Dierenambulance 2 | |
02-09-23 17:21:30 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.677 OTindex: 28.577 |
9.5: Twee broertjes Na dit telefoongesprek ga ik eerst naar die twee kittens. Dat is vlakbij. Het blijkt een klein bedrijfje op het industrieterrein. Op de oprit is geen plek, dus zet ik de bus maar bij de buren neer. Daar is plek zat. Als ik de bus neer zet staat een vrouw van middelbare leeftijd al te roepen. Die had me al aan zien komen. Ik loop rond het hek. Op de oprit zijn lange tafels neergezet, schijnbaar als voorbereiding van geplande festiviteiten. Vandaar dat er geen plek was. Mevrouw gaat me voor naar boven. Daar zit haar dochter in een luie stoel, met twee katertjes op schoot. Gedrieën hebben ze het buitengewoon naar de zin. Mevrouw verteld dat ze de beestjes op het terrein van het bedrijf gevonden heeft. Beestjes zijn zo tam als wat, één van de twee heeft een halsbandje om. Helaas zonder markering. Dochter, uiteraard, wil de beestjes houden. Moeder vindt van niet. “We hebben al vier honden en voordat die aan die katten gewend zijn ben je een hele tijd verder”. Dochter heeft nog wat tegenwerpingen, maar moeder is onverbiddelijk. Uiteindelijk gaan we gezamenlijk naar de bus. Daar trek ik de chiplezer voor gaats, en dan blijkt wat ik al verwacht had, dat de beestjes ongechipt zijn. We zetten de beestjes ieder in een aparte kooi. De meest geschikte was al in beslag genomen door de kater en degene die daar op volgt is te klein voor beide katjes. Eentje gaat prima, maar twee wordt proppen. Dan neem ik afscheid, dochter zwaait nog even door de ventilatiespleten, en ik vertrek om eindelijk die dikke kater vrij te zetten. Dat is geen probleem. Ik zet de bus op hetzelfde plekje neer, zet de kooi in het gras en doe hem open. Kater gluurt over de rand, kijkt even om zich heen en wipt uit de kooi. En zet hem gelijk op een lopen de verkeerde kant op. Weg van het huis. Hij bekijkt het ook maar. Ik gooi nog wel een foldertje van de dierenambulance door de brievenbus. Vervolgens vertrek ik in de richting van de grote stad om de kittens af te leveren. Daar is nog wel ruimte voor. Deze waren te jong om zich alleen te kunnen redden. Na een verplichte isolatieperiode, je weet nooit wat beesten onder de leden hebben, kunnen ze met een heleboel collega’s in een groot verblijf gaan stoeien. Als ze de medische keuring gehad hebben, gecastreerd en gechipt zijn kan het nieuwe personeel ze komen ophalen. | |
03-09-23 12:25:30 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.677 OTindex: 28.577 |
9.6: Verwonde duif Kort voordat ik onderweg ga naar mijn aflosser komt er nog een melding door. Centrale vraagt hoe het met de aflossing staat. Ik zeg dat als alles normaal loopt ik direct na de melding door kan naar mijn aflosser. Qua tijd komt dat mooi uit. De melding is een gewonde duif. Wat er mee gebeurd is, is onbekend, maar de melder had hem op straat gevonden nabij de plaatselijke supermarkt. Meegenomen naar huis en in een doos gedaan. Aansluitend de dierenambulance gebeld. Het adres is een gewoon rijtjeshuis in een gewone wijk. Parkeer is er voldoende, dat scheelt ook alweer. De voordeur is een gedeelde deur waar de bovenste helft van open staat. Als ik aanbel komt een man op me toe. Die opent de rest van de deur en gaat me voor via de woonkamer naar tuin, waar de duif in een open doos zit met een doek erover. In de woonkamer zijn opa en oma op bezoek. Ik groet de aanwezigen en loop met mijnheer mee. De man waarschuwt: “Hij fladdert aardig”. Ik til de doek half op en ga er met de hand onder. Net als ik de duif wil grijpen gaat het beest flink met de vleugels te keer. Toch kan ik hem grijpen en met de andere hand kan ik de vleugels in bedwang houden. Ik bekijk het dier. Mijnheer heeft niets teveel gezegd. Er zit een gapende wond onder de rechter vleugel maar ondanks dat, of misschien wel dankzij, probeert het dier aan alle kanten vrij te komen. Ik stop het dier in de meegebrachte transportbox. Ondertussen zijn opa en oma ook komen kijken. Oma verklaart dat ze in het verleden ook op de dierenambulance heeft gereden. Zij had in eerste instantie de vogelopvang in de stad gebeld, maar die had de duif geweigerd. Vreemd. Normaal neemt de vogelopvang wilde duiven best op. Tamme, dat is wat anders. Maar dit dier is niet geringd, dus is het een wilde. Maar daar komen we later wel achter. Ik praat nog even met de mensen, neem afscheid en ga met de vogel naar de bus. Daar bel ik de opvang. “Ja hoor, geen probleem, kom maar door. Zet maar in een doos op het aanrecht. Met een kwartiertje ben ik er toch”. Ik rijd naar de opvang, moet even zoeken naar een doos, en zet de duif op het aanrecht, in de doos met een doek erover. Dan ga ik naar de bus voor het papierwerk. Net als ik daarmee bezig ben komt de beheerder aanrijden. Ik stap weer uit en doe de deur voor de beheerder open. Hij heeft de handen vol met spullen. Ik zeg dat ik net de duif heb gebracht. Beheerder haalt de duif uit de doos en bekijkt hem: “Ah, een houtduif. Die mevrouw, oma, die belde had het over een postduif. Een postduif is tam, maar dit is een wilde”. Daarmee was ook dat raadsel opgelost. Aansluitend kon ik gelijk doorrijden naar de aflosser. Vrijwel exact om zeven uur sta ik bij hem voor de deur. Mooi op tijd. | |
04-09-23 11:58:03 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.677 OTindex: 28.577 |
10: Stadse stoepschijter Uit: “Merijntje Gijzens jeugd en jonge jaren” van A. M. de Jong 10.1: Verweesde egel Een nieuwe dag en nieuwe kansen. Vroeg in de middag gaat de telefoon. Iemand aan de provinciale weg tussen de stad en de grote stad had een jonge egel gevonden. Moeder waarschijnlijk overreden. Jammer, maar kan gebeuren. Het zou niet de eerste zijn en het zal ook wel niet de laatste zijn. Ik ga onderweg. Het adres blijkt een grote herenboerderij net buiten het dorp halverwege. Gezien de A’tjes en B’tjes is het pand opgedeeld in verschillende appartementen. Volgens de aanduidingen moet ik een zijdeur hebben. Bij de zijdeur is een klein jongetje aan het spelen. Als hij mij ziet sprint hij naar binnen. Een paar tellen later komt een jonge vrouw naar buiten. Ik werd verwacht. De vrouw neemt me mee naar en tuintafeltje. Daarop staat een doos en daarin zit de egel. Mevrouw vertelt dat het beestje al bijna ontsnapt was. Hij was al uit de, lage, doos geklommen. Ik bekijk de egel. Zo te zien niks mis met het beestje, alleen mist hij de reflex om op te rollen. Tenminste, de reflex heeft hij wel, maar hij is veel te nieuwsgierig om opgerold te blijven. Uiteindelijk zit hij rustig op mijn hand terwijl mevrouw, haar zoontje en ik het gadeslaan. Ik vertel de procedure: ik ga het diertje wegen. Daarna vraag ik advies. Afhankelijk van dat advies ga ik het weer uitzetten, maar als hij daarvoor te klein is dan breng ik hem naar de opvang. Mevrouw vindt dat prima. Ze vraagt nog wel of die opvang egels aan huis uitzet. Op haar stuk heeft ze ruimte zat voor egels en als er een uitgezet moet worden kan dat prima bij haar gebeuren. De opvang doet dat inderdaad als er weer eens een geschikte egel is. Kwestie van opbellen en vragen. Ik vertel haar de naam van de opvang. Dan kan ze alle gegevens die ze nodig heeft opzoeken. Terug bij de bus weeg ik het beestje. 110 gram. Zegt mij niets, al kan ik zo op het oog wel zien dat het een kleintje is. Dan bel ik de opvang. Geen gehoor. Leuk. Dan maar zo naar de opvang, ik heb tenslotte de sleutel. Als de beheerder dan nog niet teruggebeld heeft stuur ik hem wel een appje om te vertellen dat hij inwoning heeft. Bij de opvang aangekomen zie ik dat de beheerder een appje gestuurd heeft. Of ik gebeld had. Ik bel op. Schijnbaar is hij wakker geworden. Dit keer wordt wel opgenomen. Ik vertel van de egel. Eerste vraag van de beheerder is of hij de oogjes open heeft. Dat heeft ‘ie. “Breng hem dan maar langs mijn huisadres. Zet hem maar in een doos bij de voordeur, dan vind ik hem wel”. Zo gezegd zo gedaan. | |
05-09-23 11:38:33 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.677 OTindex: 28.577 |
10.2: Vroege hond Kort voor middernacht gaat de telefoon. Mensen hebben in een woonwijk een hond aangetroffen die daar verdoold liep te lopen. Meegelokt en in de tuin vastgezet. Rondvraag in de buurt en een bericht op Facebook leverde niets op. Dan maar de dierenambulance. Als ik aankom staat mijnheer al te wachten. Hij gaat me voor naar de achtertuin waar de hond verblijft. Het is een bordercollie met meerdere kleuren. Normaal zijn ze zwart-wit, maar deze heeft ook roestbruin en geel in zijn vacht. De melders, man en vrouw, hebben zelf honden en weten het dier goed te commanderen. Het dier is duidelijk aan commando’s als “zit” en “blijf” gewend. Alleen als ik in de buurt kom om de chip uit te lezen schiet hij er vandoor. De melders zijn al een tijdje met het dier aan het exerceren en het dier is nu aan ze gewend. Aan mij nog niet. Mevrouw doet het dier aan een lijn en met zachte aandrang moet het dier bij mij de hand ruiken. Hij blijft wantrouwig naar mij toe. Dit leidt tot niets. Mevrouw de chiplezer overhandigd en zij weet de chip uit te lezen. Nummer ingetoetst bij chipnummer.nl. Die zoekt alle bekende databases door en geeft weer bij welke het dier geregistreerd is. Één van de sites, PetBase, is offline en in de rest wordt het nummer niet gevonden. Dan maar naar het asiel. Ik doe het dier mijn riem om en mevrouw verlost hem van de hare. Als de tuindeur opengaat schiet het dier er als een speer vandoor en hangt zichzelf zowat op in mijn touw. Ik houd hem kort, ik wil niet dat hij zich alsnog los wringt. Samen met mevrouw loop ik naar de bus. Mijnheer loopt voor het huis heen en weer om te zien of er toch nog een eigenaar komt opdagen. Als ik de bus opendoe en op de vloer van de bus klop om aan te geven dat het dier er in moet springen doet hij dat zonder problemen. Als ik de vaste kooi open doe gaat hij uit zichzelf naar binnen. Hij is duidelijk bekend met de situatie. Van mij moet hij nog steeds niets weten, maar dit kent hij. Ik neem afscheid van de melders en sein de centrale in dat het nummer niet geregistreerd is, zal wel een buitenlands nummer zijn, en dat ik het dier naar het asiel breng. Op het asiel is de hond eerst weer wantrouwig naar mij. Maar als ik met hem, aan het touw, naar de nachtopvang loop, moeten we langs de kennel met de wolfshonden. Die maken een kabaal bij het leven. Doen ze altijd als je er ‘s nachts langs loopt. Dan blijft de bordercollie toch maar dicht aan de voet lopen. Hij heeft minder vertrouwen in de wolfshonden dan in mij. Is wel voorstelbaar natuurlijk. Als ik de deur opendoe weet ‘ie niet hoe gauw hij naar binnen moet. Het wantrouwige is plotseling grotendeels over. Ik parkeer hem in één van de twee hokken. Het andere hok is al bezet door een Duitse herder. Die maakt ook een kabaal vanjewelste, maar de bordercollie heeft daar zo te zien geen probleem mee. Nog even het begeleidend formulier, ik noem het een “beestenbriefje”, in de bak en klaar. De andere dag is er gedoe met de eigenaar van de hond. Het beest was tóch wel geregistreerd, maar nou net in de database die net die nacht offline was. Zal je net zien. | |
07-09-23 10:00:05 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.677 OTindex: 28.577 |
10.3: Verdwaalde aalscholver De volgende dag kort voor de middag komt de eerste melding van de dag. Midden in een woonwijk zit een aalscholver te zitten. Het beest gaat geen kant op. Dat is niet de bedoeling, aalscholvers horen aan of in het water, niet in de stad. Ik had net een cake in de oven, maar wat het zwaarste is moet het zwaarste wegen. Die cake zorgt wel voor zichzelf. Ik ga dan ook onderweg. Het adres, volgens de melder, is tussen een bloemenzaak en een kerk. De kerk ken ik. Ik kom er regelmatig langs. De bloemenzaak niet, maar dat zie ik wel als ik er ben. Ter plekke aangekomen zie ik naast de kerk een vrij plekje. Bus neergezet en uitgestapt. Even zwaaien naar de dochter van een collega die bij de plaatselijke supermarkt boodschappen aan het doen was. Terwijl ik de grote bak en het grote net uit de bus haal om het beest te vangen en in te doen komen twee dames aanlopen. Moeder en een volwassen dochter zo te zien. Moeder spreekt me aan. “De aalscholver zit nu een stukje verderop”, zegt ze, “wil je de bus dichterbij zetten”? Ik kijk in de richting waarin ze wijst. Dat stukkie is nog wel te lopen. Hooguit vijftig meter. Gezamenlijk lopen we in de richting van het dier. Hij zit midden op straat, geen water in de buurt. Vooraf is er contact geweest met het vogelasiel. Deze vermoedde dat het een verdwaalde jonge aalscholver was. Net als de meeste pubers willen die nog wel eens de weg kwijtraken. Vangen en nabij open water uitzetten zou dan de beste oplossing zijn. Bij de aalscholver aangekomen waggelt het beest voor me uit maar doet geen verwoede pogingen om weg te komen. Ik kan hem zonder enige moeite het net over de kop trekken. Makkie. Ik open de box en haal de aalscholver uit het net. Tijdens dat proces weet het beest de kop om te draaien en pikt me met die zware haaksnavel in de pols. Het bloedt flink. Zonder verdere babbelegoegies het beest in de box gedaan en de deksel erop. Eerste deel is klaar. Moeder ziet dat ik bloed en is gelijk heel bezorgt. Ik zeg dat het niet de eerste keer is dat ik gehavend uit de strijd kom en dat het vanzelf wel dicht trekt. Moeder is niet overtuigd en draaft naar huis en komt even later met een keukenrol terug. Met twee velletjes afdeppen en daarmee is het ergste leed geleden. Ik rommel nog even in de EHBO-doos van de bus, maar de gewone pleisters zijn op. Eerstvolgende keer op het asiel maar even aanvullen. Maar het bloeden is al bijna weer over, dan maar zonder. Ik neem afscheid van de beide dames en rijd terug naar huis. Als ik via de polder rijd kom ik halverwege langs een meertje met een aantal vaarten, plaatselijk “Weteringen” geheten. Ideaal gebied voor een aalscholver. Net over het brugje is een soortement parkeerplaats waar vissers de auto nog wel eens neerzetten om in dat meertje te gaan vissen. Ik zet de bus daar neer, haal de aalscholver uit de bus en loop een stukje het weiland in. Aan de rand van de wetering de box open gedaan en de aalscholver blijft rustig zitten. Box op de kop gezet en dan moet ‘ie wel. Hij waggelt naar het water, springt erin en zwemt rustig weg alsof er niets is gebeurt. Missie volbracht. Als ik thuis kom, komt de geur van versgebakken cake me tegemoet. Die zag er prima uit. | |
08-09-23 10:57:52 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.677 OTindex: 28.577 |
10.4: Losvaste aalscholver ‘s Avonds laat gaat de telefoon weer. Alweer een aalscholver. Dit keer heeft iemand aan de overkant van de sloot op een vlonder een aalscholver gespot die verwoede pogingen deed zich los te wrikken. Zo te zien zat ‘ie vast met z’n snavel in een kier tussen twee planken. Melder had vervolgens aangebeld bij het huis waar dat vlonder bij hoorde. Wordt niet opengedaan. Ook de buren deden niet open. Toen maar de dierenambulance gebeld. Als ik de melder opbel om te laten weten dat ik eraan kom schetst hij de situatie. Hij was de hond aan het uitlaten en zag een beweging op een vlondertje aan de overkant van de sloot. Bij nadere beschouwing bleek dat een vrij grote zwarte vogel, waarschijnlijk een aalscholver. Best draaide rondjes alsof hij met zijn snavel vastzat. Omdat de mensen van het huis bij het vlonder niet thuis waren, en ook de buren niet opendeden had hij maar de dierenambulance gebeld. Mijnheer vroeg nog of hij in de buurt moest blijven. “Nee”, zeg ik, “Ik ga eerst zelf eens kijken wat ik doen kan”. Op de plaats van bestemming aangekomen zet ik de bus in de berm langs een sloot. Het is een moderne wijk met veel waterpartijen. Vlakbij waar ik wezen moet is een brugje. Ik loop eerst naar het huis, maar, zoals melder al had aangegeven, niemand thuis. Ik steek het brugje over om de andere kant te bekijken. Het was inmiddels donker geworden en neem dus de dikke Maglite mee. Aan de overkant is een pad met een strook gras, aflopend naar het water. Vanaf hier kun je prima in de tuinen aan de overkant kijken. Een aantal huizen hebben vlonders aan het water, hetzij om te kunnen zitten hetzij om een bootje aan te leggen. Of beide natuurlijk. Met de Maglite schijn ik naar het vlonder van de melding. Niets te zien. Er staat alleen een grote zwarte ton, maar geen vogel. Het lijkt erop dat het beest zich in de tussentijd zichzelf heeft weten los te wrikken. Voor alle zekerheid bel ik met de melder en maak melding van de zwarte ton. “Ja”, zegt de melder, “net voor die ton, daar zat ‘ie”. Ik had dus inderdaad het juiste vlonder te pakken. Ik vertel dat het beest zich waarschijnlijk heeft weten los te maken en met de noorderzon is vertrokken. Ik ga weer naar de bus en rijd naar huis. | |
09-09-23 11:26:31 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.677 OTindex: 28.577 |
11: Zevenklapper vuurwerk 11.1: Buiten dienst ‘s Avonds, tijdens het Journaal, gaat de telefoon. Een appje en een gesprek. Dat is vreemd, want vanavond heb ik geen dienst. Wegens logistieke redenen rijdt één bus beide gebieden. Morgenochtend breng ik de bus naar de collega voordat zij haar dienst begint. Vandaar dat ik deze avond vrijaf heb. Echter, centrale heeft de planning niet goed gelezen en dacht dat de collega, zoals normaal gebruikelijk, vanaf zeven uur ‘s avonds de dienst zou hebben. Vandaar dat bij mij de telefoon gaat. Er is een duif gevonden die belaagd werd door een kat. Duif bleek een verwonding te hebben. Duif in een doos gedaan en vervolgens werd de dierenambulance gebeld. Ik bel de melder op om één en ander te verifiëren en zeg dat ik er met een half uur zal zijn. Dat is akkoord. Gelukkig maar. Ik ga onderweg en gedurende de halve rit heb ik de laagstaande zon pal in m’n ogen. Zonnekleppen helpen niet, daar valt ‘ie net naast. Dan gaat tijdens de rit de telefoon. Iemand is zo vriendelijk geweest om op de uitvalsweg van de stad twee jonge katjes uit het raam te mieteren. Één van de twee kon door een voorbijganger gepakt worden, de andere verdween in de begroeiing. De zoveelste keer dat er katjes gedumpt worden. De melder, degene die dat ene katje had opgeraapt, had het mee naar huis genomen en vroeg of het opgehaald kon worden. Normaal is dat geen punt, maar het asiel zit tot de strot toe vol met gedumpte katten. De laatste keer dat ik er was werden meerdere katjes in één kooi gezet, normaal een doodzonde wegens besmettingsgevaar, en zaten de couveuses óók al vol. Ik vroeg de centrale of het asiel er nog wel katjes bij kon hebben. “Oei, daar zeg je zo wat. Even overleggen met de leiding. Bel zo terug”. Even later kwam de centrale terug. De leiding vond dat we het katje over de nacht beter bij de melder konden laten en de volgende dag weer eens beoordelen. Wel nog even wat natvoer langs brengen, zodat het katje niets te kort zou komen over de nacht. Met de nabeelden van de zon op m’n netvlies rijd ik door naar de duif. Op het adres doet een jonge man open. Hij had gezien dat de duif werd beslopen door een kat en had de duif opgepakt in een doos gedaan. Zielig voor de kat, al zijn er maar weinig katten die een volwassen duif aankunnen. Goed, ik haal de duif uit de doos en bekijk het beestje. In eerste instantie op het oog weinig mis mee. Probeert fanatiek te fladderen als ‘ie de kans krijgt. Dan schuift de jonge man de nekveren aan de kant en toont een behoorlijk stevige wond. Lijkt mij niet het resultaat van een kat. Eerder van een roofvogel, sperwer of buizerd of zo. We praten nog even. Ik doe de duif in een meegebrachte transportbox. De jongeman vraagt of de duif nog overlevingskansen heeft. Ik antwoord dat ik het niet weet, maar dat ik er een hard hoofd in heb. De duif is flink levendig, mogelijk is dat een goed teken. Na het afscheid bel ik de opvang in de stad. Geen gehoor. Dan maar de andere opvang in de grote stad. Daar kan ik langskomen. Mooi. Dan nog even naar het adres met het katje. Een gewoon rijtjeshuis in een vrij moderne wijk. Mevrouw staat al in de deuropening. Die had me langs zien rijden. “Loop maar door naar achteren” zegt ze. In de tuin is een complete familie aanwezig. Turks, compleet met hoofddoekjes. Het katje zat in een grote mooie luxe transportkooi. Die was eigenlijk voor hun eigen kat, maar nu hadden ze dit beestje er in geparkeerd. Hun eigen kat kon niet samen met andere katten. De kooi was ter bescherming. Ik vertel dat ik het beestje vanwege capaciteitsproblemen niet mee kan nemen. Ze knikken, centrale had dat ook al gezegd. Ik zeg dat we het beestje morgenochtend zullen komen ophalen. “Hoe laat”? is dan de vraag. Ik had net daarvoor met de collega afgesproken dat we de overdracht ‘s ochtends tegen acht uur zouden doen, dus ik zeg “tussen half negen en negen”. De aanwezige heer had het zo te merken liever eerder gehad, maar hij zei niets. Het is niet anders. Ik geef twee porties met natvoer, zoals de centrale had voorgesteld. Mevrouw is bezorgd, “is ‘ie daarvoor oud genoeg”? Goed beschouwd weet ik dat ook niet, maar proberen kan geen kwaad. Een volwassen dochter komt met een schoteltje aandragen, beetje prut erop en in de kooi gezet. Tien tellen later zit het beest heerlijk te smikkelen. Conclusie: lek boven, hij was er oud genoeg voor. Dan kan ik voort met de duif die ik nog steeds in de bus had. Op naar de opvang in de grote stad. Daar inspecteren ze de duif. “Met een beetje goede wil gaat ‘ie het wel redden”. | |
10-09-23 15:09:12 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.677 OTindex: 28.577 |
11.2: Zeven katten in een bak Een dag later heb ik weer dienst. In de loop van de avond gaat de telefoon. Bij een voormalig motel aan een grote doorgaande weg is een kooi met katjes gevonden. De beheerder, die ze had gevonden, belde de politie, die vervolgens de dierenambulance belde. Ik erheen. Van een afstandje zie ik de politiewagen al staan en zet de bus er naast. Twee agenten zijn aanwezig. Ik loop met ze mee. De beheerder komt ook al aandraven. Zij had de kooi in een schuurtje gevonden en ze vervolgens met kooi en al in een gangetje geplaatst. Waarom weet ik niet. Omdat ze bang was dat de kittens, zouden één van de mensen woont op het terrein ontsnappen had ze de kooi niet opengemaakt, zodat de beestjes op gepropt in hun eigen vuil zaten. In totaal zaten er zeven katjes in de kooi met afmeting 45 x 30 x 30 cm. De beestjes zaten dus flink op elkaar. De kooi had wel een aluminium bodemplaat met daarop een oude handdoek. Onder de kattenstront. Op verzoek van de centrale maakte ik een paar foto’s van de situatie, waarop één van de agenten ook op het idee kwam “Kunnen we op Facebook zetten”. Dat was inderdaad de bedoeling. Beesten zomaar achterlaten is hoe dan ook schunnig, maar dit is wel heel grof. Als dit soort excessen voldoende gepubliceerd worden, misschien wordt het dan wat minder. De agenten krijgen een oproep en moeten er van tussen. Ik blijf achter, samen met de beheerder. Ik vind de situatie van deze beestjes niet in de haak en daarom zet ik ze in de bus over in mijn eigen bakken, twee katjes per bak en één bak van drie. Daar zitten ze schoon en een stuk ruimer. Het overzetten doe ik in de bus met de deur dicht, indachtig de opmerking van de beheerder: zorg dat ze niet ontsnappen. Maar daar is geen sprake van. Ik moet ze stuk voor stuk aan het nekvel uit de kooi sleuren, iets dat ze gelaten toelaten. Eentje is zo brutaal dat ‘ie op eigen initiatief de kooi uitkomt, maar die blijft, op onbekend terrein, buiten de kooi staan. Als ik de bus weer uitkom staat de beheerder nog te wachten. We praten nog even. Zij neemt de vuile handdoek mee “Gooi ik wel weg, dat stinkt zo, in de bus”. Ik neem afscheid van de beheerder en bel naar de centrale. Met een enkel katje weet ik wel raad, maar zeven stuks tegelijk, voor alle zekerheid toch maar even advies vragen. Kunnen ze alle zeven samen in de nachtopvang en, belangrijker, is er nog capaciteit. Een van de mensen woont op het terrein van het asiel. Die werd door de centrale opgetrommeld ter assistentie. Samen komen we er wel uit. En inderdaad. Op het asiel aangekomen is één van de drie kooien al bezet. Mijn katjes gingen met drie en vier in de andere twee kooien. Er zijn in totaal drie kooien, is er meer nodig, dan moet je dat “flexibel oplossen” (citaat van mijn vorige baas op de vraag hoe je een onmogelijke situatie tegemoet moest treden). Normaal krijgen de katten brokjes, maar daar waren deze te jong voor. Maar natvoer is ook beschikbaar. Toen we het laatste deurtje dicht deden zat de eerste al te smikkelen. | |
11-09-23 14:37:19 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.677 OTindex: 28.577 |
11.3: Kauwtje op ‘t toilet De andere dag zat ik net aan de koffie. Lekker rustig. Dan gaat de telefoon. In de stad is een opgesloten kraai aangetroffen. Snel de deur dichtgedaan en de dierenambulance gebeld. Klaarblijkelijk was het dier verzwakt en melder durfde hem niet op te pakken. Aldus in de richting van de stad getogen. Het adres van de melding blijkt een bijgebouwtje van een grote flat te zijn. Erbuiten staan een man en een vrouw te praten. Als ik uitstap en een transportkooi pak om de kraai in te doen loopt de man weg en mevrouw kom op me toe. Mevrouw is de melder. In het bijgebouwtje is een toilet. Toen mevrouw daarvan gebruik wilde maken fladderde daar de kraai. Of mevrouw daarna de struikjes is ingedoken weet ik niet. In ieder geval heeft ze de deur weer dichtgedaan en heeft gebeld. Ik loop met haar mee naar de ingang van dat toilet. Bij de deur aangekomen zegt mevrouw: “Hier zit ‘ie in”. Ik doe voorzichtig de deur open kijk in het rond en zie op de grond een kauwtje liggen. Zo dood als een pier. Denkelijk heeft ‘ie zichzelf doodgevlogen. Ik zeg: “Dat is geen kraai, maar een kauwtje”. Voor mevrouw maakt dat niet uit. Vogels zijn eng met al dat gefladder. Het verschil tussen een kauw en een kraai is dat een kraai zowat dubbel zo groot is en dat een kauwtje een grijze kop heeft. Mevrouw kijkt langs me heen en kan niet anders dan beamen. We kijken nog even hoe het beest naar binnen is gekomen en dat blijkt een raadsel. Meestal komen ze via een ventilatieschacht, maar hier is dat volslagen onmogelijk. Hij moet via de deur zijn gekomen. Maar wie dat beest daar dan heeft opgesloten? Groot raadsel. Voor mij maakt dat niet uit. Ik pak het die op en doe het in de kooi. Mevrouw zegt dat ze het toilet grondig wil laten schoonmaken. We nemen afscheid en ga met m’n kauwtje via de polder naar huis. In de polder is zat gelegenheid om het beest terug te geven aan de natuur. | |
12-09-23 12:34:50 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.677 OTindex: 28.577 |
11.4: Dooie katten blues Als ik onderweg ben met de dooie kauw van de vorige melding gaat de telefoon. Volgende melding. Dat betreft een aangereden en overleden kat aan de oude zeedijk naar het noorden. Het hectometernummer is gegeven in de melding. Bovendien is er via Google Maps een Speld meegestuurd. Dat is makkelijk. Met de speld kan ik op het mobieltje direct naar de plek toe rijden. Ik stop de bus, programmeer het mobieltje, dat gaat met een paar tikken, en ga verder in de richting van de kat. Als ik onderweg ben komt er opnieuw een appje binnen. Pech, tijdens rijden ga ik geen appjes lezen. Op de plaats des onheils aangekomen zet ik de bus in de berm. Ver kan niet want dan rol ik van de dijk af. Flitsertjes en alarmlichten aan, dan ziet het overige verkeer me beter, hoop ik. Voorzichtig uitstappen, ik wil niet dat iemand me de deur eruit rijdt. Ik loop het stuk af op zoek naar de kat. Intussen kijk ik op het mobieltje wat of er aan nieuws is binnengekomen. Blijkt dat ik verkeerd sta. Volgens die nieuwe gegevens moet ik tweehonderd meter verderop zijn. Ook is een huisnummer gegeven. Voor alle zekerheid loop ik toch dit stuk af. Je weet maar nooit en ik ben nou een keer toch bezig. Dan stap ik de bus weer in en rijd tweehonderd meter verder. Zelfde procedure. Niets gevonden. Dan controleer ik dat huisnummer. Daarvoor moet ik vierhonderd meter terug zijn. Goed, als dat óók niets wordt dan weet ik het niet meer. Één melding met drie posities enkel honderden meters uit elkaar. Ik rijd de dijk af de ventweg op en rijd terug naar het bewuste nummer. Bus weer in de berm en de procedure herhaald. Weer niks. Ik bel het telefoonnummer van de melder maar daar wordt niet opgenomen. Dan geef ik het op. Ik sein de centrale in dat ik de kat niet gevonden heb. Overigens komt dat vaker voor. Iemand heeft zich dan al over het dier ontfermd. Of verderop in de struikjes gemieterd, dat kan ook, natuurlijk. Ik ga verder de polder in en geef op een geschikt plekje de overleden kauw terug aan de natuur. Ik ga weer op huis aan. Weer onderweg komt er weer een melding door. Weer een dode kat, dit keer aan de rivierkade in de stad. Met de bus aan de kant van de weg bel ik met de melder. “de kat ligt tegenover de Badstraat” dat moet te vinden zijn. Samen met nog iemand heeft de melder het dier op een stuk karton in de schaduw gelegd. Hij vraagt of hij er bij moet blijven. Wat mij betreft hoeft dat niet, positieaanduiding is duidelijk genoeg. Ik zoek de Badstraat. Geen Badstraat te vinden. In de hele stad niet, laat staan als dwarsstraatje op de kade. Maar de beschrijving van de plaats door de melder is wel zodanig nauwkeurig dat er niet zo’n groot gebied overblijft. Dat dooie beest moet daarmee wel te vinden zijn. Op de kade aangekomen zet ik de bus neer op een plekje gereserveerd voor toeristenbussen. Geen toeristenbus te zien, dus ik sta geen boer in ‘t venster. Uitgestapt en ik loop terug langs de kade. Dan zie ik aan de overkant een café met pontificaal op de voorgevel de naam. Als je een paar letters verdraait kom je uit op “Badstraat”. Bingo, dat moet ‘m zijn. Aan de kant van de rivier zijn een paar terrasjes, die de melder ook vermeld had. Ik loop daarlangs en inderdaad, half uit het zicht, ligt daar in de schaduw een zwarte kat op een stuk karton. Hebbes. Chiplezer in de nek, geen chip. Oké, dat is duidelijk. Die gaat naar het asiel in de opslag voor dode beesten. Ik maak foto’s en schrijf de gegevens op. Die worden gepubliceerd. Als een eigenaar zijn of haar kat herkent kan hij of zij het dier komen ophalen. Ik rijd naar de grote stad om het beest af te leveren en ga daarna weer naar huis. | |
14-09-23 16:13:36 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.677 OTindex: 28.577 |
11.5: Straatkat Koud ben ik thuis of de volgende oproep komt binnen. Die is een stuk serieuzer. Aan de rand van de binnenstad is er een kat aangereden. Beestje leeft nog maar is er slecht aan toe. Ik spring in de auto en ga onderweg. Centrale licht de omstanders in dat het een half uurtje kan duren voordat ik ter plaatse ben. Als ik aan kom rijden steken de omstanders al de hand omhoog van “hier moet je wezen”. Ik zet de bus aan de kant, voor een keer is er wél een plekje vrij hier, pak de chiplezer en stap uit. Één man, de melder, blijft en de rest van de omstanders gaan huns weegs. Tenslotte is nu deskundige hulp gearriveerd (kuch). Niet dat die hulp iets nuttigs kan doen, want de kat in kwestie is in de tussentijd toch gestorven. Jammer maar helaas. Ik haal het beestje de chiplezer over de nek en warempel, contact. Nummer invoeren in “Chipnummer.nl” en daar verschijnt naam van de kat, de plaats en twee telefoonnummers. Met een beetje goede wil kunnen we daar wat mee. Eerste nummer geeft geen gehoor, het tweede nummer alleen een voicemail. Ik spreek de voicemail in met het bericht dat ze het dier indien gewenst kunnen ophalen bij het asiel in de grote stad. Dan leg ik het dier in een kratje. Ik praat nog even met mijnheer over de te volgen procedure en dan leg ik kratje met beest in de auto en vertrek richting asiel. Als ik op de snelweg richting grote stad rijd gaat de telefoon. Melding van een konijn. Ik overleg met de centrale. Eerst kat wegbrengen of eerst konijn ophalen. Resultaat van het overleg is dat ik eerst naar het konijn ga. Aan het eind van de snelweg draai ik een rondje en ga weer terug. | |
15-09-23 11:02:09 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.677 OTindex: 28.577 |
11.6: Konijn in de tuin Bij iemand zit een konijn in de tuin. Als gedurende een dag of twee. Schijnbaar geen eigenaar. Die moet ik ophalen en naar de geëigende opvang brengen. Zoals in het vorige stukje gezegd slinger ik de bus op een verkeersplein in de rondte en rijd terug naar de stad. Het adres waar ik moet wezen is een hoekhuis. Het is van een ouder echtpaar dat in de achtertuin een kippenhok met wat kippen heeft. Het konijn, dat al een paar dagen af en toe in de voortuin liep te scharrelen hebben ze daarin opgesloten. Rondvraag in de buurt gaf geen soelaas. Niemand was een konijn kwijt. Als ik aan kom tuffen kan ik de bus voor de deur kwijt. Makkelijk. Als ik uitstap en een transportkooi pak komt mijnheer al via de tuindeur naar buiten. Ik word de tuin ingeleid richting kippenhok. Mevrouw is daar ook aanwezig. Mijnheer doet het hok open en ik wring me naar binnen. Voor kippen is het hok groot genoeg maar voor mensen is het passen en meten. Als ik het konijn, dat in een hoekje zit, probeer te pakken schiet hij tussen mijn benen door onder het nachthok. Ik op de knibbels erbij. Veel ruimte is er niet. Maar ik weet het dier toch bij het nekvel te pakken en er onder vandaan te sleuren. Dan kan ik hem op een wat diervriendelijker manier beetpakken. Eenmaal stevig in handen was het dier rustig. Denkelijk was ‘ie er aan gewend vastgehouden te worden. Ik praat even met het echtpaar, dan doe ik het konijn en de meegenomen bak. Dat paste. Dan ga ik onderweg. Eerst het konijn afleveren bij de opvang, dan de dode kat naar het asiel. Ik ga weer richting snelweg. Als ik op de weg van de grote brug naar de snelweg ben gaat de telefoon. Het blijkt de eigenaar van de kat. Hij heeft de voicemail beluisterd. Ik zeg dat ik wegens een andere melding nog in de stad ben en dat ik het dier kan komen langs brengen, maar hij is al onderweg naar het asiel. Ik zeg dat het asiel om deze tijd al gesloten is, het is vroeg in de avond. Na een beetje heen en weer gepraat, erg leuk als een x-aantal rotondes moet doen terwijl je op de handsfree aan het praten bent, besluiten we dat het beste is dat hij verder rijdt naar het asiel. Ik was ook al onderweg dus kunnen we elkaar daar ontmoeten. Dus draai ik nogmaals, ik was tijdens het eerste deel van het gesprek al gedraaid om niet op de snelweg terecht te komen, en ga wederom richting grote stad, naar het asiel. Daar aangekomen staat op vrije parkeerplaats buiten het hek, dat is al dicht, een autootje met twee mannen er in. Als ze me zien stappen ze uit. Ik zet de bus neer op de oprit naar het asiel. De twee mannen komen op me toe. Vader en zoon zo te zien. Het zijn de eigenaren van de overleden kat. Ik toon de kat, netjes, toonbaar, in een bakje. “Dat is ‘m”, zegt de vader. Ik vraag hoe lang hij al zoek was. Op de site waar ik het telefoonnummer vond was de kat opgegeven als vermist. Twee maanden, is het antwoord. Dan verwacht je eigenlijk niet meer dat zo’n beest nog boven water komt. Mijnheer vraagt of ik een doos heb, om het dier in te doen. Gelukkig heb ik, dankzij één van de collega’s, wat kartonnen dozen in de bus. ‘t Is niet echt passend, een dode kat in een wodkadoos, maar die paste het best. Staartje er nog even in douwen, doosje dicht, klaar. Dan voor mij het moeilijkste: dier overgedragen aan de eigenaar, daar willen we geld voor zien. Dat is gelukkig geen probleem. Ik krijg dertig Euro, standaard tarief, even wisselen en dat is ook weer ‘beurt. De mannen vertrekken met hun kat. Ik schrijf de donatie in het kasboek en stop het geld in de “portemonnee” van de bus. | |
16-09-23 16:00:12 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.677 OTindex: 28.577 |
11.7: Geringde eend De volgende dag, dit keer heb ik een paar dagen achter elkaar dienst, komt de volgende melding. Die gaat over een eend. De melder had een eend gespot met zo te zien een ring om z’n poot. Die ring leek te knellen waardoor de eend moeilijk voort kon. Het adres was aan de rand van de binnenstad, kort bij een plek waar ik al eens achter een gans aangezeten heb, zonder het beest te pakken te krijgen. Het is aan de binnenbocht van een voormalige gracht die indertijd aanvankelijk tot de vestingwerken behoorde en later tot de haven was gebombardeerd. Beide zijn nu afgeblind en het resultaat vormt een walhalla voor allerlei waterig gedierte. Als ik de bus neerzet en aanbel komt de melder naar buiten. Hij neemt me mee naar de achtertuin, die aan de voormalige gracht grenst. Een kippenhok en nog wat ander gedierte is aanwezig. De eend echter is nergens te bekennen. Volgens mijnheer komt het beest wel als er wat voer gestrooid wordt. Dat laat echter op zich wachten. Het strooien is geen probleem, kippenvoer zat, maar de eend heeft natuurlijk al de buik vol en heeft geen zin om zich aan den volke te vertonen. Mijnheer belt nog even met een kennis even verderop, maar ook die heeft de eend niet in het vizier. We praten nog even. Conclusie: die eend zal z’n snavel vandaag waarschijnlijk niet meer laten zien. Maar omdat ‘ie hier een deel van z’n kostje bij elkaar scharrelt zal ‘ie morgen denkelijk wel weer present zijn. In dat geval zal mijnheer hem trachten te vangen met behulp van een omgekeerde doos met een stokje eronder. “Moet lukken” zegt mijnheer. Als de vogel gevangen is kan hij ons weer opbellen en dan zullen we kijken wat we aan die poot kunnen doen. Ik ga weer terug op huis aan. | |
16-09-23 18:02:00 | Buick Oudgediende WMRindex: 5.640 OTindex: 1.132 |
Reactie op 9.6, een postduif zou je moeten herkennen aan zijn ptt petje | |
16-09-23 18:58:34 | allone Oudgediende WMRindex: 52.007 OTindex: 93.473 |
Quote: schattig dat konijnen tegenwoordig ook al een mobieltje hebben Melding van een konijn. | |
17-09-23 15:37:24 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.677 OTindex: 28.577 |
17-09-23 15:38:02 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.677 OTindex: 28.577 |
Quote @Buick: Moet je de melder vertellen...Reactie op 9.6, een postduif zou je moeten herkennen aan zijn ptt petje | |
17-09-23 15:39:36 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.677 OTindex: 28.577 |
12: Een kat met een fiets Een aap op een fiets, waar vind je zoiets. Kinderrijmpje 12.1: Aanrijding Weer een dag later gaat weer eens de telefoon. Volgens het bericht is er een kat aangereden ergens in een woonwijk van de stad. Het dier leeft nog, volgens de omstanders. Ik ga onderweg. Tijdens de rit krijg ik via de centrale te horen dat de eigenaar nu ook gearriveerd is. Uiteraard zwerven me dan weer wat vraagtekentjes rond de kop. Als de eigenaar bij het dier is kan die toch beslissen wat er met het dier moet gebeuren? En, indien gewenst naar de dierenarts brengen. Maar ja, er ontgaat mij wel vaker iets. Ik zal wel te dom zijn. Als ik aan kom rijden na flink door elkaar geschud te zijn op diverse verkeerhobbels staat aan het eind van de straat een groepje mensen bijeen. Dat is vast de plek waar ik wezen moet. Dat klopt. Aan de kant van de weg, op de stoep, ligt een rode kater op een kleedje. Ernaast staat een krat. Zo te zien is alles aanwezig voor een reis naar de dierenarts. Het dier zelf beweegt vrij spastisch en ligt bij tijd en wijle luid te mauwen. Die heeft het niet best. Ik vraag naar de eigenaar. Die blijkt een man te zijn die op z’n knieën bij het beest zit. Hij had het beest horen mauwen, maar in eerste instantie geen aandacht eraan geschonken. Het beest mauwde wel vaker. Pas toen hij lucht kreeg van het opstootje wat zich inmiddels gevormd had ging hij kijken om te ervaren dat het zijn eigen kat betrof. Door omstanders werd verteld dat de dierenambulance inmiddels onderweg was. Daarop besloot hij eerst de dierenambulance af te wachten. Duidelijk verhaal. Overleg. Ik geef aan dat een bezoekje dierenarts wel voor de hand ligt. Mijnheer is het daar mee eens. Ik opper verschillende dierenartsen. Degene het dichtst bij is het duurste en die aan de overkant van de rivier wat goedkoper. Die kende hij. Hij was daar vaker geweest. Goed, dan wordt het de overkant. Ik til het beest onder luid gemauw in het kratje. Mijnheer, die in zijn blote bast liep, ging een T-shirt aantrekken en zijn vrouw waarschuwen. Ik zet het kratje in de bus en manoeuvreer hem zodat ik gelijk weg kan rijden. Mijnheer komt aanlopen en stapt in. Ik had al gezegd dat ik hem met kat naar de dierenarts kon brengen en, indien gewenst, ook weer naar huis. We rijden naar de overkant van de rivier. Ik laat mijnheer met kat voor de deur eruit en parkeer daarna de bus op het parkeerplaatsje. Als ik binnenkom is hij al druk bezig de gegevens aan de receptioniste te vertellen. Even later komt de arts en we gaan, ik met toestemming van de eigenaar, de behandelruimte binnen. De arts onderzoekt en de eigenaar verschaft zoveel mogelijk gegevens. De arts zegt dat het dier eerst pijnmedicatie moet hebben voordat er een volledig onderzoek kan plaatsvinden. Het dier beweegt teveel voor een Röntgen. Voordat die medicatie goed aanslaat en er onderzocht kan worden zijn we gauw een uur verder. Mijnheer gaat akkoord met het behandelplan en we gaan naar buiten. De kat wordt ondertussen in een soortement couveuse geplaatst met alle toeters en bellen die volgens de arts nodig zijn. Buiten staat de vrouw van de eigenaar al te wachten. Ik hoef hem niet naar huis te brengen. We nemen afscheid en ik vergeet compleet ons standaard tarief voor een assistentie te rekenen. Het echtpaar rijd weg en ik meld het gebeurde. Vervolgens krijg ik op de kop dat ik de kosten niet gevraagd heb. Nou moet administratie er achterheen. | |
18-09-23 13:06:18 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.677 OTindex: 28.577 |
12.2: Twee katten en een vleermuis Een volgende dag begint met een routineklus. Een kat moet naar de dierenarts. Dat soort ritjes krijgen we vrij regelmatig. Sommige dieren mankeren wat, anderen moeten voor controle. Omdat het op het moment, eind zomer, druk is met de katten en kittens gaan er ook veel naar de dierenarts. Wat er met dit dier aan de hand is weet ik niet. Ik ben alleen maar chauffeur. Natuurlijk kan één van de vrijwilligers van het asiel het asielbusje pakken, het asiel heeft onder meer voor dit soort doeleinden een bestelautootje staan, maar die vrijwilligers hebben nog wel eens meer te doen en dan worden wij ingeschakeld. Ik haal de kat van het asiel, krijg de nodige documentatie mee, en ga naar “Noord” waar de dierenarts is gevestigd. Kat afleveren en klaar. Ik kan weer naar huis. Onderweg naar huis komt er een echte melding door. In de stad heeft iemand een vleermuis in de achtertuin gevonden. Bijzonder, want overdag hangen die beesten gewoonlijk op een zeeziekvrij plekje te wachten tot muggen en andere insecten gaan zwermen, zo tegen de avond. Ik draai de bus in de rondte en ga af op de vleermuis. Het adres van de melder is in een gewone nieuwbouwwijk. Ik neem alvast een bakje mee om het dier in te doen en bel aan. Mevrouw doet open. “Kom maar mee”. Ik loop achter mevrouw aan naar de achtertuin. Twee kindertjes zijn aan het spelen. Als ik de tuin in kom houden ze op en staren me aan. De vleermuis is vanwege de katten opgeborgen in een kartonnen doos op de tuintafel. ‘s Ochtends toen mevrouw voor het eerst de tuin binnenkwam lag het beestje op de stoep naast de schuur. Ik pak het diertje uit de doos. Weinig aan te zien, maar ik heb dan ook totaal geen verstand van die beesten. Klauwtjes zijn goed en aan de vleugels zie ik ook weinig. De kinderen kijken me op de vingers en ik laat het beestje zien. Een beetje eng is het wel, vinden ze. Ik vertel mevrouw dat ik het beestje naar de opvang in de grote stad zal brengen en neem dan afscheid. Bij de opvang aangekomen zien ze daar zo één twee drie ook weinig mis met het beestje. Maar ze zullen het in observatie houden. Terug in de bus doe ik de administratie. Dan gaat de telefoon. Als ik tóch in de buurt ben kan ik gelijk nog een kat ophalen die bij een andere dierenarts geweest is. Dat kan, gaat in één moeite door. Kat opgehaald, medicatie meegekregen en terug naar het asiel. Klaar. | |
19-09-23 13:04:26 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.677 OTindex: 28.577 |
12.3: Fietskat Dan weer een melding over een aangereden kat. Een zwart-witte. Die zou naast een provinciale weg op een fietspad liggen. Speld is gegeven, alsmede de naam van de weg en een referentie naar gebouw nabij de plaats. Kan niet missen. Ik ga onderweg. Dit keer niet door de polder maar over de voormalige zeedijk. Dat is korter. In de buurt aangekomen is het een wel zeer bekend terrein. Vlakbij, aan de zijstraat, is een adres waar mijn collega’s en ik een onnoemelijk aantal katten vandaan gehaald hebben. Mevrouw verzorgt verwilderde katten en om te zorgen dat het er niet nóg meer werden is er in overleg met het asiel besloten ze allemaal te vangen, te steriliseren en weer uit te zetten. Daarover heb ik in mijn vorige boek verhaald (Komt een hond bij de dokter). Dat proces is nu afgesloten. Ik zet de bus neer in de berm aan de bewuste zijweg. De speld staat minder dan honderd meter terug. Ik stap uit, plastic zak en chiplezer meer, en loop in de richting van de speld in noordelijke richting. Ter plaatse niets. Misschien is de speld wat minder zuiver geplaatst, dus ik loop door. Ik kom een jonge man tegen die aan het joggen is. Ik vraag hem of hij een dooie kat gezien heeft. Dat heeft hij niet. Dan zal het beest ondertussen wel weggehaald zijn. De jonge man jogt verder en ik sjok terug naar de bus. Als ik de spullen weer in de bus leg komt de jonge man terug rennen. Hij roept me aan. Een stuk verder, aan de andere kant richting zuiden ligt toch een dode kat op het fietspad. De jonge man keert om en gaat verder. Ik loop in dezelfde richting en inderdaad, daar ligt een dode kat. Een zwart-witte. Dat moet hem toch echt wezen, alleen staat de speld verkeerd. De referentie naar het gebouw is niet te zien, al staat er een rijtje huizen hoog aan de dijk. Als ik bij het beest ben leg ik hem de chiplezer in de nek. Lauw loenen, geen chip. Een paar jonge jongens komen langsfietsen en vragen wat ik aan het doen ben. Ik verklaar: dode kat wordt gefotografeerd, ik breng hem naar het asiel zodat de eigenaar, als die hem herkent, kan ophalen. Ik stop de kat in de plastic zak en ga terug naar de bus. Dan zie ik aan de overkant van het weiland de man waar mijn collega’s en ik zoveel katten heen en weer gebracht hebben. Ik roep dat ik een dode kat gevonden heb en vraag of die van hem kan zijn. Dat is niet onwaarschijnlijk. Ik ga verder naar de bus, leg de kat erin en rijd vijftig meter naar de oprit van de verbouwde boerderij. Ik haal de kat uit de zak en het echtpaar, mijnheer had inmiddels zijn vrouw geroepen, verklaren dat het inderdaad één van hen is. We praten nog even. Ze willen het dier zelf verzorgen, dus ik laat het achter. Ik merk op dat als ik een dier terug breng bij de eigenaar ik daar dertig euro voor moet vragen. Alleen, ze verzorgen dan wel de dieren, een echte eigenaar zijn ze niet. Op die basis zijn de dieren gevangen en gesteriliseerd. Ze zouden het met het asiel in orde maken. Mooi, dan ben ik er van af. Terug in de bus geef ik het verhaal door aan de centrale. Wat die er vervolgens mee doen moeten hun weten. | |
21-09-23 12:03:00 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.677 OTindex: 28.577 |
12.4: Straatkonijn Wat later als ik weer op de thuisbasis ben aangeland komt de volgende melding door. In de stad heeft iemand een konijntje op straat gevonden, opgeraapt en in een doos gedaan. Dat stinkt al direct naar de misdaad. Een gezond konijn krijg je niet maar zo te pakken. Maar we zullen wel zien wat er aan de hand is. Het adres is in een nieuwbouwwijk, nabij station Zuid. Een tijd geleden heb ik daar als eens eerder een konijntje op mogen halen. Ik heb zo’n idee dat, omdat de wijk in een voormalig weiland gebouwd is en het ruim is opgezet met veel groen en water, de dieren het gebied nog steeds tot op zekere hoogte als het hunne beschouwen. Als ik aankom bij het adres, na de nodige hobbels als verkeersremmers te hebben overwonnen, blijkt het te gaan om een jong konijntje. Tja, die lopen niet weg. Die zoeken bescherming door stil te blijven zitten. Goed beschouwd het min of meer bekende verhaal. Midden op straat gevonden, beestje gaat geen kant op. Hoe die daar terecht is gekomen is een raadsel. Het beestje heeft geen duidelijke verwondingen die er op zouden kunnen duiden dat het door een roofdier of een roofvogel is achtergelaten. Toch maar naar de opvang. Als ‘ie nagekeken, gezond en aangesterkt is kan ‘ie als een fatsoenlijk konijn weer uitgezet worden. Mevrouw de melder is het daar mee eens, dus ik doe het beestje in een transportbox. Bij de opvang in de grote stad aangekomen wordt het beestje nagekeken. Ook die zien geen ongerechtigheid. Gewoon een jong konijntje. Ze zullen er verder voor zorgen. | |
22-09-23 11:13:44 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.677 OTindex: 28.577 |
13: Zwaan kleeft aan Sprookje van Grimm 13.1: Spoedige hond Even voor half acht in de ochtend gaat de telefoon. Centrale vraagt of ik de benen al uit bed heb. Nog niet helemaal, ik was net aan het contempleren of ik het warme bed zou verlaten. Maar nu moet ik wel. Het is een spoedgeval. Over de nacht is een hond ernstig ziek geworden, overgeven met bloed, diarree, en de mensen wilden zo snel mogelijk ermee naar de dierenarts. Eigen vervoer hebben ze niet. Noodnummer van de dierenarts had geadviseerd om met openingstijd, om acht uur, bij de dierenarts te staan. Als ik onderweg een stukje oversla kan ik acht uur bij de patiënt net redden. Maar inladen en naar de dierenarts rijden neemt ook tijd. Half negen op z’n vroegst. Dus ik schiet in de kleren, toilet maken doe ik later wel, en ga onderweg. Het is zaterdagochtend en er is niet veel verkeer. Tegen achten sta ik inderdaad voor de deur. Mevrouw komt al naar buiten. Half in paniek. Ze gaat me voor naar het dier. Die ligt in de keuken. Doodstil. Het is niet aan mij om diagnoses te stellen maar ik zie het somber in. De hond is een blonde golden retriever. Aanvankelijk had ik een grote handdoek meegenomen om het dier op te leggen, maar die is toch te klein. Ik haal de brancard uit de bus. Die is meer geschikt voor zo’n dier. Binnen leg ik de brancard naast de hond, volwassen dochter die ernaast staat te snotteren moet even aan de kant. Mevrouw en ik leggen het dier samen op de brancard en met ons tweeën brengen we het dier naar de bus. Even overleg hoe en wat. Moeder en dochter gaan samen mee naar de dierenarts. Bus is een driezitter dus dat gaat. Ik rijd voorzichtig, meer vanwege de gevoelens van moeder en dochter dan wat anders, naar de dierenarts. Vlak voor de deur de kar neergezet. Eerst die hond maar naar binnen, later zet ik de bus wel op z’n plek. We zijn er nog eerder dan de dierenarts. Vooronderzoek doet de receptioniste. Ook die mag geen diagnose stellen, maar heeft er ook een zwaar hoofd in. Als met een paar minuten de arts komt is het officieel. De hond is dood. Mensen zijn te overstuur om echt coherent te beslissen. Moeder herpakt zich het snelst. Belt met zoon en echtgenoot. Die komen ook. Ik zeg dat ik er in ieder geval bij blijf tot alles geklaard is. Moeder en dochter kan ik desgewenst naar huis brengen. Tenzij uiteraard er een melding komt. En dan realiseer ik me dat ik de telefoon in de bus heb laten liggen. Ook ik ben niet ongevoelig voor die consternatie. Ik haal de telefoon uit de bus en zie dat er inmiddels wat is binnengekomen. Binnen vertel ik dat ik weg moet voor een melding maar dat ik in ieder geval weer terug kom. Moet hoe dan ook, want de hond ligt nog op de brancard. | |
23-09-23 17:05:26 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.677 OTindex: 28.577 |
13.2: Sluizige Zwaan De melding blijkt een zwaan die ergens in het buitengebied vastzit. Er is een adres gegeven en weinig meer. Ik ga naar het adres. Dat blijkt niet te bestaan. Het is net over de sluis bij een aftak van de rivier. Er wordt druk gewerkt en iets verderop staat een boerderij. Zou het die zijn? Ik bel naar de melder. Die duidt me aan dat ik al te ver ben. Het gebouwtje van de sluismeester had ik moeten hebben. Ik keer de bus en rij terug richting sluis. Daar staat een jonge man te zwaaien. De melder. Ik zet de bus neer tussen het fietspad en het gebouwtje van de sluismeester. Flitsers aan, want ik sta gedeeltelijk op het fietspad. De melder was aan het vissen en had een zwaan met problemen gezien. De zwaan drijft half onder water vlak bij de sluisdeur. Af en toe de kop boven water en trekkend met de hals. Die heeft het niet breed. Als hij iets te lang de kop onder water heeft verzuipt ‘ie vierkant. Zo te zien is dat een kwestie van tijd. Vanaf de brug over de sluis is het een flink stuk naar het water. Als ik dat maar red met de lange stok. Ik haal de langste uit de bus, een telescopische. Volgens de collega die hem er in heeft gelegd zeven meter. Die heeft hem in de bus gelegd vanwege 7.2: eksters in ’t bad. Voor mij is het ding nieuw, ik ben dan ook even aan het exerceren voordat ik hem goed heb. Ondertussen is de sluismeester ook naar buiten gekomen. Die suggereert of de deuren niet open kunnen. Dan drijft het beest misschien de kolk in, en dan kun je er beter bij. Goeie vraag. Ik weet niet hoe de stroming is. Als de lage deuren ook open gaan, of op spuien gezet worden, dan zeker. Maar dat gaat niet, volgens de sluismeester. Sluismeester opent de deuren naar de rivier. Melder vraagt of hij er nog bij moet blijven. Dat is niet nodig. De zwaan dobbert wel een beetje in de richting van de kolk, maar niet voldoende. Inmiddels is duidelijk dat het dier dood is. Dan komt er vanaf de rivier een bootje aan om te schutten. Da ‘s kaas. Met een beetje goede wil kan ik van af dat bootje met het schepnet de zwaan oppikken. Ik krijg een zwemvest van de sluismeester: voorschrift. Het bootje wordt bemand door een Engels echtpaar. Dus moet ik overschakelen op Engelse nautische termen. De afgelopen twintig jaar heb ik dat beroepshalve al gedaan dus een probleem is dat niet. Ik krijg toestemming om het dier op te vissen vanaf het schuitje. Het blijkt dat de zwaan vast is komen te zitten onder de versterkingen van de deur. Als de sluismeester de deuren sluit komt hij vrij en drijft naar het midden van de kolk. De schipper laat z’n bootje deinzen (achteruit varen) terwijl ik op het trapje achterop met het net sta. Ik sla het net over het beest en zo slepen we het naar de kant. Halverwege raakt ‘ie los en moeten we opnieuw proberen. De tweede poging gaat beter. Hij zit nou echt in het net. Schipper manoeuvreert naar de sluiswand en ik geef de steel van het net over aan de sluismeester. Ik ga van boord en bedank het echtpaar. Samen met de sluismeester trek ik het beest naar boven. Sluismeester is verrast dat het zo zwaar is. Kunst. Alle veren zijn verzadigd met water. Ik haal twee plastic zakken om het dier in te pakken. Toe ‘ie nog leefde trok ‘ie met z’n nek. Dat zou een teken van vogelgriep kunnen zijn. Daarom: dubbel inpakken en dan naar de verwerking zodat het kadaver vernietigd wordt. Als ik klaar ben met opruimen ga ik nog even het gebouwtje in om te melden dat ik klaar ben en er van tussen ga. Boven praat ik nog even met de sluismeester en krijg een bak koffie. Tijdens die koffie gaat de telefoon. Volgende melding. | |
24-09-23 10:52:33 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.677 OTindex: 28.577 |
13.3: Aalscholver aan de weg Die volgende melding gaat over een oude mevrouw die een verwilderde kat met een setje kittens in haar tuin heeft. Of ik die kan ophalen. Ik neem afscheid van de sluismeester en ga die kant op. Koud onderweg komt er alweer een melding. Wat dringender. Aan de provinciale weg naar de grote stad is een aalscholver aangereden. Het beest leeft maar gaat geen kant op. Dat lijkt me iets dringender dan een stel katten in de achtertuin. Probleem is: waar ongeveer. Als ik de brug over ben moet ik dan links of moet ik rechts? Centrale geeft me het huisnummer. Dat is voldoende. Bij de buren heb ik kortgeleden een egel opgehaald. Dat was 10.1: Verweesde egel. Dat hele verhaal gaat tijdens het rijden over de handsfree. Ik rijd die kant op. Ik weet nu waar het is, domdommetje is niet nodig. Links aan de kant van de weg staan een man en een vrouw. Dat zijn vast de melders. Ik zet de alarmlichten en de flitsers aan om aan te geven dat ik gekke manoeuvres ga maken en parkeer de bus zowat op de tenen van mevrouw. Het is een drukke doorgaande weg waar het verkeer maximaal tachtig mag rijden. Ik kan dus maar beter volledig van de weg af blijven. Op de inrit naar een boerderij ligt de aalscholver. Op de rug. Verwoed pikkend naar iedereen die te dichtbij komt. Ik praat even met mevrouw en mijnheer. Volgens mij, het beest ligt op z’n rug, heeft het beest het wel gehad. Maar gezien het hakken met z’n snavel zit er nog best leven in. Dan maar advies vragen. Ik bel met de opvang. Het antwoord was kort. Als ‘ie op z’n rug ligt heeft ‘ie waarschijnlijk rugletsel. Met een wilde vogel is er dan niets meer aan te doen. Breng maar langs, dan zal ik hem uit het lijden verlossen. Dat is duidelijk. Ik trek dikke handschoenen aan vanwege die vervaarlijke snavel en leg het beest in een grote bak. Ik praat nog even met de beide melders en ga dan in de richting van de opvang. De beheerder is aanwezig. Het dier kan gelijk geholpen worden. Daar aangekomen staat de deur open. De beheerder is binnen bezig. Ik stuiter naar binnen met m’n aalscholver. “Laat maar eens kijken” zegt de beheerder. Met goede handschoenen wordt het beest uit de bak gehaald en onderzocht. “Die heeft een flinke tik gehad”. Beheerder voelt aan de staart en beweegt deze heen en weer. “Kijk, dit gaat te makkelijk. Een beetje beweging hoort, maar niet zoveel. Voel maar”. Ik voel op de plek die de beheerder aanwijst. Er zit duidelijk ruimte tussen de wervels van de staart en die van de rug. Of dat bij een vogel zo hoort, geen idee, maar bij een mens is dat een duidelijke dwarslaesie. De beheerder pakt een plastic zak en een bus ether. Ether in de zak en die over de kop van de vogel. Simpel, pijnloos en effectief. Met een paar minuten zit er geen leven meer in. Ik neem afscheid en ga verder met de volgende melding. | |
12-10-23 17:38:26 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.677 OTindex: 28.577 |
13.4: Vier kittens en een kat Die volgende melding betreft de oude mevrouw met de kat en kittens in de tuin. Ik bel van te voren en krijg een buurvrouw aan de lijn. Die bevestigt de situatie en zou doorgeven aan mevrouw dat ik eraan zat te komen. Als ik aan kom rijden, met een beetje moeite, want waar mevrouw woont is een soortement hofje met veel kleine straatjes vlak bij elkaar, staat zij, met rollator, al in de deuropening te wachten. Ik pak tegelijk maar twee transportkooien mee. Op dit moment weet ik nog niet om hoeveel beesten het gaat, alleen dat het een kat met kittens betreft. Ik loop met mevrouw mee naar de achterzijde. Door het raam heen zie je een paar kittens op een rieten tuinstoel liggen. Dat zijn de beesten. Moederpoes is volgens mevrouw muizen vangen. Als ik de tuindeur op maak schieten de kittens uit de stoel en verstoppen zich in de omringende tuinen. Dat zet geen zoden aan de dijk. Die krijg ik niet te pakken. Beste oplossing zou een vangkooi zijn, maar het leveren van zo’n ding is met regelen omgeven. Het liefst zou ik naar het asiel in de grote stad rijden, een vangkooi ophalen en kijken of ik één of meer kittens te pakken kan krijgen. Dan met behulp van die kittens een moederkooi installeren om de moederpoes in de klauwen te krijgen. Kittens kunnen dan, als ze oud genoeg zijn, gesocialiseerd worden en moederpoes kan als een TNR behandeld worden. Ik ga daar niet over, dus moet ik advies vragen. Ik bel met het asiel. Degene die normaal over de TNR en de vangkooien gaat is met vakantie, maar heeft wel een vervanger. Ik bel met de vervanger. Die zegt dat het hem niet gaat worden. Probleem is puur praktisch. Het asiel heeft gewoon geen capaciteit meer, alle beschikbare plaatsen zitten al mudvol. Ik overleg met de vervanger wat dan te doen. De situatie hier is niet onhoudbaar maar wel ongewenst. Conclusie van het overleg is dat mevrouw met een week kan terugbellen. Als er dan plek is kan eventueel de procedure gestart worden. Ik overleg met mevrouw. Zij zegt dat ze komende week met kinderen en kleinkinderen een stukje verderop met vakantie gaat. Dus schrijf ik de relevante gegevens op, mevrouw vindt zichzelf vergeetachtig. Over een week zien we wel weer. Ook laat ik een flinke hoeveelheid voer achter. Als mevrouw, of tijdens haar vakantie de buurvrouw, voer klaar legt, dan wordt het vangen naderhand stukken simpeler. Ook dat heb ik met de vervanger besproken. Ik kan eindelijk op huis aan. | |