ik de koffiemachine aan. Het is al na tienen, tijd voor een bakje. Dan gaat de telefoon. Ditmaal niet de centrale. Iemand van het asiel. Wat ik er uit begrijp is dat er bij één van de vrijwilligers een hond gevonden is, zat bij haar voor de deur, en dat zij het asiel had gebeld in plaats van de centrale. Dat is geen probleem natuurlijk. Een verloren hond is voor de dierenambulance. Met een beetje goede wil kan ik de chip uitlezen en daarmee de eigenaar opsporen. Of dat nu via het asiel loopt of via de centrale is om het even. Ik krijg het adres van de vrijwilliger en ga onderweg. Die koffiemachine schakelt zichzelf wel weer uit, die heeft mij daarbij niet nodig. Ik ben nét de wijk uit en er komt weer een telefoontje binnen. Weer het asiel. De eigenaar is gevonden en mijn medewerking is niet langer nodig. Ik draai de eerstvolgende zijstraat in en rijd via de wijk weer terug naar huis. Als ik binnenkom heeft de koffiemachine zichzelf nog steeds niet uitgeschakeld. Ik kan zo een kopje eronder zetten en vers bakje tappen. | |
04-12-23 10:05:59 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.677 OTindex: 28.577 |
20: Van de wal in de sloot Gezegde: van kwaad tot erger. 20.1: Reiger naast de sloot. Even na vijven in de middag wordt ik gebeld. Mijn collega waarmee ik vanavond de overdracht heb. Hij vraagt of de overdracht eerder kan. Hij is momenteel in de grote stad en vraagt of hij mijn kant op kan komen. Dat kan. Dan komt de aap uit de mouw. Wat eerder had hij een melding gehad van een aangereden reiger in het stadje aan mijn kant van de rivier. Het beest was een sloot ingevlucht. Collega had geprobeerd hem met een lange stok en net te pakken te krijgen maar dat was na een aantal pogingen niet gelukt. Om er bij te komen moet je met het waadpak door de sloot. Alleen moet je dat waadpak niet gebruiken als je in je uppie bent. Gaat er wat mis en je kunt de sloot niet meer uitkomen, oever te steil, waadpak volgelopen of zoiets, dan moet er iemand hulp kunnen bieden. Idee van de collega was dan ook om samen op die reiger af te gaan. Vanaf de grote stad naar mij toe is het een half uurtje rijden. Na een half uur staat het busje voor de deur en ga ik samen met collega onderweg naar de reiger. Op de plaats des onheils aangekomen zet collega de bus op het fietspad, ergens anders is geen ruimte, en stappen we uit. Ik hijs mezelf in het waadpak, collega pakt zaklantaarn, netten en een bak uit de bus. Ik stap met het waadpak de sloot is. Het is niet diep maar wel koud en modderig. Ook stikt het van de waterplanten. Voortgang is moeilijk, maar gelukkig is de sloot niet breed. Ik krijg van collega een net als wandelstok voor het evenwicht. Met een paar stappen ben ik aan de overkant en klim de oever op. Ietsje verderop ligt de reiger. Volgens collega groot kans dat hij al dood is. Met het net probeer ik hem uit het riet te sleuren. Dan vlucht hij weg en zet het op een schreeuwen. Hij leeft dus nog. Met een beetje moeite weet ik het dier met het net te fixeren en grijp hem bij de kladden. Één hand om de vleugels en de andere op de snavel. Reigers staan er om bekend dat ze naar de ogen pikken. Ik heb dan wel een soortement veiligheidsbril, titanium met extra sterke glazen, overgehouden van mijn vorige baan, maar ‘t is toch “better to be safe than to be sorry”. Het net laat ik nog even liggen, die reiger gaat voor. Op die manier stap ik de sloot weer in en steek over naar de overkant. Dan blijf ik met een laars haken achter een waterplant en donder met reiger en al voorover. Ik kan nog net m’n hand uitsteken, dan maar even die snavel loslaten, en zo ga ik tot de schouder in de blub. Een slok water stroomt via de okselopening het pak in, maar ik kan me herstellen. Eerst geef ik de reiger over aan de collega en dan ga ik weer terug om het net op te halen. De laatste overtocht geschied zonder problemen. Met een handje van de collega klim ik uit de sloot. Dan pel ik me uit het waadpak. Mijn linkerarm is drijfnat en stinkt naar moeras. De linkerkant van mijn broek is goed vochtig en mijn horloge is er mee uitgescheden. Maar dat horloge had toch al waterschade en was aan vervanging toe. Al met al geen ernstige problemen, behalve voor de collega die de rest van de rit met samengeknepen neus zit. Collega belt met de opvang. Die geeft aan dat we het dier in de groene kist kunnen deponeren. De opvang is wel gesloten, maar we hebben de sleutel. Dan gaan we op weg. Volgens instructie doen we het beest in de groene kist. Die is groot genoeg voor een reiger. Dan doet collega het papierwerk en gaan we naar zijn huisadres. Daar stapt hij uit en is de overdracht gedaan. | |
12-12-23 12:04:15 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.677 OTindex: 28.577 |
20.2: Pikkende kraai De volgende dag in de middag komt de volgende melding. Er zit ergens een kraai die niet wil opvliegen. Melder is er huiverig voor want het beest pikt. Tja, dat heb je zo met vogels. Die willen wel eens pikken als je te dichtbij komt. Ik begrijp uit het verhaal van de centrale dat het beest gewoon ergens zit en nog gevangen moet worden. In principe geen probleem, maar dat moet dat beest wel blijven zitten gedurende de tijd die ik nodig heb om ter bestemder plaatse aan te komen. Met vogels kan dat nog wel eens een probleem zijn. Met andere dieren overigens ook. Ik ga onderweg. Het is een half uurtje rijden, het adres is aan de rand van de binnenstad. Ik ken het straatje inmiddels, ben er vaker geweest. Relatief smal met vrij veel geparkeerde auto’s, maar meestal is er nog wel een plekje vrij. Ook dit keer. Als ik aan kom rijden is er nog geen twintig meter van het adres een plekje vrij, groot genoeg voor de bus. Met een beetje geheenenweer kan ik hem erin prikken. Ik stap uit en neem net en transportbox mee. Het beest moet eerst nog gevangen worden. Als ik bij het adres arriveer zit mevrouw in de woonkamer en ziet me aankomen. Ze komt naar de deur en doet open. “Hier zit ‘ie”. Ondanks het vervaarlijke pikken had mevrouw het beest toch opgepakt en in een kartonnen doos gedaan. Daarmee wordt het voor mij gelijk een stuk makkelijker. Ik pak het dier uit de doos en bekijk het. Geen ongerechtigheid te zien, tenminste niet voor mijn volstrekt ondeskundologische ogen. Het beest fladdert een beetje maar niet fanatiek. Gewoon een kraai. Alleen is een gezonde kraai niet zomaar te pakken te nemen. Er moet toch wat loos zijn met het beest. Ik vertel mevrouw dat ik hem voor alle zekerheid naar de opvang ga brengen en daarmee neem ik afscheid. Terug in de bus bel ik met de opvang. “Zet maar in de groene krat, dezelfde als waar jullie gisteren die reiger (20.1: Reiger naast de sloot) in gedaan hebben”. Zo gezegd zo gedaan. Naderhand doe ik de administratie en ga weer op huis aan. | |
13-12-23 12:30:06 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.677 OTindex: 28.577 |
20.3: Kat in ‘t weiland Gisteren een berichtje gehad van de leidster van het asiel dat er een TNR-kat uitgezet moest worden aan de rand van de grote stad. Ik ken het adres, ik kom er elke keer als ik van en naar het asiel rijd langs. Wanneer of ik verwacht wordt? Tegen een uur of tien, maakt niet zoveel uit. Mooi. Als er rond die tijd geen meldingen zijn kan ik dat makkelijk redden. Ik ben wel eens op minder courante tijden onderweg geweest. Om kwart over negen gaat de wekker af. Het is een half uur rijden naar het asiel, maar ik moet ook naar de bus lopen en nog een paar dingen afsluiten. Niet essentieel maar wel makkelijk. Even voor tienen ben ik op het asiel. Ik moet nog een overzetkooi inleveren en een stapeltje formulieren naar het kantoortje brengen, dat gaat in één moeite door. Als ik bij het asiel aankom zet ik eerst de overzetkooi in het schuurtje en stuiter dan naar binnen om de papieren naar het kantoortje te brengen en de kat op te halen. Onderweg naar boven kom ik een vrijwilliger tegen met een dwangkooi met daaroverheen een hoes in de handen. Dat is de kat die uitgezet moet worden. “Ik zet hem wel neer bij het washok” zegt de vrijwilliger. “Oké, daar vind ik hem wel”. Als ik weer de trap afstrompel en langs het washok loop staat daar inderdaad de kooi met de kat. Op naar de uitzetplek. Die is op mijn vaste route naar huis toe. Lekker makkelijk. Ter plaatse aangekomen zet ik de bus in de berm, alarmlichten aan, ik sta met twee wielen op de weg anders tuimel ik in de sloot, en haal de kooi uit de bus. Hoes er af en als ik een beetje aan het friemelen ben om het deurtje te openen gaat die kat toch te keer. Als ik het deurtje eindelijk open heb schiet ‘ie als de weerlicht er uit en galoppeert door het natte gras in de richting van de bosjes. Die is weer thuis. | |
14-12-23 11:11:28 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.677 OTindex: 28.577 |
20.4: Kat in de berm Een goed uur voor ik onderweg ga voor de aflossing komt er toch nog een melding door. Het is in de andere regio, maar ik heb vandaag beide regio’s te behandelen. Maar met twee keer uitrukken in vierentwintig uur is het niet bijster druk te noemen. Het is alleen een stuk verder rijden. Drie kwartier dit keer. Maar dat is het punt niet. Ik sein de collega in dat ik een melding gekregen heb en dat ik direct na de melding naar haar toe kom. Het zal daarmee wat later dan gepland worden, maar dat komt vaker voor. Meldingen zijn als baby's, die komen op hun eigen tijd. De melding is vergezeld van een speld. Bovendien is er een beschrijving van de situatie: in de binnenbocht van de weg. Dat maakt het, als het allemaal klopt, een stuk makkelijker. Bovendien woont de melder vlakbij. Als ik er niet uit kan komen kan zij assisteren. Ik ga onderweg. De melding is voor mij aan de andere kant van de grote stad, een stadje aan de rivier. Na inderdaad drie kwartier rijden kom ik aan. Volgens Maps moet ik eerst het halve stadje door, maar achteraf is dat alleen maar makkelijk. Ik kom uit aan de dijk langs de rivier en daar kan ik zonder veel moeite de bus in de berm zetten. Alarmlichtjes aan en zoeken maar. De dijk maakt een bocht, aan de binnenkant van de bocht zou ‘ie liggen. En precies op de aangegeven plaats ligt daar een zwarte kat in de berm. Chiplezer in de nek: geen chip. Dan maar naar het asiel waar alle dode katten verzameld worden. Ik bel nog even met de melder om te vertellen dat ik het dier gevonden heb en bedank haar voor de melding. Formuliertjes invullen, foto’s maken en versturen en klaar. Op naar het asiel. Dan nog even tanken, de inhoud was alweer minder dan de helft, en vervolgens naar de overdracht. Ik ben weer klaar voor vandaag. | |
25-12-23 11:44:22 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.677 OTindex: 28.577 |
21: Hondse tijden 21.1: Drie katten Zo rond koffietijd komt de eerste melding binnen. Of ik genegen ben om twee TNR-katten uit te zetten. Welzeker, dat hoort erbij. Het is alleen in het gebied van de andere bus, maar die is druk met maar liefst drie meldingen tegelijk. Geen bezwaar, het is iets verder rijden, maar de diesel wordt door het asiel betaald. Dat mag kiezen. En dan is er nog een klein probleempje. Ik ben net bezig pepernoten (technisch gesproken kruidnootjes) te maken en ik heb net de handen vol deeg. Bij een gewone melding of een spoedopdracht maak je de handen schoon, zo gebeurt, en laat het deeg het deeg. Dat komt wel weer als ik terug ben. Maar een TNR heeft geen haast. Ik vraag dan ook of het een half uurtje kan wachten. Centrale moet even ruggespraak houden met het asiel, dat het desgevraagd ook geen probleem vindt. Ik maak de pepernoten af en schuif ze in de oven. Twintig minuten op 160° valt net binnen het halve uur dat ik bedongen heb, dat komt mooi uit. Terwijl ik op het belletje van de oven wacht gaat de telefoon opnieuw. Als ik naar het asiel kom voor die TNR-katten, of ik dan gelijk een kat naar de dierenarts kan brengen? Tuurlijk. In het weekend, het is zaterdag, is een ritje dierenarts ongebruikelijk. Tarieven in het weekend zijn hoger, dus dit zal een geval zijn waar geen uitstel mogelijk is. Maar wat mot dat mot. Als het belletje gaat schuif ik de oven open om de pepernoten te laten afkoelen en loop naar de bus die schuin tegenover staat. Aangekomen op het asiel staan twee bakken voor me klaar. Één voor de dierenarts en één voor het uitzetten. Op die laatste is een memo geplakt met het adres waar het moet gebeuren. TNR-katten worden bij voorkeur dicht bij de vangplaats losgelaten, dat geeft de minste stress voor de dieren. Eerst maar naar de dierenarts. Dat heeft de meeste prioriteit. Ik ben er te vroeg, zegt de assistente. Goed, dan wacht ik even. Een paar minuten later komt een hond uit de spreekkamer en is mijn kat aan de beurt. Kat uit de box en de arts bekijkt hem. Luisteren met de stethoscoop. Ik krijg de stethoscoop in de handen gedrukt: “Moet je eens luisteren” zegt de arts. Hartslag is duidelijk te horen: meer dan vier slagen per seconde is 240 per minuut. Zowat het dubbele van normaal. Ik opper stress. Arts schudt zijn hoofd. “Dit is te veel voor stress alleen”. En dan waarom het dier in eerste instantie naar de dokter moest: zijn rechteroog. Pupillen zijn links en rechts afwijkend. Voor mij indicatie voor een neurologische (hersen)aandoening. Rechteroog puilt uit, zodanig dat de oogleden niet meer sluiten. Beschadiging op het hoornvlies, duidelijk zichtbaar met fluoriscine. Volgens de arts waarschijnlijk omdat het ooglid niet goed sluit, het zit precies op die plek. Volgens de arts geen hersenbeschadiging maar een extreem verhoogde oogdruk. Waarschijnlijk wordt het dier hierdoor halfblind, als het dat al niet is. De oogzenuw is erg gevoelig voor druk. Arts overlegt via de telefoon met het asiel over de te volgen behandeling. Ik blijf daar buiten. Resultaat van het overleg is dat ik het dier weer mee terug krijg, met een verslag. De nodige medicijnen heeft het asiel in voorraad. Die krijg ik dan ook niet mee. Terug op het asiel doe ik verslag. “Dat heeft de arts al doorgebeld” krijg ik te horen. Dan is het tijd om de katjes, ze zijn nog relatief jong, uit te zetten. Het is niet in mijn normale gebied, maar zoals steeds weet Domdommetje de weg. Het adres blijkt op een industrieterrein. Ik hoef verder niemand te waarschuwen of verwittigen, dat had ik tevoren in het asiel gevraagd. Ik zet de kooi met de katten erin in het gras van de berm. Deurtje open. Niets. Ze blijven zitten waar ze zitten. Ik buig voorover en kijk naar binnen. Twee katjes zitten me beangst met kohl-ogen aan te kijken. Ze durven niet. Ik ga achter de kooi staan zodat ze me niet zien en geeft een zacht tikje tegen de kooi. Dan snappen ze het. Één voor één schieten ze uit de kooi. De eerste galoppeert rechts langs de sloot en verdwijnt tussen wat auto’s, de tweede schiet het hoge gras in en is gelijk onzichtbaar. Die zijn weer op de plek, ik kan weer op huis aan. Daar komt de geur van de inmiddels afgekoelde pepernoten me tegemoet. | |
26-12-23 11:07:18 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.677 OTindex: 28.577 |
21.2: Nachtelijke hond Rond twaalf uur ‘s avonds ga ik te bedde. Ik ben net in de eerste slaap als de telefoon gaat. Die ligt op het nachtkastje voor het geval van een nachtelijke melding. Het is kwart voor één. Iemand heeft een hond gevonden, of de hond heeft hem gevonden, en weet niet wat hij met het beest aan moet. Volgens de centrale is er nogal een discussie geweest. Melder heeft beperkte mogelijkheden en kan het beest niet in huis houden. Het beest wordt ondergebracht bij een bekende maar die kan hem over de nacht ook niet hebben. Dus is die voor de dierenambulance. Ik ga onderweg. Het is inmiddels vrij koud geworden en het ijs staat op de ruiten. Maar als het motortje eenmaal warm is, is ook dat leed geleden. Natuurlijk maak je eerst de ruiten schoon, maar als je gaat rijden beslaat de ruit aan de binnenkant door je adem. Het is voor mij drie kwartier rijden. Het is in de andere regio, vandaag heb ik beide gebieden. Centrale had melder al aangegeven dat het zo lang zou duren. Als ik net lekker onderweg ben, zowat halverwege net voor de grote stad, gaat de telefoon. Het blijkt dat de hond een halsband had met daaraan een kokertje. In dat kokertje het adres van de eigenaar. Ik was dus weer eens voor de kat z’n viool onderweg gegaan. Niets aan te doen. Positief is natuurlijk dat het dier zonder verdere problemen terug bij de eigenaar komt. Bij de eerstvolgende keer gooi ik de bus in de rondte en ga weer op huis aan. Half twee lig ik weer in ‘t nest. | |
27-12-23 18:25:59 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.677 OTindex: 28.577 |
21.3: Krabbende kat Net voor de middag gaat de telefoon. Met anderhalf uur moet er een kat opgehaald worden en naar het asiel gebracht. Een taxiritje. Ik krijg vanwege de bijzondere omstandigheden een hele schuif instructies mee. Daar zullen we ons daar dan maar aan houden. Drie kwartier voor de gewenste tijd ga ik onderweg. Ik wil nog tanken. Autootje geeft aan dat de adblue laag begint te raken. Adblue is een toevoeging voor de diesel die, in combinatie met een speciale katalysator, er voor zorgt dat de uitlaatgassen aan de nieuwere normen voldoen. Één van de instructies die ik had gekregen betrof de parkeergelegenheid. Adres is een nauw straatje in de binnenstad waar het ook zónder geparkeerde auto’s lastig manoeuvreren is. De instructie was dan ook de om de auto op een gewoon parkeerterrein achter te laten. Alleen ben ik niet voldoende bekend in de stad en heb geen flauw idee waar dat parkeerterrein uithangt. Maar ik zie wel waar ‘t schip strand. Als ik kom aanrijden staat inderdaad het straatje vol met geparkeerde auto’s. Dan maar op de stoep met de alarmlichten aan. Hopelijk kan er dan nog iemand door. Het adres is een soortement appartementen complex. De eerste deur kan ik zo naar binnen. Daarmee kom ik in de hal met brievenbussen en belknopjes. Ik bel aan op het juiste nummer en met een paar tellen meld een vrouwenstem “Ik doe de deur voor je open, tweede verdieping”. Ik ga via de automatische deur het trappenhuis in. Twee dekken hoger is het juiste huisnummer. Als ik bij de huisdeur arriveer doet mevrouw al open. “Kom maar binnen”. Mevrouw schommelt moeizaam voor me uit, ze is nogal slecht ter been. “Ga maar zitten”. Ik neem plaats op de ene bank, mevrouw op de andere. Mevrouw zegt dat de kat waar het om gaat zich verstopt heeft. Ze had een bak voer klaargezet. Normaal komt het beest daar als een tijger op af, maar dit keer heeft zij, het is een poes, er geen zin in. Vaak hebben dieren een soortement zesde zintuig voor afwijkend gedrag. Ik krijg de bijbehorende papieren, vaccinaties en zo, en reken af voor vervoer en dergelijke. We praten even en dan gaat mevrouw toch maar even op zoek. Het dier blijkt onder de salontafel te zitten, onder de laagste plank. Mevrouw op de knieën er bij, dat gaat moeizaam. Ik blijf zitten. Volgens mevrouw is het dier zeer eenkennig en als er een vreemde bij komt kon zij wel eens in paniek raken. Mevrouw probeert haar te pakken maar ze vlucht onder één van de twee banken. Daar kan mevrouw er slecht bij. Op verzoek van mevrouw kniel ik achter de bank. De kat schrikt en vlucht richting mevrouw. Die kan haar bij het tuigje grijpen. Mevrouw had het dier met een vooruitziende blik in een tuigje gehesen. Daarmee ging ze nog wel eens met het dier een ommetje maken, voor zover dat voor haar mogelijk was. Riempje vastmaken aan het tuigje en het beest was gevangen. Ze probeert nog wel alle kanten op te sprinten, maar dat is vergeefs. Ik neem het dier op schoot. Met de oren plat zit ze op het vinkentouw om weg te komen maar ze zit klem. Met achter de oren te strijken probeer ik haar rustig te krijgen en babbel nog even met mevrouw. Ik krijg nog een waslijst van instructies, hoe het beest is, wat wel werkt en wat niet. Ik hoor het belangstellend aan in de wetenschap dat het verloren moeite is. Op het asiel komt daar toch niets van terecht. Na een tijdje vind ik het welletjes en zeg dat ik er van tussen ga. Mevrouw heeft daar alle begrip voor, al kon ik merken dat ze best eenzaam was. Ik neem de kat op de arm en wordt beloond met een paar stevige halen. Dat is niet de eerste keer, genezen doet het later wel. Mevrouw doet me de deur open, ik heb de handen vol aan tegenstribbelende kat. Bakje vergeten, stom. Als ik de trap af wil gaat het beest nog erger te keer. Uiteindelijk moet ik het dier hangend aan het tuigje naar beneden dragen. Niet echt de manier, maar een andere oplossing zie ik niet. Tussen de trappen door zet ik het dier even op de vloer om haar toch nog een beetje rust te gunnen. Niet dat het helpt. Beneden bij de bus stop ik het dier in een transportbox. Dat gaat nog redelijk zonder kleer- en andere scheuren. Nog niet eerder zo’n tegenstribbelend beest meegemaakt, tenminste geen tamme. Verwilderde katten is een andere klasse. Bij het asiel overhandig ik de box met de kat en de bijbehorende documenten. Vergezeld van een mondelinge waarschuwing. “Dan zullen we haar maar solitair zetten, niet bij de andere katten” zegt de vrijwilligster de het dier aanneemt. | |
28-12-23 11:52:29 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.677 OTindex: 28.577 |
21.4: Zwaan op pad Laat in de middag gaat de telefoon. Beetje vreemd, vandaag zou de andere bus beide gebieden doen. Probleem is een zwaan, die denkelijk aangereden, naast een provinciale weg op het fietspad zit. De andere bus, die eigenlijk dienst heeft, zit nog verder weg dan ik. Melder, een vrouw die de hond aan het uitlaten was, kon er niet bij blijven, daarom was haast geboden. Zowel voor de zwaan als voor een eventuele fietser die de zwaan te laat opmerkt. Ik heb toch niets beters te doen, dus ik ga onderweg. De instructie was voorbij de sluis, bij de tweede lantaarnpaal, daar zou ‘ie liggen. Ik ken de situatie, bij diezelfde sluis heb ik al eens een zwaan uit de kolk gevist. Dat was melding 13.2: Sluizige zwaan. Ik kom aanrijden bij de bewuste sluis. Nu even lantaarnpalen tellen. Tot twee, dat gaat nog wel. Kort voor de tweede zet ik de alarmlichten aan en ga langzaam rijden. Als mijn achterligger voorbij is zwenk ik de berm in en rijd verder over het fietspad. Langzaam aan, zodat ik in het licht van de koplampen niets mis. Bij de vierde lantaarnpaal zie ik een witte bundel op het pad liggen. Denkelijk heeft de melder de eerste twee, vlak bij de sluis, niet meegeteld. De lantaarnpaal staat bij een uitrit. Op die uitrit staat een vrouw met een fiets aan de hand. Ik zet de bus neer naast het fietspad en haal de grootste box uit de bus. Dan loop ik in de richting van de vrouw. Mevrouw is de melder. Zij had eerst de honden naar huis gebracht en is toen op de fiets teruggereden om wacht te houden bij de zwaan tot de dierenambulance zou arriveren. De zwaan leeft nog wel, maar zo te zien is ‘ie niet echt vrolijk. Meestal proberen wilde dieren weg te komen, hoe gewond of ziek ze ook zijn. Deze blijft zitten, sist alleen maar een beetje. Met de ene hand pak ik de hals. Als je een zwaan bij de hals pakt is ‘ie minder geneigd om te gaan flapperen met de vleugels. Met de andere hand druk ik hem tegen mijn been en zo til ik hem op. De box had ik er al geopend naast gezet. Box is eigenlijk te klein, de hals van het dier blijft eruit steken. De bus die ik nu mee heb is een uitgeleende met een beperkte uitrusting. Maar het dier gaat toch geen kant op dus dit werkt wel. Mevrouw is bezorgt dat het dier zou kunnen gaan slaan met de vleugels. Daarover bestaan nogal wat bakersprookjes. Een zwaan is beslist een sterke vogel, maar vogelbotjes zijn per definitie minder sterk dan die van een zoogdier zoals de mens. Een zwaan kan je een flinke optater geven, maar echte schade zal dat niet opleveren. Ik praat nog even met mevrouw, vertel dat ik hem naar een opvang ga brengen en dat ze daar zullen beslissen wat er met het dier gaat gebeuren. Eerlijk gezegd heb ik er een zwaar hoofd in, maar ik ben niet deskundig. Dan stapt mevrouw op haar fiets er rijdt richting huis. Ik plaats de zwaan met box en al in het hondenhok van de bus. Dan bel ik de opvang in de stad. Geen gehoor. Dan plan B, de opvang in de grote stad. Die kan hem ontvangen. Alleen is er op dit onzalige uur, het is tegen zessen, niemand aanwezig. Bovendien zijn alle hokken vol. Ik krijg instructie om het dier op de vloer van de quarantaine-schuur te zetten. Daar zit ‘ie in ieder geval warm en kan een beetje op verhaal komen. Als de beheerder weer thuis is zal hij er direct naar gaan kijken. Zo gezegd zo gedaan. Dan nog even diesel tanken, die staat alweer tegen de half aan. Voor de collega is het altijd prettig om met een (zo goed als) volle tank de dienst te beginnen. Dan is het zo zoetjes aan tijd om de collega op te zoeken voor de overdracht. | |
07-01-24 15:29:46 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.677 OTindex: 28.577 |
22: Meeuw is dood “Duif is dood”. Sketch van Toon Hermans 22.1: Vergeten dierendokter #1 Ik neem vandaag waar voor een collega die in de lappenmand ligt. Probleempje daarbij is dat ik ook vandaag voor een routinecontrole naar de dokter moet. Van te voren doorgegeven en vandaag nog even een herinnering naar de centrale. Een routinecontrole duurt hooguit twintig minuten, inclusief wachttijd. Als ik terug kom van de dokter gaat de telefoon. Ik heb nog niet eens de jas uit. Sorry, maar asiel had vergeten door te geven dat er een kat naar de dierenarts moet. Een TNR-kat moet gesteriliseerd en gechipt worden. Aldus ga ik onderweg. Op het asiel staat de kat al klaar in een mandje met een doek erover. Ik moet naar een dierenarts in het stadje aan mijn kant van de rivier, een half uur rijden van het asiel. Zal wel een centenkwestie zijn, of anders capaciteit. Behalve de kat krijg ik ook de spuit mee met de chip. Ik rijd erheen, bij de bewuste dierenarts ben ik vaker geweest. De straat is opgebroken dus is het even een gedoe met het andere verkeer maar voor de rest routine. Ik lever de kat en de spuit af en krijg van de assistente te horen dat ik het beest in de loop van de middag weer kan afhalen. Ik geef dat door aan de centrale dat die er ook van weet en ga richting huis. | |
08-01-24 11:40:47 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.677 OTindex: 28.577 |
22.2: Zwarte kat op pad Ik zet de bus neer op een algemene parkeerplaats tegenover mijn huis en vul de rest van de administratie in. Niet leuk maar het moet wel gebeuren. Als ik daarmee doende ben gaat de telefoon. In de stad is een dode kat aangetroffen, liggende onder een bestelautootje. Vermoedelijk aangereden en onder het busje weggekropen om te sterven. Één van de wat minder prettige zaken maar het hoort er wel bij. Ik maak de administratie af en ga weer onderweg. Op het adres aangekomen zet ik de bus neer op een vrije parkeerplaats en stap uit. Terwijl ik dat doe komt een vrouw de flat uitrennen. Zij wijst op een wit taxibusje, vijf plaatsen van mijn plekje. Ik roep dat ik een bakje pak om het dier in te doen. Ik pak dat bakje en de chiplezer en loop richting van mevrouw. Mevrouw is de melder. Ze durfde zelf het dier niet vanonder het busje te halen en heeft daarom maar de ambulance gebeld. Het dier, een zwarte kat, ligt direct vooraan. Ik trek het in zijn geheel vrij. Het dier is volledig stijf. Die ligt er al van gisteravond of vannacht. Chiplezer in de nek, en warempel, contact. Nummer ingetoetst, alle vijftien cijfers, en alweer contact. Het dier is geregistreerd. In de database staat de naam van het dier en twee telefoonnummers. Eerste nummer is niet in gebruik, maar het tweede wordt opgenomen. Ik vraag of de vrouw die opneemt een kat heeft met de geregistreerde naam. Dat heeft ze. En dan vertel ik dat het dier dood gevonden is, waarschijnlijk aangereden. “Oh, nee”! Ik leg de situatie uit. Na een beetje heen en weer gepraat, mevrouw is duidelijk geschrokken, vraag ik wat ik aan moet met het dier. Mevrouw kan naar de plaats van het ongeval komen, ik kan het dier naar haar toe brengen of, als ze afstand wil doen, dan breng ik het dier naar het asiel waar het veertien dagen bewaard blijft en dan wordt vernietigd. Ik breng het alleen wat diplomatieker dan dat ik het hier opschrijf. Mevrouw besluit dat het beste is als ik het dier kom langs brengen. Prima. Het adres dat ze opgeeft is schuin tegenover. Tijdens het hele proces is de melder blijven wachten, nieuwsgierig naar de afloop. Ook twee vrouwen, die terugkomen van boodschappen doen, tonen belangstelling. Ik licht de melder in over wat ik ga doen, het meeste heeft ze toch al meegekregen, bedank haar en neem afscheid. Dan loop ik met de kat in het bakje naar het adres van de eigenaar. Die doet al open als ik voor de deur sta. Betraand gezicht, verontschuldigd zich. Niet nodig, zo’n beest is onderdeel van het gezin en dat je bedroefd bent als het sterft is niet meer dan natuurlijk. Mevrouw raakt niet uitgepraat over haar kat. Hoe hij liep, hoe hij was, ‘s nachts altijd binnen en hoe ze gezocht had, ook de volgende ochtend, toen hij niet op kwam dagen. Uiteindelijk vraag ik mijn € 30 voorrijkosten. Dat is geen probleem. Even pinnen, pinmachientje ligt nog in de bus, even heen en weer om het op te halen. Dan moet ik het bakje waar de kat in ligt nog terug hebben. Mevrouw zoekt een bak waar hij in kan en dan kan ik eindelijk weg. Is niet erg. Op zo’n moment ben je er meer voor de mensen dan voor de dieren. Een luisterend oor helpt op zo’n moment. Terug in de bus sein ik de centrale in, doe de administratie en dan ga ik weer op huis aan. | |
09-01-24 12:06:12 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.677 OTindex: 28.577 |
22.3: Uitgeslapen egel Ik ben nog geen tien minuten thuis als de telefoon weer gaat. Dit keer gaat het om een egel. Die was nog aan het schuifelen. Hoort niet, het is inmiddels winter geworden en dan horen egels in winterslaap te zijn. Zijn ze dat niet dan hebben ze waarschijnlijk nog niet genoeg gegeten om de winterslaap te kunnen overleven. Anders hebben ze last van insomnia. Het adres waar ik zijn moet is in een relatief nieuwe wijk, waar de planner er echt zijn best op heeft gedaan om het automobilisten, zeker voor wat grotere automodellen als busjes en verhuiswagens, zo lastig mogelijk te maken. Toch is er als ik aan kom rijden een plekje vrij in de nabije omgeving. Autootje neergezet en bij het gewenste adres aangebeld. Mevrouw doet open. “Kom maar door, hier ligt ‘ie”. Ik was er inmiddels al bijna met mijn grote platvoeten bovenop gaan staan. Egeltje was met een schoteltje kattenvoer opgeborgen in een plastic doos die zowat in het gangpad op de vloer staat. Doos open en daar zit een kleine egel. Nog lang niet toe aan een winterslaap naar het schijnt. Ik pak hem op. Hij rolt zich op zoals een behoorlijke egel behoort te doen, maar na een paar tellen komt het snuitje weer tevoorschijn. Duidelijk. Dat wordt een reisje naar de opvang. Beestje ontrolt te snel en is denkelijk te mager voor de winterslaap. Ik praat nog even met mevrouw en mijnheer, mijnheer is ook aanwezig. Mevrouw woonde eerst op een ander adres waar egels veelvuldig voorkwamen. Ze had al legio naar de opvang gebracht. Alleen is nu de opvang verplaatst en is er niet altijd iemand aanwezig. Je moet dan naar het huisadres van de beheerder. Dierenambulance hoeft dat niet, wij hebben een sleutel. Ik zet het beestje in een meegebrachte transportbox, neem afscheid en ga terug naar de bus. Daar bel ik de beheerder van de opvang. “Zet hem maar in kooi A en doe de infrarood lamp aan. Dan heeft ‘ie het wat warmer”. Ik kan weer op huis aan. | |
10-01-24 17:20:28 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.677 OTindex: 28.577 |
22.4: Vergeten dierendokter #2 Ik heb nog maar even de tijd van mijn vorige avontuur als het tijd is om naar de dierenarts te gaan om de kat op te halen die ik daar vanochtend heb afgeleverd. Ik ga onderweg, het is goed twintig minuten rijden, en als ik er bijna ben gaat de telefoon. Natuurlijk heeft de handsfree zichzelf uitgeschakeld, dat doet ‘ie wel vaker, en kan ik het gesprek niet aannemen. Er komt een app binnen, telefoon gaat nog een keer en dan houdt de centrale het voor gezien. Als ik bij de dierenarts ben bel ik de centrale om te horen waar de brand is. Bij het skatepark is een vogel gevonden die niet wil opvliegen. Mooi. Welk skatepark? Ik geef een referentie op van het enige skatepark dat ik ken in de stad, maar die kent de centrale weer niet. Ik zeg dat ik bij de dierenarts ben en dat ik als ik de kat ingeladen heb ik zonder tegenbericht naar de vogel ga kijken. Ik ben haast wel zeker dat mijn referentie correct is. Het is aan de singel waar een hoop vogels rondzwerven. Ver is het niet, hooguit vijf minuten als de stoplichten niet tegen zitten. Ik stap bij de dierenarts naar binnen en zeg dat ik de TNR-kat van het asiel kom ophalen. “Ah ja, die staat al klaar”. Ik krijg de transportkooi met de handdoek eroverheen, katten zitten graag in het donker, en laad het beest in. | |
11-01-24 11:12:44 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.677 OTindex: 28.577 |
22.5: Meeuw is dood Dan is het tijd om naar die vogel te gaan. Ondertussen is er een appje binnengekomen dat mijn referentie correct is. Ik rijd via de binnenstad, dat is het kortste, naar de singel waar het skatepark ligt. Als ik kom aanrijden zie ik drie jongens van een jaar of tien, twaalf. Één van hen ziet me aankomen en rent op me toe, zwaaiend met de armen. Ik geef een seintje met de lichten om aan te geven dat ik ze heb gezien, rijd nog een stukje door en parkeer de bus in de berm. Ik stap uit en loop op de jongens toe. Aan de voet van een boom ligt een meeuw. Zo dood als een pier. Ik zeg tegen de jongens dat ‘ie het geleden heeft. “Goh, daarnet bewoog hij nog”. Ik pak het dier op. Stijf als een deur. Misschien dat de wind een vleugel bewogen heeft. Ik laat het in het midden. Één van de jongens vraagt of ik hartmassage kan geven. Dat kan ik inderdaad, maar op een vogel? Botjes zijn veel te zwak, die breken maar zo. Een kat, en meer nog een hond, dat moet mogelijk zijn. Die hebben een relatief stevige ribbenkast. Tijdens een stage in het ziekenhuis heb ik een echte hartmassage meegemaakt door een gekwalificeerd arts. Dat ging van dik hout zaagt men planken. Punt is je moet de ribbenkast zodanig diep indrukken dat je het hart plet tussen ribbenkast en ruggengraat. Daar is veel geweld voor nodig en gebroken ribben zijn in zo’n geval dan ook meer regel dan uitzondering. Ik vertel de jongens dat ik het dier zal verzorgen. Teruggeven aan de natuur. Dat betekent op een stil plekje in de bosjes gooien, dan hebben de aaseters ook weer een gelukje. Tegen kinderen van die leeftijd kun je dat rustig zeggen. Die weten heus wel hoe de verschillende dingen in zijn werk gaan. De jongens springen op hun fietsen en zwaaien nog even. Ik keer de bus en ga met meeuw en kat richting asiel. Ik lever de kat af met de bijbehorende papieren en rijd via de binnenweggetjes terug naar huis. Op een stil plekje geef ik de meeuw terug aan de natuur. Paar bladeren eroverheen anders steekt zo’n witte vogel zo af. Als ik naderhand de aflossing doe vertel ik de collega dat de handsfree kuren heeft. Collega rommelt een beetje met het apparaat en constateert dat ik met m’n dikke vingers per ongeluk de Bluetooth had uitgeschakeld. | |
16-01-24 13:30:52 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.677 OTindex: 28.577 |
23: Gesluisde aalscholver 23.1: Aalscholver in de sluis ‘s Avonds zo tussen acht en negen wordt er bij mij aan de huisdeur gebeld. Een vrouw met zoontje. Wijzend op de bus die tegenover staat vraagt zij: “Bent u van de dierenambulance”? Ik beaam dat, ik heb dienst vandaag. Mevrouw vertelt dat er in het centrum van het dorp in de oude sluis een aalscholver vastzit tussen twee deuren. Ik praat even met mevrouw, die vertelt dat ze de dierenambulance al gebeld had, maar dat deze het onvoldoende prioriteit vond om ervoor te rijden. Onderweg naar huis zag ze onze bus staan en heeft hier en daar aangebeld om de chauffeur te vinden. De bus waarop ik rijdt hoort bij een andere regio dan mijn woonplaats. Voor mijn woonplaats is een andere dierenambulance verantwoordelijk. Maar ik zeg tegen mevrouw dat ik in ieder geval een kijkje ga nemen. Niet geschoten is altijd mis. Ik trek de schoenen en de jas aan, duik in de bus en vertrek richting sluis. Die is nog geen duizend meter van mijn huis. Zo groot is het dorp niet. Lantaarn mee en kijken. En daar zit, tussen de hoge en de lage deur, een aalscholver. De breedte van de sluis is 8,5 meter, de ruimte tussen de deuren op zijn smalst aan de kademuur goed een meter, op zijn breedst in het midden ruim drie meter. Ik haal een bak uit de bus, samen met een telescopische stok en een groot net. Het net en de stok met een rolletje ducttape en een touw op elkaar gezet. Met de lamp en het net in de aanslag de sluisdeur opgelopen. Het is een oude constructie, origineel gebouwd in 1879. Het looppad is smal en glibberig van de regen. De aalscholver drukt zich in het licht van de lantaarn aan de overzijde tegen de kademuur. Als ik via de sluisdeur, het fietsbrugje is te hoog en te ver weg, naderbij kom duikt het dier onder en komt aan de andere kant weer boven. Dat herhaalt zich een paar keer. Dat gaat niet werken, zo in m’n uppie met de lamp in de ene en het net met drie meter steel in de andere. Aan de kade is een café gevestigd. Een deel van het terras is op de kademuur van de sluis. Ik loop het café binnen en vraag aan de bardame of iemand me helpen kan. Onmiddellijk springt een jonge man van zijn kruk en biedt zich aan. Samen lopen we naar de sluis. Kroegtijger krijgt de lantaarn en licht me bij als ik alsnog de aalscholver probeer te verschalken. Toch ben ik niet snel genoeg en na ettelijke pogingen geef ik het maar op. Ik krijg de lantaarn terug van m’n hulpje en pak de bullen bij elkaar en berg ze weer op in de bus. Weer op het thuishonk aangekomen zoek en vind ik het telefoonnummer van de post van de sluisbediening. Die is bij de grote sluis, die de vervanging is van het sluisje van de aalscholver. De grote sluis is in een hoofdvaarweg en draait 24/7. Opgebeld en gevraagd of de deur aan de kanaalzijde geopend kan worden. Het waterniveau is hetzelfde omdat de benedendeuren niet helemaal goed sluiten en er was geen stroming te zien toen ik met die aalscholver aan het stoeien was. De vrouw die dienst heeft vraagt eerst hoe de situatie was en vertelt dan dat het wat voeten in de aarde zou kunnen hebben. Vanavond zou het in ieder geval niets worden. De sluis is in principe buiten gebruik en werkt alleen maar op handbediening. En daar moet speciaal iemand voor opgetrommeld worden. Maar, gaf zij als advies, ga morgen nog eens kijken of het beest er nog zit en bel dan na tienen met de sluismeester. Misschien is er dan betere informatie beschikbaar. De volgende ochtend tegen tienen spring ik weer in de bus en rijd naar de sluis. De aalscholver zit er nog. Ik bel met de sluismeester. Die vraagt of ik zijn kant kan opkomen, dat praat makkelijker en dan kan ik de situatie wat duidelijker uitleggen. Ik rijd naar de controlepost, dat is maar een paar honderd meter. Even zoeken naar de ingang, dan twee dekken omhoog met de lift. Een trap kan ik zo snel niet vinden. Boven zit de sluismeester achter een hele batterij monitoren. Van hieruit wordt een hele schuif aan sluizen en bruggen bediend. Deze sluis is in een hoofdvaarweg en moet altijd bediend worden. Op één van de monitoren is mijn sluisje te zien. Ik wijs de sluismeester waar het dier precies zit. Het beeld op de monitor is duidelijk genoeg, al is de vogel zelf niet te zien. We praten even wat of de mogelijkheden zijn. Niet zo veel. De sluismeester is een man van de praktijk die direct snapt wat ik wil. De vraag is of zijn baas het daar mee eens is. Als die hobbel genomen is zal er iemand op zondag op de dag voor kerst opgetrommeld moeten worden om die deuren op het handje open te draaien. Dat kost natuurlijk klauwen met geld aan overuren en het is de vraag of een vastzittende aalscholver daar belangrijk genoeg voor is. Tijdens dat overleg gaat mijn telefoontje. Centrale. Of ik een kat kan ophalen. Een verwilderde kat is in de val gelopen en moet naar het asiel gebracht worden. Ik praat nog even met de sluismeester. Hij gaat proberen iemand te pakken te krijgen die hom of kuit kan geven, maar hij geeft me direct al weinig fiducie in de afloop. Dan ga ik terug naar de bus om de kat op te halen. | |
17-01-24 10:27:57 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.677 OTindex: 28.577 |
23.2: Tussendoortje Ik ga onderweg vanaf de sluis van de vorige melding naar een verwilderde kat die gevangen is. Het bijbehorende adres is bijzonder bekend. Het is in het stadje aan mijn kant van de rivier waar ik al legio katten heb mogen halen en brengen. Mevrouw verzorgt een hele schuif verwilderde katten. Een stuk of zestien. Het is een voormalige boerderij met een enorme tuin. Daarachter wat boskazies en opzij een hooiland. De dieren hebben beschikking over water, voer en beschutting, meest zelfgetimmerd. Voor een verwilderde kat moet dit een ideaal leven zijn. In mijn vorige boek (Komt een hond bij de dokter) heb ik hierover al ettelijke malen verhaald. In het kort, de verwilderde katten jongen natuurlijk aan bij het leven. Daarom heeft mevrouw een deal gesloten met het asiel. De katten worden als TNR-katten beschouwd, op deze manier gevangen, gesteriliseerd of gecastreerd en vervolgens weer uitgezet. Hierdoor was de dierenambulance wekenlang kind aan huis op dit adres, hetzij om een vangkooi te brengen, hetzij om een gevangen kat op te halen, hetzij om een behandelde kat weer uit te zetten. De beesten waren niet op een normale manier in de vingers te krijgen. In dit geval was de meest hardnekkige van de katers, degene die koppig weigerde om in de val te lopen, toch zo dom geweest om de vangkooi in te lopen. Volgens mevrouw was dit toch echt de allerlaatste. De vangkooi hoefde niet weerom. Het blijft natuurlijk mogelijk dat andere verwilderde katten uit de omgeving van de faciliteiten gebruik gaan maken, maar dat zien we tegen die tijd wel weer. Als ik bij het adres arriveer komt de hond me al luid blaffend tegemoet. Het is een lief beest, dus ik maak gewoon het hek open en ga het erf op. Het echtpaar komt naar buiten en we praten even. De vangkooi staat in het schuurtje waar mijnheer wat kattenverblijven getimmerd heeft. Sinds de laatste keer dat ik hier was zijn er al weer wat verbeteringen aangebracht. Samen met mijnheer draag ik de kooi met de kat erin naar de bus. Het beest is het niet eens met deze methode van transport en slaat met zijn nagels door het raster van de kooi. Het is echt een wilde. De meeste katten die op deze manier gevangen zijn zitten timide onder de handdoek, die standaard over de kooi is gedrapeerd. Kooi in de auto, afscheid nemen en op naar het asiel. Vandaag is de zondag voor de kerst. Asiel is gesloten maar er zijn zo overdag altijd wel vrijwilligers bezig. Dierverzorging gaat elke dag door. Ik lever de kat af: “Voorzichtig, het is een wilde”, samen met het bijbehorende formulier. Dan ga ik weer terug naar mijn aalscholver. | |
18-01-24 13:49:23 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.677 OTindex: 28.577 |
23.3: Aalscholver in de sluis (besluit) Als ik kom aanrijden bij de sluis zie ik een busje van een collega dierenambulance staan. Die hadden gisteren de officiële melding gekregen en hadden nu blijkbaar tijd om eens naar de aalscholver te kijken. In eerste instantie is de chauffeur nergens te bekennen, maar als ik het fietsbrugje over loop komt hij me tegemoet. Hij was aan het vragen geweest hoe de sluis bediend kon worden en was verwezen naar een adres waar ze van toeten noch blazen wisten. Ik kon hem vertellen dat de bediening geregeld wordt vanuit de post van de grote sluis, althans, die weten hoe een en ander in zijn werk gaat. Samen gaan we, ieders aan een kant, met een net proberen het beest te vangen. Het is overdag, even voor twaalven en we hebben regelmatig bekijks. Ik had van huis een groot net meegenomen, wat ik normaal over de aalbessen gooi tegen de vogels. Een van de omstanders pakt mijn schepnet en ik probeer met het grote net het beest naar één van de schepnetten te drijven. Hoewel de wind in de goede richting blaast heb ik toch te weinig reikwijdte om hem goed te kunnen drijven. Bovendien duikt het beest steeds onder, om aan de andere kant of in het midden weer boven te komen. Ook dit gaat het hem niet worden. Ik bel nog een keer met de sluismeester, maar die weet te vertellen dat zijn baas niet akkoord gaat. Met het hoge water wordt er niet met de sluisdeuren geknoeid. Ridicuul natuurlijk, de deur die wij open willen hebben is niet de deur die het water tegenhoudt. Maar dat kom je wel vaker tegen in ambtelijke organisaties. Degene die verantwoordelijk is weet van toeten noch blazen en is te beroerd om ten eerste zelf zijn licht te komen opsteken en ten tweede niet van zins om op het oordeel van ondergeschikten af te gaan. In dit geval kan ik diverse goede redenen verzinnen om die deur niet te openen, maar hoogwater is daar niet één van. We geven het op. Mijn collega belt de plaatselijke brandweer of die kunnen assisteren. Het is even een gedoe welk telefoonnummer. Het blijkt een landelijk nummer die dan weer doorschakelt. Maar een kwartiertje later komt een bluswagen met complete bemanning. De brandmeester beschouwt de situatie: Mijn net aan één kant verzwaren en dan een mannetje over de beide sluisdeuren en zo de aalscholver naar de overkant manoeuvreren. Inderdaad de meest efficiënte oplossing, alleen durf ik het niet aan om over de lage deur te lopen. Geen handrail en een aantal obstructies. De mannen van de brandweer hebben daar geen probleem mee. En dat werkt als een tierelier. Aan de overkant staat mijn collega met een schepnet te wachten en had in no time het beest in zijn net. Alles in de tijd die ik nodig had om via het fietsbrugje naar de overkant te lopen. Collega laat de aalscholver in het schepnet aan de kanaalkant van de deur in het water zakken. Even schudden en het beest is vrij. Met een rotvaart zwemt het beest weg van de sluis. Kort applaus van de omstanders en wij kunnen weer inpakken. | |
20-01-24 11:56:29 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.677 OTindex: 28.577 |
23.4: In de berm Rond een uur of acht ‘s avonds wordt er gebeld. Centrale aan de lijn. Heb jij dienst, nu? Eigenlijk niet. Ik heb wel de bus aan huis, maar formeel is mijn dienst om 19:00 afgelopen en heeft de andere bus beide regio’s. Maar, wat is er aan de hand? Iemand was onderweg vanaf de grote stad richting het stadje aan mijn kant van de rivier. Vlak na het dorp halverwege, maar voor de plaatselijke benzinepomp, was er een kat aangereden. Melder had het dier in de berm gezien, maar wist niet of het beest nog leefde. Het stuk weg waar het over gaat is goed duizend meter van de bebouwde kom tot de pomp. Ik vraag of de melder iets specifieker is geweest. Ik kan natuurlijk op kerstavond tweeduizend meter weg gaan inspecteren (duizend meter heen en duizend weer terug) maar alles wat nauwkeuriger is, is meegenomen. “Komende vanaf het dorp, kort voor de pomp”, is het antwoord. Met die informatie ga ik onderweg. Ik neem de route die melder ook genomen heeft, zodat ik in dezelfde richting rijd. Ik ken de situatie goed, ik kom er vaak langs en heb er nog niet zo lang geleden al eens een egeltje opgehaald (10.1: Verweesde egel) en iets later een aangereden aalscholver (13.3: Aalscholver aan de weg). Vanaf het bordje bebouwde kom rijdende richting benzinepomp doe ik kalm aan en kijk constant in de berm. Het verkeer achter me moet maar eventjes geduld hebben. Toegestaan is hier tachtig en ik rijd niet harder dan vijftig. Maar tot aan de pomp zie ik niets wat op een aangereden kat lijkt. Ik slier het terrein van de pomp op en zet de auto neer op een plekje waar ik de normale pompbezoekers niet in de weg sta. Ik stap uit, lantaarn en chiplezer mee. Ik loop in de richting van de bebouwde kom via het fietspad en de berm en schijn met de lantaarn beurtelings op de weg en in de berm. Wel er voor zorgen dat je het verkeer niet hindert. Het is een sterke lantaarn. Ik loop door tot aan de bushalte, ongeveer halverwege tussen de pomp en het dorp. Niets gevonden. Dan maar de overkant bekijken. Net als ik wil oversteken komen er twee fietssters voorbij: “Zoekt u iets, mijnheer”? Ik antwoord dat er hier ergens een dode kat moet liggen. “Oh, die ligt aan de overkant”. Mooi, dan ga ik aan de overkant kijken, was ik toch al van plan. Ik steek over en loop weer met de lantaarn in de aanslag over het fietspad, terug richting pomp. Aan de overkant stapt de vrouw die me de aanwijzing gegeven had van haar fiets. Ze roept me toe dat het dier iets verder de andere kant op ligt, voorbij de bushalte. Met de fiets aan de hand steekt zij de weg over en komt naar me toe. Ze vertelt dat het dier er al een tijdje ligt en dat er een melding gedaan is op de buurtapp. Niemand had daarop gereageerd. Al met al zou het dier er al een goede week liggen. Ik kreeg mijn melding nog geen uur geleden binnen. Mevrouw stapt op haar fiets en rijdt langzaam in de juiste richting. Ik, stevig doorstappend, erachteraan. Bij een boerderij stapt ze af. “Hier ergens moet het wezen”. Ik schijn in de berm en zie daar een verfrommeld hoopje liggen. Een jonge, rode, kater, kletsnet van de regen, maar nog wel hanteerbaar. Ik probeer de chip uit te lezen maar geen contact. Die gaat naar het asiel. Ik vertel mevrouw wat de procedure is. Volgens haar is er weinig kans dat er iemand om zal komen. Die kans is inderdaad behoorlijk klein. Maar ja, procedure is procedure en wij hebben officieel een bewaarplicht van 14 dagen in dit soort gevallen. Ik pak het dier bij de staart. “Goed de handen wassen, zo direct” zegt mevrouw. Met het dier bungelend aan de staart loop ik terug naar de bus. Ik heb zo’n donkerbruin vermoeden dat dit niet de kat van de melding was. Zeker weet ik dat natuurlijk niet, maar dit beestje was vanuit de auto vrijwel niet te zien in het voorbijrijden. Maar andere dode katten heb ik tussen pompstation en bushalte niet gezien. Terug in de bus leg ik het dier in een bakje. Op naar het asiel. Daar leg ik het met bakje en al in de vriezer. Formuliertje erbovenop met vindplaats, datum en nog wat gegevens. En dat was mijn kerstavond. | |
05-02-24 10:38:41 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.677 OTindex: 28.577 |
24: Katten op de trap Voetstappen op de trap (boek van Willy Corsari) 24.1: Jonge hond Ik heb dit weekend zowel zaterdag als zondag dienst. De hele zaterdag gebeurt er niets. Dan, kort na de middag op zondag, gaat de telefoon. Er is een jonge hond gevonden in de stad. Of ik er heen kan om de chip uit te lezen, indien mogelijk de eigenaar op te sporen, het dier terug aan de eigenaar te bezorgen en anders het dier naar het asiel te brengen. Standaard bij gevonden dieren. Met honden is dat iets makkelijker dan bij katten. Sinds 1 april 2013 is het chippen en registreren voor honden verplicht. Voor katten bestaat die verplichting (nog) niet, al wordt er wel over gesproken. Moeilijkheid met katten is dat er verwilderde katten zijn, die uiteraard hoe dan ook niet gechipt worden. Hoewel de verplichting voor honden al een tijdje bestaat leert de praktijk dat, ook al zijn de honden gechipt, het met de registratie nog wel eens fout wil lopen. Mensen verhuizen, krijgen een ander telefoonnummer of de hond krijgt een andere baas. Eerst maar eens naar dat beest kijken. Volgens de centrale is het een grote zwarte, van hetzelfde ras dat mijn oom en tante jarenlang gehad hebben. Over het algemeen zijn het lieve honden met een vervaarlijk uiterlijk. Ik ga onderweg. Eerst de ruitjes schoonmaken. Het is eindelijk een beetje winter geworden en de voorruit zit vol sneeuw. Maar dat is met een paar tellen af. Centrale had al gezegd dat de melder de melding zou intrekken als de eigenaar toch nog zou opduiken. Ook dat gebeurt nog wel eens. Goed beschouwd alleen maar mooi dat het dier weer terug bij de eigenaar is. Baasje blij, hond blij, alleen rijd ik een stukje voor nop. Maar dat is het ergste niet. En inderdaad. Als ik een kilometer of zeven onderweg ben gaat de telefoon. Centrale. Eigenaar is gevonden en komt de hond ophalen. Assistentie is niet langer gewenst. Bij de eerstvolgende rotonde maak ik een complete draai en ga weer terug op huis aan. | |
06-02-24 11:29:51 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.677 OTindex: 28.577 |
24.2: Duif en merel Wat later komt er dan toch een echte melding. Een duif die niet op wilde vliegen. Kan van alles zijn natuurlijk, maar meestal is ‘ie dan ergens tegenaan gevlogen en verdoofd blijven zitten. In dat geval gewoon laten zitten en als het te lang duurt, kan maar zo een halve dag of langer duren, er op toe lopen. Vaak schrikken de beesten dan en vliegen alsnog op. Andere mogelijkheid is ziekte of verwonding waardoor het beest niet voort kan. In dit geval duurde het toch te lang volgens zowel de melder als de centrale. Dus werd de dierenambulance opgetrommeld. Het adres was net buiten het centrum van de stad. Smal straatje zonder parkeergelegenheid. Dan maar op de stoep en maar hopen dat er nog iemand voorbij kan. Alarmlichtjes aan om aan te geven dat ik daar niet zomaar sta. Met een beetje goede wil is het maar voor een paar minuten. Ik ben een paar huizen te ver gereden. Waar ik moest zijn was de uitrit van een garage met een “Niet Parkeren” op de straat. Stukje terug lopen en aanbellen bij een intercom met camera. Als iemand antwoord zeg ik dat ik van de dierenambulance ben en voor de duif kom. Dat is bekend. Deurtje gaat open en ik kom in een gang terecht. Één van de deuren gaat open en een jonge man komt tevoorschijn met een baby op de arm. “kom maar mee”. Ik volg de trap omhoog en daar, in een kamertje, staat een krat met een handdoek erover. In de krat zit de duif. Ik haal het beest eruit en bekijk het. Geen ring dus een wilde. Beest fladdert een beetje, ik bekijk de vleugels en inspecteer op verwondingen: kop, borst, staart en rug. Niets aan te zien, tenminste voor mijn minder dan deskundige blikken. Ik vertel het aanwezige echtpaar, mevrouw was ook aanwezig, dat ik het beest naar een opvang ga brengen. Daar wordt hij wat (een stuk) beter nagekeken en als hij voldoende is bijgekomen weer wordt vrijgelaten. Het echtpaar vindt dat een prima oplossing. Ik doe de duif in het meegebrachte bakje, neem afscheid en loop terug naar de bus. Onderweg naar de duif is er nog een melding binnengekomen. Over een merel die, nat en met een slechte vleugel, door een stel kinderen was gevonden. Die hadden het beest mee naar huis gesleept en de ouders hadden de dierenambulance gebeld. Ik probeer op te bellen dat ik eraan kom, maar zoals wel vaker heeft de WhatsApp ruzie met de handsfree. Ik wordt teruggebeld, waarschijnlijk door de melder, maar ook dat is onverstaanbaar. Dan maar zo. Ik rijd naar het adres. Het is in dezelfde stad, nog geen vijf minuten rijden. Ik zet de bus neer op een vrij plekje om de hoek. Net als ik aanbel gaat de telefoon weer. Deur gaat open en mevrouw zegt “Ik probeer u net op te bellen, geloof ik, komt u verder”. Mijnheer komt aandragen met een doos met daarin de merel en de kinderen, vier stuks, worden geroepen. Tenslotte hebben zij het dier binnengebracht. In het bijzijn van de ganse familie haal ik het dier uit de doos. Best levendig, schreeuwt behoorlijk. Als ik één voor één de vleugels vrij wil laten om te zien hoe het dier ermee beweegt ontglipt hij me en komt op de vloer terecht. Zonder veel moeite kan ik hem kan ik hem weer oppakken al kost dat wel een paar staartveren. Die dwarrelen op de grond. Al met al zie ik weinig loos met het dier, maar ik vertel de goegemeente dat ik hem naar de opvang ga brengen zodat hij daar op verhaal kan komen. De melding was dat ‘ie nat was en slecht met een vleugel bewoog. Dat duidt er duidelijk op dat er toch wat mis is met het beestje. Ik neem afscheid en krijg voor de moeite nog vijf Euro mee. Die mag één van de kinderen mij overhandigen. De donatie schrijf ik in in het grote boek en stop het in de portemonnee van de bus. Dan bel ik de opvang. Die antwoord dat ik ze op het aanrecht kan zetten en dat de beheerder er later wel naar zal kijken. Bij de opvang scharrel ik twee dozen op en zet die met de vogels er in op het aanrecht. Formuliertje er op voor de administratie. Terwijl ik daar mee bezig ben komt de beheerder aanrijden. Die kijkt in de dozen en ziet gelijk dat de merel wat aan de rechtervleugel heeft. Had ik compleet gemist. In ieder geval ben ik er klaar mee en kan weer op huis aan. | |