Dierenambulance 2 | |
14-10-23 13:52:26 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.677 OTindex: 28.577 |
13.5: Eenzame egel Dat valt tegen. Dat naar huis toe gaan. Onderweg komt er een appje binnen. Als ik in mezelf zit te mompelen over het versturen van een appje tijdens het rijden gaat de telefoon. In het buitengebied heeft iemand een egel gevonden die niet naar behoren reageert. Gewond of ziek, dat weet de melder niet. Probleem is dat de melder niet thuis zal zijn. Hij laat de egel achter in een box bij de brievenbus. Ik kan hem daar ophalen. Bij de eerstvolgende rotonde slier ik de bus om en ga weer terug richting buitengebied. Dat is een flink eind buiten de stad, aan de overzijde van een nieuwe waterweg tussen de rivier en een randmeer. Gelukkig weet domdommetje de weg. Een heleboel smalle weggetjes later bereik ik het adres. Plek genoeg in de berm, hier is dat geen probleem. Ik stap uit en loop in de richting van de postbox van het adres waar ik moet zijn. Erachter staat een witte container zonder deksel met, op een handdoekje, de egel. Ik pak het dier uit de box en bekijk het. Her diertje wil niet oprollen, iets wat een egel normaal onmiddellijk doet. Ik beluister het, ademhaling is voor wat ik kan beoordelen normaal. Ik zie ook geen verwondingen of zo. Dan maar advies. Ik bel de egel-opvang. Die neemt direct op. Ik vertel wat ik aangetroffen heb en geconstateerd heb. Opvang vraagt naar het adres. Uit deze streken komen vaker egels naar de opvang. Na een beetje heen en weer gepraat kan ik langskomen met de egel. Beheerder is bezig in de opvang en kan er direct naar kijken. Ik mik de egel in de transportbox. Dan stuur ik een appje naar de melder dat ik het dier gevonden heb en naar de opvang breng. Vervolgens ga ik op weg. Aangekomen bij de opvang stuiter ik naar binnen waar de beheerder bezig is met een ander beest. “Ah, daar is de egel. Laten we eens kijken”. De egel wordt aan een onderzoek onderworpen. Maar ook de beheerder kan zo één twee drie niets vinden. “Laten we hem maar onder observatie houden”. Nadat dit was afgehandeld nog even bij de dierenarts langs om de brancard op te halen van de hond van 13.1: Spoedige hond. Daarna kan ik weer op huis aan. Van half acht tot elf vijf meldingen afgehandeld. Dat gaat hard. Maar de rest van de dag blijft het rustig. | |
15-10-23 14:48:43 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.677 OTindex: 28.577 |
14: Als oude honden blaffen Gezegde: Luister naar oude mensen 14.1: Oude hond, oude baas Weer een nieuwe dagen nieuwe kansen. Ik heb net de bus overgenomen van mijn voorganger als de telefoon gaat. Melding. In de stad is een oudere man het ziekenhuis ingegaan. Probleem is dat de man een oude hond hand. Een dertien jaar oude American Stafford. Daar is op korte termijn geen opvang voor. Degene die het zaakje regelt kan morgen wel opvang regelen maar vanavond niet meer. Dat is typisch een geval waarvoor een asiel bestaat: tijdelijke noodopvang. Ik rijd erheen. Tegenover het adres is een parkeerterreintje met een paar plekjes vrij. Die zijn wel zodanig smal dat ik een paar keer moet steken om fatsoenlijk te kunnen indraaien. Denkelijk is het een speciaal parkeerterrein voor Fiat 500 en dergelijke. Als ik uitstap en om de bus loop om een hondenriem te pakken komt een vrouw op me toe. Zij had gebeld. We praten even over de situatie. Ze zegt dat het dier aangelijnd is. Mooi, dan hoef ik die riem niet uit de bus te halen. Ik loop met haar mee naar het huis. Ze klopt op het raam. Binnen is er een man aanwezig. De man komt met de aangelijnde hond naar de deur. Inderdaad een oud beest. Grijze snoet en een waas van de staar over beide ogen. Ik neem de riem over en laat het dier even ruiken. Dan loop ik samen met mevrouw terug naar de bus. De hond volgt gedwee. Het lijkt erop dat hij de vrouw kent. Bij de bus open ik de zijdeur en klop op de vloer. Na een korte aarzeling en met een beetje hulp klimt de hond erin. Ik stuur hem de kooi in. Het beest volgt gedwee en gaat liggen. Ik praat nog even met mevrouw over de oude man die het ziekenhuis beland is. Verder is het nog niet bekend waar de hond morgen naar toe gaat. Wel zegt mevrouw dat het niet voor de middag gaat worden. Ook is niet bekend wie het transport zal verzorgen. Dan nemen we afscheid. Met weer een paar keer steken weet ik de bus uit het parkeervak te wurmen en ga onderweg naar het asiel. Daar aangekomen laat ik het dier uit de bus. Dociel loopt hij mee naar de nachtopvang. Als ik de deur van het hok sluit kijkt hij me verwijtend aan, ondanks de troebele ogen. Ik maak een rapportje op over wat ik van mevrouw ervaren heb en laat dat achter met het “informatieformulier opvang”. Ik ga weer terug naar huis. Een paar dagen later zie ik in de groeps-app dat het dier weer terug kan naar de oorspronkelijke eigenaar. Mooi zo. De ziekenhuisopname van mijnheer was denkelijk minder ernstig dan het zich in eerste instantie liet aanzien. | |
15-10-23 15:03:22 | Buick Oudgediende WMRindex: 5.640 OTindex: 1.132 |
Ik zou me schuldig voelen als een hond mij dan verwijtend aankijkt. Ik vind het al erg als ik een hond moet achterlaten bij de dierenarts voor een ingreep. | |
16-10-23 12:02:29 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.677 OTindex: 28.577 |
@Buick: Ik ook. Maar dat neemt niet weg dat het wel moet gebeuren. | |
16-10-23 12:02:47 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.677 OTindex: 28.577 |
14.2: Genekte duif Weer een nieuwe dag. In de loop van de middag komt er een melding binnen. Over een “gewonde en versufte duif” in de stad. Ik ga weer op pad. Adres is een beetje onduidelijk dankzij de onnavolgbare wijze van wijkindeling, maar dicht in de buurt is een parkeerterreintje waar ik precies de bus kwijt kan zonder iemand in de weg te staan. Dan is het even zoeken. Van waar ik kom heeft de gemeente in haar opperste wijsheid bezuinigd op straatnaambordjes. Er zijn wel huisnummers. Dus min of meer op goed geluk bij het juiste nummer aangebeld en warempel, ik zat goed. Mijnheer deed de deur open en ik mocht doorlopen naar achter waar de duif onder een krat in het schuurtje bivakkeerde. Ik til de krat half op en grijp de duif bij de kladden. Mijnheer wijst: “Daar, in de nek, daar heeft een kat hem te pakken gehad”. Het lijkt mij eerder een wond die bij de snavel van een roofvogel past. De kat waar mijnheer het over heeft zou dan aan het loeren zijn geweest op de reeds gewonde duif. Maar deskundig ben ik niet, ik ga er geen ruzie over maken. Maar het is een stevige, diepe wond. Het beest is flink levendig maar er toch niet best aan toe. Tijdens de verdere inspectie vind ik twee ringen. Één aan elke poot. Helaas is er geen NL-nummer bij, ik kan niet nazoeken in de database van de duivensportvereniging. De andere ring heeft een telefoonnummer. Volgens het kengetal ergens in de regio. Ik bel dat nummer. Volgens de gerobotiseerde dame die ik aan de lijn krijg is het nummer niet in gebruik. Dat schiet op. Als ik geen eigenaar kan lokaliseren zit er maar één ding op. De opvang in de stad neemt alleen wilde vogels op, geen geringde. Dus wordt het de opvang in de grote stad. Ik doe de duif in een transportkooi, neem afscheid van de melder en loop terug naar de bus. Als ik bij de opvang ben en de duif aanbied is het even een probleem. Wat te doen met dat gekke beest. Het lijkt erop dat de wond zo diep is dat het op het bot zit. En daar zit de ruggengraat. Advies gevraagd aan een meer ervaren kracht. Gelukkig loopt er meer volk in de rondte. De meer ervaren kracht bekijkt de wond en zegt dat het wit dat te zien is ook wat anders zijn kan. Zet maar in een hokje zodat ze tot rust kan komen en dan kijken we wel verder. | |
17-10-23 14:42:16 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.677 OTindex: 28.577 |
14.3: Op de hoek van de straat Weer een andere dag. Ik ben net onderweg van mijn collega naar huis toe als er een appje binnenkomt. Die bekijken we wel als we thuis zijn. Dan gaat de telefoon. “Waar zit je”? Ik vertel dat ik na de buswissel onderweg naar huis ben. Er is in de stad een kat aangereden. Dood. Adres staat in de app. Ik vraag “Wat is het adres dan”? “Ja, dat staat in de app”. Zucht. Ik vertel dat ik aan het rijden ben en om de app te lezen moet ik de bus aan de kant gooien. En dat gaat hier niet. Dan krijg ik mondeling het adres. Het mag eigenlijk niet, maar het is een rechte weg met weinig verkeer. Ik toets letter voor letter het adres in de Domdom. Hij schakelt over naar de nieuwe route en ik ben mooi op tijd om de juiste afslag te pakken. Dat adres is in een oude volksbuurt, dicht in de buurt waar één van de collega’s woont. Bij het adres wat ik doorgekregen heb staat de voordeur open. Ik tik op de deur. Niets “Vollek”! Nog niets. Dan loop ik de gang in en open de deur naar de woonkamer. De hond komt me tegemoet, luid kwispelend. De melder is een beetje dovig, hij had me niet gehoord. Het gesprek gaat een beetje moeizaam, maar ik weet eruit te destilleren dat op de straathoek een kat is aangereden. We lopen in de richting. Mijnheer verteld verder. Hij had het dier opgepakt, in een plastic zak gedaan en buitenbereik van dieren en kinderen onder een vuilnisbak gelegd. We lopen naar de vuilnisbak. Ik haal het dier uit de zak en leg de chiplezer in de nek. Contact. Nummer nagezocht op Chipnummer.nl. Telefoonnummer is gegeven. Ik bel het nummer. In gesprek. Ik praat nog even met mijnheer en probeer dan nog een keer. Nog steeds in gesprek. Ik vertel mijnheer wat dan de procedure is. En pas dan begrijp ik het hele verhaal. De kat is aangereden voor de ogen van de eigenaar en haar kinderen. Het dier lag in het zonnetje op de stoep en besloot over te steken net op het moment dat er een auto het steegje uit kwam. Vrouw en kinderen overstuur, en mevrouw wilde er niets meer mee te maken hebben. Daarop heeft de buurman de kat opgepakt, ingepakt en de dierenambulance gebeld. Dat maakt het allemaal een stuk duidelijker. Maar het verandert niets aan de procedure. Ik breng het dier naar het asiel, maak een rapportje op en leg het kadaver met dat rapportje in de vriezer. Een kopie van dat rapportje gaat naar degene die over de dooie beesten gaat. In de vriezer blijft het dier veertien dagen bewaart. Als de eigenaar toch aanspraak wil maken op het dier dan kan dat in die periode. Ik loop met kat en mijnheer terug richting bus. Voor de deur van zijn huis nemen we afscheid en ik duik de bus in op het dier naar het asiel te brengen. | |
19-10-23 11:56:43 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.677 OTindex: 28.577 |
14.4: Duif met vleugelschade Weer een andere dag. Weinig zieke of verloren dieren de laatste tijd naar het schijnt. Dan, op het eind van de middag, toch nog een melding. Die melding gaat over, alweer, een gewonde duif. Ik ga onderweg naar het adres. Dat is een flink eind uit de route, aan het eind van wat plaatselijk “het eiland” wordt genoemd. Smalle weggetjes, waarbij je alleen maar kunt hópen dat je niemand tegen zult komen. Maar alles ging goed, alleen op het laatst kon ik kiezen uit drie verschillende adressen, die alle drie op het hoek lagen van een T-kruising. Maar dat was vlot opgelost, bij één van de adressen stonden een man en een vrouw te zwaaien van “hier moet je wezen”. Ik zet de bus in de berm en stap uit. Dit was inderdaad het juiste adres. “U komt voor die duif”? Daar kwam ik voor. “Komt u maar mee”. Ik loop mee de tuin door en het huis in. Mevrouw zegt “Let maar niet op de rommel”. “Moet je bij mij eens komen kijken” zeg ik. De duif zit in een doos in een gangetje. Als ik de doos openmaak om de duif te bekijken en het dier er uit haal begint het flink te fladderen. Goed beetpakken en bekijken. Er zit een flinke wond op de vleugel. Of het serieus is kan ik niet beoordelen. Wel zie ik dat het beest om beide poten een ring heeft. Een van de twee draagt een BE nummer, uit België. Ik probeer dat via de de Nederlandse Postduivenvereniging na te speuren maar loop vast in de doorkeuzemenu’s. De andere ring heeft een telefoonnummer. Gebeld: “Dit nummer is niet beschikbaar”. Het kost me allemaal teveel tijd. De beide melder staan rustig te wachten. Dan maar naar de opvang. Daar moet de duif dankzij die wond toch naar toe. Om met een duif naar België te rijden is me een beetje te ver. Ik vertel de melders wat ik ga doen en neem afscheid. Bij de opvang doe ik het verhaal. “We zullen het maandag wel eens bekijken. En die vleugel? Ik zie geen breuken en die wond, dat is alleen maar losgetrokken veren. Dat komt wel in orde. | |
20-10-23 11:36:38 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.677 OTindex: 28.577 |
14.5: De kat die geen kat was Nog voordat ik aan de koffie toe ben gaat de telefoon. Bij een met name genoemd restaurant is een dode kat aangetroffen. Bijgaande instructie was: “Ga van de parkeerplaats bij het restaurant richting grote weg en dan rechts. Daar ligt ‘ie”. Kan niet missen, zou je zeggen. Ik ga onderweg. Ter plaatse aangekomen blijk dat het een drive-through restaurant is, met een klein parkeerterreintje, waarschijnlijk voor personeel. Aan de overkant van de straat is een groot parkeerterrein van een winkelcentrum. Voor de term ‘grote weg’ zijn er ook twee gegadigden. De straat waar het restaurant aan ligt en de grote doorgaande weg erachter. De laatste is het meest waarschijnlijk, maar je kunt niet van de parkeerplaats naar die weg toe. Voor alle zekerheid de melder gebeld. Die gaf aan dat het inderdaad de grote doorgaande weg betrof, en dan even voorbij het restaurant. Daar zou de kat liggen. Ik moet omlopen. Tussen restaurant en grote weg ligt een sloot. Naast de grote weg loop ik in de berm (hoera, brandnetels) richting restaurant. En dan zie ik het. Midden op de weg ligt een dood beest, ter grootte van een kat. Dat moet ‘m zijn. Even wachten op een stil momentje, gelukkig zijn de meeste automobilisten zo fatsoenlijk om er langs heen te rijden, en dan het beest van de straat halen. Ik grijp de overblijfselen bij de nek en ga terug naar de berm. Daar bekijk ik het wat beter. De kop is relatief onbeschadigd, iets wat je van de rest van het lijf niet kunt zeggen. Het is alleen geen kattenkop. Eerder dat van een marter. Goed beschouwd is dat niet mijn zaak. Dode wilde dieren zijn voor de wegbeheerder, in dit geval is dat waarschijnlijk Rijkswaterstaat. Maar we zijn niet eenkennig, ik ben er nou toch. Ik bel weer met de melder om te zeggen dat ik het beest te pakken heb en dat het bij nader inzien geen kat was, al leek het van een afstandje er veel op. Een wild dier dat dood is aangetroffen en niet duidelijk ziek is geweest, bijvoorbeeld door vogelgriep, dat geven we terug aan de natuur. Daar hoort het thuis en hebben de natuurlijke aaseters ook weer wat aan. Laatste edit 20-10-2023 11:36 | |
21-10-23 13:34:31 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.677 OTindex: 28.577 |
14.6: Blinde eend Diezelfde middag weer een melding. Op de kinderboerderij in het stadje aan mijn kant van de rivier is een blinde eend aangetroffen. Het beest loopt alle kanten op behalve de goede en is bijna onder een grasmaaier terecht gekomen. Dat kan uiteraard niet voortduren. Stel je voor dat het beest onder de ogen van de kinderen succes heeft met een dergelijke zelfmoordpoging. Niet echt bevorderlijk voor het imago van een kinderboerderij. Ze vragen dan ook of we het beest komen ophalen. Dat willen we uiteraard best doen, maar waar moet wij er dan mee heen? Wie heeft er emplooi voor een blinde eend? Zo uit de kop zou ik het niet weten, maar we zullen eens kijken wat onze opvangadresjes daarover zeggen. Ik ga onderweg naar de kinderboerderij. Ik ben er al vaker geweest. Normaal is er maar één toegang, middenin het centrum, en dat is een verschrikkelijk smal toegangsweggetje. Met de bus rijd je met beide spiegels in de struiken. Maar het gaat. Als ik aankom zijn ze net de plaatselijke vijver aan het uitbaggeren. Rijplaten, een middelgrote graafmachine, een bootje voor de waterplanten en ander drijvend spul en grote vrachtwagens om het slib af te voeren. Dat past niet over mijn straatje, maar denkelijk hebben ze een andere toegang geopend. Daar staan normaal paaltjes zodat alleen fietsers en dergelijke er door kunnen. Ik zet de bus op de rijplaten vrij dichtbij een van de vrachtauto’s die ze net bezig zijn te vullen. Dan weet ik tenminste zeker dat ik weer weg kan komen en niet vast blijf zitten in de modder. Ik sta ver genoeg van de vrachtwagen om niet onder de blub te komen. Ik stap uit en loop via het hekje het terrein van de kinderboerderij op, transportbox in de handen. Op een bankje zit een man. Ik vraag naar de blinde eend. Dan komt een stem van rond het hoekje: “Ja, joehoe, hier is ‘t ie”. Ik ga het hoekje rond en daar staan twee vrouwen met de bewuste eend in een box. De oudste van de twee voert het woord. Ze vertelt dat de eend overal tegenaan liep en bijna onder de grasmaaier terecht kwam. Waar het beest vandaan kwam, is was een wilde woerd, wist ze niet. Waarschijnlijk komen aanwaaien of zo. Dat gebeurt wel vaker, zo in een stadspark met een vijver en wat slootjes. Mevrouw haalt de eend uit de box. Inderdaad zien de ogen eruit alsof er dik staar in zit. Een wit vlies bedekt het geheel. Oude honden hebben dat ook nog wel eens. We praten nog even wat of er met het beest te doen valt. De kinderboerderij heeft geen faciliteiten anders dan in een hokje zetten. Dat is ook geen leven voor een wide eend. Ik open mijn box en mevrouw stopt het dier met een beetje gefladder er in. Dekseltje dicht en klaar. Terug in de bus bel ik de opvang in de stad. Die “doet” wilde vogels. Maar die kan er niets mee. Zieke of gewonde beesten met kans op herstel is prima, maar hier is geen herstel te verwachten. Dan plan B, de opvang in de grote stad. Die twijfelt in eerste instantie ook maar ik kan het beest brengen. Bij de opvang wordt het dier geïnspecteerd. Conclusie: “Zo blind als een mol. Maar we er mee aanmoeten? We zullen het even aankijken, maar het zal wel euthanasie worden”. Betekent dat er eerst over gepraat gaat worden voordat er een definitief oordeel geveld wordt. Maar goed beschouwd, heeft een blinde wilde eend nog een eendwaardig leven? | |
23-10-23 11:23:01 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.677 OTindex: 28.577 |
15: Als de buurtklok luidt Gezegde: “Zij luiden de buurtklok”: kijven 15.1: Twee dode katten en geen duif De eerste melding van de dag betreft een aangereden kat. Als je vanaf de stad over een met name genoemde weg rijdt dan tussen de eerst en tweede afslag, daar ligt een dode kat. Goed, daar zijn we ook voor. Het is een weg waar ik vaker rijd en ik ben bekend met de situatie. Ik kom van de andere kant dus ik stop net voorbij de tweede afslag. Ik sta daar een beetje ongelukkig in de berm. Flitsers en alarmlichten aan, chiplezer en bakje voor het dode dier mee en zoeken maar. Ik loop van de tweede naar de eerste afslag. Op het hoek van de eerste afslag (vanaf de stad) ligt een boerderij. Op het erf is een man bezig. Die kijkt me aan met een blik van “waar is die snuiter mee bezig”. Ik zeg dat ik een dode kat zoek. “Nou”, zegt mijnheer, “dan ben je een week te laat, want vorige week hebben we hier een kat van de weg gehaald. Die hebben we in de tuin begraven”. Ik zeg dat mijn melding van vanochtend dateert. Het zal dan wel een andere kat zijn. Het is een drukke weg en er zitten veel katten in de buurt. Mijnheer wenst me succes en ik vervolg mijn zoektocht aan de andere kant van de weg. Als ik bij de tweede afslag aanbeland ben wordt ik aangeschoten door een man. “Zoekt u een dode kat”? Inderdaad, die zocht ik. “Een stuk verderop, daar heb ik net een kat zien liggen. Ik loop wel met u mee”. Tweehonderd meter verderop, aan de andere kant van de weg, ligt inderdaad een kat, half verscholen in het hoge gras. Het is een fors dier, maar verder heel gewoon. Een Europese korthaar, grijs met zwart gestreept. Ik probeer de chip uit te lezen: geen chip. Ik leg het dier in het bakje, past niet. Dan maar half eruit hangend. Zo lopen we weer richting bus. Al lopend verteld mijnheer dat hij nog een dode kat gespot heeft, een einde verderop. “Ik kan het wel uitduiden, maar dat onthoud je toch nooit. Ik rijd wel voor je uit”. Ik leg de bak met de dode kat in de bus, stap in en keer. Dan wacht ik op mijnheer. Die had zijn autootje in een zijstraat in de berm gezet. Als hij komt aanrijden volg ik. Een flink stuk, tot aan de oude zeedijk en daar rechtsaf. Nog een stuk verder tot bijna bij het volgende dorp. Daar gaat mijnheer langzamer rijden. Nog een honderd meter verder zie ik een dode kat in de berm. Precies op de plek waar ik een goede week eerder tevergeefs gezocht heb in 11.4: Dooie katten blues. Ik stop, mijnheer rijd nog even door en keert dan. Ik stap uit en ga af op de dode kat. Mijnheer komt weer langsrijden en zwaait nog even in het voorbijgaan. Ook deze heeft geen chip en net als de vorige ligt hij er al even. Lijkstijfheid is al ingetreden. Ook deze deponeer ik in een bakje. Terug in de bus meld ik één en ander aan de centrale en ga richting asiel om de dode dieren in de vriezer te deponeren. Ik ben net onderweg als de telefoon gaat. Centrale. In de stad tegenover een winkel zit een duif. Of ik die kan vangen. Daar ben ik niets te beroerd voor, ik kan allicht een poging wagen, maar, waar zit die winkel? Ik ben zo goed als onbekend in de stad, zeker als het om het winkelbestand gaat. Zelfs in mijn eigen dorp met de anderhalve winkel die we hebben is dat voor mij al een probleem. Centrale zoekt het adres op en seint dat door. In de binnenstad aan de voornaamste winkelstraat. Ik ga die kant op. Net voor de brug over wil, ik sta al voor de stoplichten, gaat de telefoon. De duif is weggevlogen. Mooi zo. Dat zijn de beste meldingen. Beest is gezond. In plaats van dat ik de brug overga sla ik linksaf via de dijk naar de grote stad. | |
24-10-23 19:07:42 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.677 OTindex: 28.577 |
15.2: Verloren Chihuahua Vroeg in de middag komt de volgende melding. Iemand heeft een oud, bang hondje gevonden en vraagt zich af waar het thuishoort. Mij wordt gevraagd langs te komen om de chip uit te lezen en eventueel te assisteren met de repatriatie van het beest. Het adres is aan de oude stadsgracht in de stad. Aan het begin van de gracht is er een parkeerplaatsje met nog wat plaatsjes vrij. Ik schuif de bus ertussen. Vanaf hier is het nog maar een metertje of twintig naar het adres. Dat adres is zowat op de hoek van de gracht en de rivierdijk. Ik bel aan en vrijwel onmiddellijk wordt er opengedaan door een man. “U komt voor de hond”? Ja, daar kwam ik voor. “Loopt u maar mee”. Ik loop mee door de gemeenschappelijke hal naar het appartement. Deur staat open en binnen staat mevrouw met een chihuahua op de arm. Ik had de chiplezer al meegenomen en was zelfs een notitieblokje en pen niet vergeten. Ik leg de chiplezer in de nek en met een beetje heen en weer bewegen krijg ik de “ping” van “chip gevonden”. Dan is het altijd haastje-repje om te zorgen dat je het nummer (goed) noteert voordat de lezer zichzelf uitschakelt. Het zijn wel 15 cijfers en je bent maar zo in de war. Maar het lukt in één keer. Een goede voorbereiding is het halve werk. Nummer ingetoetst op de website van Chipnummer.nl. De eerste de beste database was al raak. Naam van het hondje, naam, adres, telefoonnummer en e-mail van de eigenaar kwamen tevoorschijn. Zo zou het elke keer moeten zijn. Ik overleg met de melders. Resultaat: zij brengen het diertje naar de eigenaar. Het adres is om de hoek aan de rivierdijk. Kan nooit ver zijn. Ook weer opgelost. Ik ga weer op huis aan. | |
25-10-23 10:38:00 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.677 OTindex: 28.577 |
15.3: Ongevleugelde zwaluw Ietsje later komt er weer een melding door. Dit keer van een motorrijder die op een smal weggetje in het buitengebied een niet-vliegende zwaluw had aangetroffen. Dat hoort niet. Zwaluwen horen te vliegen. Ik krijg de naam van het dijkje op. Dat is een dijkje tussen de grote stad en de stad. De naam verwijst naar een dorpje halverwege. Ik vraag de centrale of het voor mij beter is via de grote stad of via de stad te rijden. Er tussenin is er geen brug. Antwoord van de centrale: via de grote stad is vlotter. Ik toets de naam van het dijkje in, vergezeld van de naam van de grote stad, en ga onderweg. Als ik bij de grote stad ben, langs het industrieterrein wordt ik een beetje vreemd geleid. Toch maar volgen, soms heeft domdommetje een alternatieve route die mij onbekend is. Ik kom op een smal dijkje, dat iets verder overgaat in de naam die ik moet hebben. Aan beide zijden van de rivier heeft de dijk dezelfde naam, waarschijnlijk het gevolg van een veerdienst die hier (veel) vroeger was. Ik rijd de complete dijk af maar geen enkele motorrijder staat stil. Wel kom ik een enorme hoop fietsers en een trekker tegen, waarvoor ik achteruit een inrit moet insteken. Dijkje is te smal om te passeren. Dan zal ik toch de andere kant van de rivier moeten hebben. Ik steek de rivier over via de oude verkeersbrug. Midden op de brug gaat de telefoon. De motorrijder, die op me stond te wachten, werd ongeduldig. Begrijpelijk. Op dat gekke dijkje had ik aardig wat tijd verloren. Maar ik wist nu, dankzij de centrale, waar ik precies wezen moest: op een T-kruising met een ander wegje. Vanaf de brug was dat nog geen vijf minuten. Als ik kom aanrijden zie ik in eerste instantie nog niets. Pas als ik de dijk af het zijwegje inrijd zie ik een motor aan de kant van de weg. Ernaast een jonge man. Ik zet de bus in de berm achter de motor en stap uit. Verontschuldig me dat het zo lang geduurd heeft en pak een transportbox. De zwaluw is opgeborgen in een tas. De jonge man haalt het beestje eruit en laat het zien. Dikke bult onder het oog en één van de vleugels is ook niet helemaal jofel. Ik doe de vogel in het bakje en praat nog even met de jonge man. Hij moet nog goed honderd kilometer naar het noorden naar een grote provinciestad. We nemen afscheid en ik ga terug de bus in. Daar bel ik de opvang. Eerste reactie: “dan is ‘ie laat, dat beest”. Het is eind zomer, nog net geen herfst. Maar ik mocht langskomen. Op de opvang zelf, de beheerder is aanwezig. Als ik er ben stap ik uit met m’n zwaluwtje. De deur staat open en als ik binnenkom neemt de beheerde de box van me over. “Laten we maar eens kijken”. Beheerder onderzoekt het beestje. “Die heeft een aardige tik op z’n snavel gehad”. Vandaar die bult onder het oog. Dan de vleugel. Beheerder bekijkt beide vleugels. “Rechtervleugel gebroken. Die vliegt nooit meer”. Beheerder laat zien dat de vleugel veel beweeglijker is dan gezond kan zijn. Jammer maar helaas, die gaat voor euthanasie. | |
27-10-23 10:55:44 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.677 OTindex: 28.577 |
15.4: Kat van de buren Na de voorgaande melding, die van de ongevleugelde zwaluw, heb ik nog net de tijd om naar huis te rijden, de fiets in te laden en naar de aflosser te gaan. Net als ik thuis ben gaat de telefoon. Alweer een melding. Het gaat om een verwaarloosde kat die in een volkswijk is opgepikt. Het beest is een paar weken terug ook al gespot maar is toen niet gevangen. Nu wel. Het is al erg dicht tegen de overdracht, dus ik bel mijn collega en stel voor dat ik eerst naar hem toe kom, dan samen de melding doen en dat hij mij na afloop naar huis brengt. Dat doen we wel vaker zo. Zo gezegd zo gedaan. Ik haal collega op en rijd verder richting melding. Daar aangekomen zegt collega: “Paar weken terug was ik hier ook al voor een verwaarloosde kat. Die kregen we toen niet te pakken”. Het adres is in een arbeiderswijk. Mensen zitten gemoedelijk in het avondzonnetje op de stoep een biertje te doen. Er is geen enkele plek om de bus neer te zetten. Dan maar midden op straat. Op een enkel fietser na komt er toch geen hond langs. Die fietser kan er nog wel voorbij. We stappen uit. De kat zit in een transportkooi ietsje verderop. Met de melder gaan we erheen. Als ik, dit keer met goede handschoenen, het dier uit de kooi wil halen om de chip te controleren, verzet het dier zich met hand en tand. Dat werkt niet. Collega probeert om van buitenaf de chip te lezen, maar de afstand is denkelijk te groot. Dan komt hij op het lumineuze idee om het beest over te brengen naar de overzetkooi die we in de bus hebben. Die is een stuk kleiner waardoor de chip misschien wel gelezen kan worden. Zo gezegd zo gedaan. Inderdaad is in de overzetkooi de afstand klein genoeg. Maar nog steeds geen contact. Beest heeft waarschijnlijk geen chip. Nog steeds is dat meer regel dan uitzondering. We praten wat met de mensen. Volgens hen hoort het dier wel in de buurt thuis maar wordt het slecht verzorgt. Beest zou schurft hebben en meer van dat soort dingen. Het dier heeft inderdaad een kale plek, maar of dat schurft is? Ik twijfel. Ook is ‘ie aan de magere kant. Goed beschouwd zijn de mensen alleen maar bezorgt voor het welzijn van het dier. Of dat terecht is kunnen wij slecht beoordelen. We overleggen. Voor aankomst hadden we instructie van de centrale gehad dat in geval van twijfel contact moesten opnemen met het asiel. Als het echt een geval van verwaarlozing is kunnen we het echt wel brengen, maar liever eigenlijk niet. Daaraan liggen een aantal consideraties aan ten grondslag, voornamelijk van praktische aard. Het asiel is mudvol. Als het dier echt wat mankeert, als het schurft is of zo, moet ‘ie in isolatie en eventueel behandeld worden door een dierenarts. Indien nodig kan dat allemaal, maar zo niet dan liever niet. Collega en ik overleggen. Gezien de kale plek en het schonkige voorkomen beslissen we dat we het maar beter naar het asiel kunnen brengen. We nemen afscheid en vertrekken. We krijgen nog het verzoek van de melder om niet het adres van de melding door te geven. Dat soort dingen wordt maar zo doorgepraaid en dan hebben ze de eventuele eigenaar van het beest in de nek zitten. Eigenlijk vreemd, want het adres is hoe dan ook al bekend bij de centrale, anders hadden we het nooit kunnen vinden. Maar dat lossen we op door op het formulier te vermelden dat het adres niet gepubliceerd mag worden. Onderweg naar het asiel bellen we de centrale om door te geven hoe de stand van zaken is. Met terugwerkende kracht krijgen we toestemming om het beest te mogen brengen. Iedereen is al naar huis dus plaatsen we het in de nachtopvang. Morgen zal de kattenspecialist van het asiel er naar kijken. | |
28-10-23 11:56:19 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.677 OTindex: 28.577 |
16: Rijst met krenten Gerecht en alternatieve benaming voor een Dalmatiër. 16.1: Meeuw aan de weg In de loop van de ochtend, ik heb net de eerste bak koffie door de hals, komt de eerste melding van de dag. Het gaat om een meeuw die langs een uitvalsweg van de stad gevonden is. “Tussen de school en de stoplichten”. Dat klinkt ietwat cryptisch, maar als je de situatie kent is ze best duidelijk. Een paar maanden terug heb ik hier in de omgeving een gans uit het water weten te halen (2.3: Vissende gans). Ik ga onderweg, en, zoals gebruikelijk, binnendoor. De minste kilometers spaart brandstof. Alleen was er dit keer een wielerwedstrijd aan de gang waarvan het parcours precies op mijn weg was. Vijf kilometer omrijden. Dan staat er aan mijn kant van de rivier een dikke file voor de stoplichten. De brug is omhoog. Dik tien minutenvertraging. Ik had beter via de grote verkeersbrug kunnen rijden. Maar als ik voor de laatste keer voor het rode licht sta te wachten gaat de telefoon. Centrale. De centrale weet te melden dat de meeuw in kwestie door een voorbijganger is opgepakt en mee naar huis genomen. Ik krijg het adres van deze mijnheer. Terwijl ik sta te wachten voer ik het in in het domdommetje. Ik kan gewoon doorrijden, het is in dezelfde richting. Als ik bij het adres aankom kan ik de kar neerzetten op een klein parkeerterreintje. Het is krap, maar het lukt zonder krassen. Als ik uitstap en de transportbox pak staat de melder al voor het huis te wachten. Hij had me al zien aankomen. Mijnheer heeft de meeuw zo lang ondergebracht in het schuurtje. Daar zit het beest op de vloer. Als ik hem benader en oppak, probeer dat eens met een gezonde meeuw, hapt ‘ie me venijnig in de muis van de hand. Ik heb echt moeite om de snavel weer los te krijgen. Ik bekijk het dier van alle kanten. Vleugels zien er goed uit, aan de poten niets te zien. Ook geen verwondingen of missende veren of zo. Geen idee wat het beest mankeert. Meest logische is dat hij een tik van een auto gehad heeft en daarvan nog niet helemaal bekomen. Ik zie niets wat zou kunnen duiden op vogelgriep. Dat uit zich bij vogels als een neurologische aandoening. Typisch is het verdraaien van de hals. Ik praat nog even met mijnheer. Hij verteld dat hij de vogel heeft meegenomen omdat langs die weg veel honden worden uitgelaten. Één hap van een hond zou einde verhaal zijn. Dan neem ik afscheid en ga terug naar de bus. Daar bel ik met de opvang. Die is beducht voor vogelgriep maar gezien de plaats en het gedrag vindt ook de vogelopvang dat het risico miniem is. “Zet hem maar in hok negen, de eerste links”. | |
29-10-23 09:48:00 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.677 OTindex: 28.577 |
16.2: Verloren hond Ik ben nog maar net thuis van mijn vorige avontuur of de volgende melding komt binnen. Dit keer gaat het over een hond. Aangetroffen bij een dorpje waar een grote provinciale weg dwars doorheen loopt, tussen de stad en de grote stad. Mensen hadden het dier te pakken gekregen en mee naar huis genomen. Onderweg naar huis de dierenambulance gebeld. Toen ik opbelde om te vertellen dat ik er aan kwam en wanneer waren ze nog steeds onderweg. Om de wielerkoers te vermijden pak ik dit keer maar de grote weg. Het adres waar ik moet wezen is aan de rand van een industrieterrein. Als ik kom aanrijden zwaait een vrouw naar me dat ik stoppen moet. Ik stop. Mevrouw is de vrouwelijke helft van de melder. Zij was net hun eigen hond aan het uitlaten toen ik voorbijkwam. Mevrouw vertelt me dat ik gewoon achterom kan. Ik zet de bus neer op een vrij plekje voor het huis van de melder. Ik stap uit en neem de chiplezer mee. Als ik de oprit oploop gaat de deur al open. De zoon heeft me gezien en laat me binnen. Hij verwijst me naar de achtertuin waar zijn vader zich bezig houdt met de hond. In de achtertuin komt het beest me al tegemoet. Hij is nieuwsgierig en vriendelijk. Zwart met wit gevlekt, een beetje zoals een dalmatiër, maar waar een dalmatiër gladharig heeft deze meer een vacht. Zal wel een vuilnisbakkenras zijn. Mijnheer vertelt dat ze het dier op de provinciale weg bijna onder de auto hadden. Gestopt, aangehaald en meegenomen. Direct de dierenambulance gebeld. Vandaar dat ze nog onderweg waren toen ik belde. Als ik de chip controleer is er contact. In de database is een telefoonnummer vermeld. Ik bel op. Inderdaad was het dier weggelopen. “Helemaal in de stad”? Ik vertel dat het dier langs de grote weg gevonden is en door voorbijgangers meegenomen. De eigenaar komt hem ophalen, direct. Mooi, er zijn verder geen meldingen dus ik wacht rustig in de achtertuin tot ze komen. Ondertussen met de melder gebabbeld over van alles en nog wat. Na een tijdje arriveert de eigenaar. Vier man sterk; moeder en drie al wat grotere kinderen. Het blijkt dat het dier een import is uit Oost Europa. Goed met mensen, maar niet gedisciplineerd. Loopt makkelijk weg. Ontsnapt dit keer uit de tuin, en dat was net de eerste keer, al was het wel de eerste keer dat hij het tot aan de weg bracht. Maar de mensen zijn blij dat het dier weer terecht is. Volgens protocol vraag ik dertig Euro voor de bemoeienis. Dat is geen probleem. Bedrag wordt zonder meer gepind. | |
30-10-23 09:49:17 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.677 OTindex: 28.577 |
16.3: Fifi Wat later komt de volgende melding door. Alweer een verloren hond. Toen de centrale naar het ras van het beest informeerde werd gezegd dat het een “Fifi-hond” betrof. Dat mag dan wel niet in het kynologisch register als zodanig vermeld zijn, het vermoeden bestaat dat het in dit geval om een Maltezer Leeuwtje, een Chihuahua of een ander vergelijkbaar onderkruipsel betreft. Maar ik zal wel zien waar het op uitdraait. Vol goede moed ga ik onderweg. Nog voor het eerstvolgende stadje gaat de telefoon. Centrale. De eigenaar van Fifi is bekend en komt hem bij de melder ophalen. Inzet is niet meer nodig. Bij de eerstvolgende rotonde zwaai ik de bus in de rondte en ga weer op huis aan. | |
30-10-23 10:25:07 | allone Oudgediende WMRindex: 52.007 OTindex: 93.473 |
Veel weggelopen honden. Die laten zichzelf blijkbaar uit. Uit, goed voor u | |
31-10-23 11:30:38 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.677 OTindex: 28.577 |
@allone: Rudi Carrell heeft daar een liedje over gemaakt. | |
31-10-23 11:32:19 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.677 OTindex: 28.577 |
17: Gevallen vleermuis “Gevallen vrouw”: Uitdrukking voor dame van lichte zeden 17.1: Vleermuis op de bouw Ik sta nog onder het gemalen water als de eerste melding van de dag binnenkomt. Op het industrieterrein in de stad is een vleermuis gevonden. Mensen waren bezig met stellingen waar plotseling een vleermuis vandaan donderde. Beestje werd in een doos gedaan en de dierenambulance werd gebeld. Het adres is aan een doorgaande weg met bedrijven erlangs. Ik heb er al verschillende malen aangereden dieren weg moeten halen. Op een van die bedrijven waren ze met stelling in de weer toen er plotseling een vleermuis tussen die stelling vandaan viel. Althans, zo begrijp ik het verhaal. Als ik aankom en de bus op een parkeerplekje neerzet bel ik de melder. Die had daarom gevraagd. Melder zegt: “Ik zie je staan,ik kom naar je toe. Rechts van je is een gebouwtje, daar moet je zijn”. Vervolgens kijk ik langs het gebouwtje naar een ander gebouwtje, start de bus en rijd daarnaartoe. Melder: “je bent al te ver”. Ik zet de bus weer neer en stap uit. En dan zie ik het gebouwtje wat melder bedoelde, een soort nissenhut. Melder had schijnbaar et beestje daarin ondergebracht in afwachting van mijn aankomst. Melder komt aanrijden in een fabriekskarretje, stapt uit en duikt de nissenhut in. Komt na een paar tellen weer naar buiten met een doos in de handen. Daarin zit de vleermuis. Doos opengemaakt en beest bekeken. Ik zie er weinig mis mee. Hij wil zich vastklemmen, vleugels zijn zo te zie goed. Hij doet zijn bekje open en ook daar zie ik geen ongerechtigheid. Melder verteld hoe hij het beest aangetroffen had en dat het aanvankelijk zat te rillen alsof het het koud had. Ik neem het beestje over en vertel de melder dat ik het voor alle zekerheid toch maar naar de opvang breng. Dan neem ik afscheid. Bij de opvang bekijken ze het diertje. Ook daar halen ze de schouders op. Niets aan te zien. Met een tang haalt de medewerker het beestje uit de box en zet het in een couveuse. “We houden het in de gaten en als alles goed is wordt hij weer vrijgelaten”. De tang was vanwege een eventuele besmetting met rabiës. Geen enkel symptoom te zien, maar het zekere voor het onzekere. | |
01-11-23 18:42:35 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.677 OTindex: 28.577 |
17.2: Wilde, wilde kat Ik ben koud thuis van de vleermuis of de telefoon gaat. Weer een melding. Dit keer gaat het om een kat. Het beest is in het buitengebied aan mijn kant van de rivier aan het sneupen geweest. Nu is hij gevangen en in een huis in een kamertje opgesloten. Punt is dat het huis leeggehaald moet worden na een overlijden. Een familielid heeft zich daarover ontfermd en is al doende die kat tegengekomen en heeft hem opgesloten. De vraag is wat ze nu met het beest aanmoeten. Centrale zegt: “Ga maar eens kijken en handel naar bevinden”. Als ik aan kom rijden is het in eerste instantie even zoeken naar de juiste inrit. Maar dan zwaait een vrouw die net wat in een kliko gooit. Dat zal de melder zijn. Als ik de bijbehorende inrit insla wijst mevrouw dat ik een stukje moet doorrijden. Achterin is een soort plaatsje waar nog twee auto’s staan. Ik zet de bus daar neer. Plek zat. Als ik uitstap komt mevrouw op me toe. Ze vertelt het verhaal. Een maand terug is de eigenaar van het huis overleden en nu is zij als nicht het huis aan het leeghalen. Zo tussen de bedrijven door. Tijdens dat leeghalen zag ze steeds een dikke kater in de rondte zwerven. Niet te pakken te krijgen, dat beest, maar hij liep wel te schooien. Als stadse dame, volgens eigen zeggen, vond ze het zielig en is het beest gaan voeren. Uiteindelijk wist ze het dier naar binnen te lokken en kon ze hem opsluiten in een soort bijkeuken. Daar zat ‘ie nu. Of ik, als dierenambulance, een goed plekje voor hem kon verzorgen. Dat wordt lastig. Ten eerste een gezonde kat wordt normaal gesproken niet opgenomen in het asiel. Ten tweede, een wilde boerderijkat, en gezien het verhaal van mevrouw was het dat waarschijnlijk, is niet te plaatsen, tenzij als boerderijkat. En ten derde, als het dier daar op zijn plaats is en geen overlast geeft, waarom zou je er in de lieve vrede willen verplaatsen? Maar ik zal eerst kijken of ik het beest in de vingers kan krijgen. Als dat lukt kan ik bij het asiel vragen of het beest het TNR traject in kan. Hij wordt dan gesteriliseerd en vervolgens weer vrijgelaten. Dan komen er in ieder geval geen jonge katjes bij. Ik stap de bijkeuken in, gewapend met een net, chiplezer en stevige handschoenen. In eerste instantie geen kat te bekennen, maar dan zie ik hem. Klem achter de koelkast. Ik probeer hem met het net vanachter vandaan te krijgen. Dat lukt. Vervolgens laat het beest me alle hoeken van de bijkeuken zien en is me telkens te snel af. Mevrouw had gezegd dat het een wilde was en daar was niets aan overdreven. Uiteindelijk weet ik hem toch in het net te krijgen. Ik draai het net met de hevig blazende en klauwende kat er in een paar keer rond om te zorgen dat hij gevangen blijft. Het heeft wel wat gesneuvelde bloempotjes gekost. Ik stap op deze manier naar buiten, waar mevrouw met belangstelling de voorstelling heeft gadegeslagen. Ik verontschuldig me voor de bloempotjes. “Geeft niets”zegt mevrouw. Ik leg het net neer om een eventuele chip te kunnen lezen. Daarmee draait het net gedeeltelijk los en vliegt de kat als een vliegende vetspeer er van tussen. Die krijg ik niet meer te pakken, zoveel is duidelijk. Ik praat met mevrouw, en in dat gesprek kreeg ik inderdaad een sterke indruk dat het een gewone verwilderde kat is die gewend is zijn eigen kostje bij elkaar te scharrelen. Bijvoeren kan natuurlijk, maar daardoor zal hij steeds meer op die plek verschijnen. Gewoon zijn gang laten gaan is het beste. Wel vertel ik mevrouw dat als het beest overlast veroorzaakt zij een vangkooi kan aanvragen. Als hij gevangen wordt, wordt ‘ie gecastreerd en vervolgens bij voorkeur in hetzelfde gebied weer uitgezet. Dat is de standaard procedure in die gevallen. Mevrouw wilde er nog even over nadenken. Daarmee neem ik afscheid en ga op huis aan. Op de weg terug valt mijn blik op het dashboardkastje. Ik mis iets. Heb ik met mijn stomme kop de chiplezer in die bijkeuken laten liggen. Ik draai om en ga weer terug. Dan wordt er gebeld. De melder. “U heeft een zwart doosje laten liggen”. “Ja, dat had ik net gemerkt. Ik ben al weer onderweg”. Even later kan ik wederom, nu mét chiplezer, weer op huis aan. | |
02-11-23 10:28:30 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.677 OTindex: 28.577 |
17.3: Onbeweeglijke zwaan Een nieuwe dag met nieuwe kansen. Rond koffietijd gaat de telefoon. Op een vakantiepark nabij de brug naar de grote polder is een jonge zwaan gevonden. Op zich gen nieuws natuurlijk, maar dit beest verwikt of verweegt niet. Hij blijft zitten waar ‘ie zit en gaat geen kant op. Dat is onnatuurlijk gedrag. Ik mag erheen om de situatie te beoordelen. Omdat er nogal wat wegwerkzaamheden zijn, er wordt onder meer een nieuwe brug aangelegd, is Domdommetje wat minder betrouwbaar. In ieder geval word ik via de secundaire wegen geleid en kom uiteindelijk toch goed uit. De melder had gevraagd bij aankomst op te bellen, dan kon hij de slagboom voor me openen. De zwaan bivakkeert op een vakantiepark dat via een slagboom te benaderen is. Als ik aan kom rijden is in geen velden of wegen een slagboom te zien. Ik zet de bus neer op de parkeerplaats bij de receptie en bel de melder om te vertellen dat ik gearriveerd ben. Die vraagt of ik de slagboom gezien heb. “Nee, in geen velden of wegen”, zeg ik, “Ik sta bij de receptie”. “Dan kom ik naar je toe”. Even later komt er een bestelbusje aangereden. Raampje gaat naar beneden “Rijd maar achter me aan”. Ik rijd achter het busje aan een laantje in. Na krap honderd meter komen we bij de beroemde slagboom. Die was vanaf de parkeerplaats absoluut niet te zien. Ik rijd achter de bestelbus aan en zie in een ooghoek dat de slagboom boven me naar beneden komt. Of ik zit er te kort achter of de boom is te traag. Gelukkig zit er een beveiliging op en gaat hij direct weer omhoog, anders had het misschien mijn zwaailichten gekost. Een stuk verder draait het busje en parkeerplaats op. Als ik er achteraan rijd zie ik achter één van de geparkeerde auto’s een jonge zaan zitten. Vlak ernaast ligt een grote parasol. Melder had die daar neer gelegd als beveiliging zodat mensen niet onbedoeld tegen die zwaan aan zouden rijden. Een vrouw en een jongetje staan erbij te wachten. Ik zet de bus neer, stap uit en neem een grote box en een net mee voor als het beest de kuierlatten zou nemen. Als ik het net over de zwaan gooi doet ‘ie niets. Net is niet nodig. Ik haal het net weer weg, pak de zwaan bij de hals en til hem op. Samen met de vrouw frommel ik het dier in de box. Als je een zwaan bij de hals pakt doet ‘ie verder niets meer. Deze probeerde het nog met een beetje blazen maar dat was ook alles. Ik zet de box in de bus en bel naar de opvang. Die vertelt me eerst dat een zwaan een aanloop nodig heeft om op de vleugels te gaan. Een normale zwaan waggelt van je af als je hem benadert. Deze deed dat niet dus hij heeft toch wat onder de leden. Dat praaide ik door aan de opvang. Nog even overleg en dan kan ik toch met de zwaan langskomen. Ik vertel dat aan de aanwezigen. De melder rijdt weer voor me uit op de slagboom open te doen en na de slagboom moet ik weer even zoeken hoe of ik weer op de normale route terecht kan komen. Bij de opvang aangekomen is de beheerder aanwezig. Terwijl ik met het papierwerk bezig ben komt hij op de bus toe. Ik laad de zwaan uit en hij bekijkt het beest. Zo te zien niets mis mee. Hij mag gelijk bij de andere vogels om op verhaal te komen. Het zal wel stress geweest zijn. | |
05-11-23 11:52:09 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.677 OTindex: 28.577 |
18: Tien kleine katertjes Boek: Tien kleine negertjes (Agatha Christy) 18.1: Tien kittens aan de dijk ‘s Avonds laat, zo tegen elven, gaat de telefoon. Iemand had ergens maar liefst tien jonge katjes zien rennen, ergens tussen de stad en een klein stadje nabij de grote stad. Daar loopt een drukke provinciale weg, die later overgaat in een snelweg. Het is een rak van ongeveer twintig kilometer, dus is het de vraag waar precies. Volgens de centrale bleef de melder wachten en zou seinen met een zaklantaarn. Verder kreeg ik een een pin in Google Maps toegestuurd. Met zo’n pin kom je verder. Vol goede moed ga ik op weg. De plek van de pin is niet aan die bewuste weg, maar op één van de opritten vanaf de stad. Dat is mooi, want daar is zat ruimte om de bus neer te zetten. Wel zo veilig. Als ik aan kom rijden zet ik de bus neer in de berm naast een ventweg annex fietspad. Daar sta ik niemand in de weg. Ik kijk om me heen. Geen zaklamp te zien. Ik bel de melder dat ik op de bestemde plaats aangekomen ben. Dat blijkt niet zo te zijn. Na een beetje heen en weer gepraat blijkt dat ik bij een brug moet zijn over een nieuw gegraven vaarweg tussen de rivier en de randmeren. Welke brug, er zijn er een stuk of wat. Tijdens het gesprek wordt het me duidelijk. Ik moet iets verder de dijk op en dan bij de eerstvolgende brug. Daar zouden ze staan. Het is maar een paar honderd meter, maar door de hoogteverschillen en wat bomen zijn we uit elkaars zicht. Als ik aan kom rijden staan er inderdaad twee jonge mannen met een lampje te zwaaien. Ik zet de bus neer op een verhard stukje tussen het fietspad en een doodlopende weg, net voorbij de brug. Als ik uitstap komen de beide jonge mannen al aangelopen. Ik haal twee netten uit de bus, met een beetje goede wil kunnen we het net eroverheen gooien en hebben we ze te pakken. We lopen terug naar de plek waar de beestjes zitten. Er zitten er vier. Normaal voor een nest jonge katten. Tien is wel erg veel. Toen beide mannen met de auto kwamen aanrijden staken ze over en konden ze niet goed tellen. Het leken er wel tien, maar waarschijnlijk een stuk of zes, zeggen ze. Ik geef het grootste net aan één van de mannen en ga zelf met het andere net de dijk af. Zo zitten de beestjes tussen ons in. Als ze voor mij op de loop gaan kunnen ze met het grote net gepakt worden. Mooi plan, alleen het werkt niet. De beestjes zijn wantrouwig en vliegen alle kanten op. Ééntje met een ruime boog om mij heen de dijk af het riet in, een tweede steekt de weg over en gaat aan de ander kant van de dijk naar beneden. De overgebleven twee heb ik op een haar na te pakken maar ze zijn me net te vlug af. Dit werkt niet. Ze moeten gelokt worden en eventueel met een val verschalkt. Ik heb geen val bij me, die worden op het asiel bewaard. Ik zeg tegen de beide mannen dat ik morgen terug zal komen en zal kijken of ik een vangkooi van het asiel kan krijgen. Dan probeer ik het met de kooi. Ze gaan akkoord. We nemen afscheid, ze helpen me nog even dragen met alle spullen die ik uit voorzorg had meegenomen. Ik sein de centrale in wat ik heb meegemaakt en wat ik van plan ben. Dan ga ik terug naar huis. Half één sta ik voor de deur en om één uur lig ik in ‘t nest. | |
06-11-23 11:09:03 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.677 OTindex: 28.577 |
18.2: Hulphond geholpen Om tien over zeven gaat de telefoon. Net zes uur geslapen na mijn escapades afgelopen nacht met de katjes. In de binnenstad hebben een paar mannen een loslopende hond gespot, gevangen en ondergebracht bij een cafeetje waar ze hun eerste bak koffie van de dag nuttigden. Ik kreeg bij monden van de centrale de opdracht om te kijken naar de chip en indien mogelijk de eigenaar te traceren. Het adres was in de binnenstad. Allemaal voetgangerzone’s. Ik zet de bus dan ook neer bij een nabijgelegen parkeerplaats aan de rivier en struin de stad in. Ik ben onbekend maar navigerend op Google Maps loop ik zowaar de goede kant op. Aangekomen op het plein van bestemming zie ik aan de overkant de broodjeszaak annex cafetaria waar ik moet zijn. Als ik aan kom lopen ziet de eigenaar me en doet alvast de deur open. De hand in kwestie is een jonge Labrador Retriever. Het dier heeft een halsband met een penning met daarop een telefoonnummer van een hulphondenstichting in het westen van het land, het KNGV. Blijkbaar is het dier een hulphond. Dan is het natuurlijk nóg belangrijker om de eigenaar te traceren. Ik lees de chip uit. Het nummer is geregistreerd op de stichting. Ik bel het nummer en kom in een menu terecht. Bij “overige vragen” krijg ik te horen dat in het weekend geen berichten kunnen worden opgenomen. Dat helpt. Ik bel de centrale om wat te doen. Die weet het (uiteraard) ook niet. Maar in overleg met de centrale bel ik de leidster van het asiel. Het is dan wel haar vrije dag, zaterdag, maar dit achten we toch belangrijk genoeg. Die zegt na een beetje heen en weer gepraat dat ik het dier maar naar het asiel moet brengen. Daar wilde ik toch al heen om een vangkooi op te halen voor die kittens van afgelopen nacht (18.1: Tien kittens aan de dijk). Ik praat nog even met de eigenaar van de broodjeszaak en neem dan het dier mee naar de bus. Beest is gehoorzaam en volgt goed. Het is een heel lief en speels dier. Eigenlijk niet iets wat je van een hulphond zou verwachten. Ik stuur het dier in de vaste kooi en ze gaat zonder complementen liggen. Dan vertrek ik naar de grote stad, naar het asiel. Op de snelweg zie ik dat er een appje binnenkomt. Met een beetje moeite kan ik lezen dat centrale contact heeft met de stichting en dat ze teruggebeld zou worden. Daar heb ik op dat moment niets aan, dus rijd ik door. Nog even verder gaat de telefoon. Centrale heeft contact gehad met de stichting en heeft het adres van het gastgezin van de hond gekregen. Ik ben al te ver richting grote stad en bovendien kan ik op de snelweg niet keren. Ik ga dan ook gewoon verder om de vangkooi te halen. Op het asiel pak ik een vangkooi en lees de berichtjes. Dan bel ik de mensen waar de hond thuishoort, centrale had ook het telefoonnummer meegestuurd, om te vertellen wanneer ik er zou zijn. Het adres is in een heel andere wijk als waar de hond gevonden is. Als ik daar aankom staan de mensen al op me te wachten. Ik had tevoren doorgegeven wanneer ik ter plekke zou zijn. Zij zijn gastgezin voor de hond en waren haar (het is een teef) aan het uitlaten in een nabijgelegen parkje. Omdat het dier altijd gezeggelijk was en er nooit van tussen ging was ze niet aangelijnd. Plotseling was ze zoek. Hoe of ze dat hele eind naar het centrum heeft kunnen afleggen is een raadsel. In ieder geval waren ze dolblij dat het beest weer terecht was. Dertig Euries voor de baas gepind. Dan kan die de diesel weer betalen. | |
07-11-23 11:59:06 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.677 OTindex: 28.577 |
18.3: Tien kittens aan de dijk. (vervolg) Vervolgens ga ik met de vangkooi naar de dijk waar afgelopen nacht vier kittens waren aangetroffen. Ik zet de bus neer op hetzelfde plekje als waar ik de vorige keer (18.1: Tien kitten aan de dijk) neer gezet heb en laad de vangkooi uit, samen met een handdoek, lokvoer en een transport kooi. Tenslotte moet je positief blijven. Één van de kittens zit weer op hetzelfde plekje als afgelopen nacht. Als ik kom aanlopen zet ze het op een lopen de dijk af het riet in. Ik maak de opstelling en zet de kooi op scherp. En nu maar wachten. Gelukkig is het droog en niet al te koud. Geduld is een schone zaak. Er komen veel auto’s langsrijden, hardlopers die bezig zijn met de daagse training en wandelaars in een wat bedaagder tempo te voet en wat fietsers die een rondje maken. Ik zit rustig te wachten op de dingen die komen gaan. Ietsje verderop zie ik wat wits, maar als ik ga kijken blijkt dat een stukje afval. Af en toe lijkt het me dat ik tussen het riet een kattenkop zie, maar dat is alles. Na een uurtje bel ik de leidster van het asiel. Die gaat over de vangkooien. Vraag is of de vangkooi vandaag weer terug moet of dat ik morgen nog een poging kan wagen. Antwoord is dat ik dat zelf het beste kan bepalen. Goed. Ik houd de vangkooi en morgen met de buswissel zal ik hem terugbrengen. Mijn volgende collega woont in dezelfde stad als waar het asiel gevestigd is. Dat scheelt weer kilometers. Na nog een half uur houd ik het voor gezien. Ik heb, behalve een mogelijke kattenkop in het riet en het beestje dat er zat toen ik aan kwam lopen, niets gezien dat op een stel kittens kon duiden. Bovendien begint het te regenen en ben ik uit arren moede maar de bus ingevlucht. Dit geen zoden aan de dijk. Morgen maar weer eens proberen. | |
08-11-23 10:17:38 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.677 OTindex: 28.577 |
18.4: Bij het verzorgingstehuis In de loop van de middag komt er weer een melding. Centrale zit er een beetje mee in de maag. In het stadje aan mijn kant van de rivier was een melding geweest van een moederpoes met kittens. Vervolgens is er een vangkooi uitgezet. De moederpoes zat bij een verzorgingstehuis en de melding kwam van een vrouw die er in de buurt woonde. Mevrouw ging regelmatig kijken of er een kat gevangen was. Door naar ik vermoed een miscrommunicatie tussen de centrale en mevrouw is mevrouw ietwat (ik zeg het beleefd) geïrriteerd geworden ten aanzien van de centrale. Of dat terecht is, geen idee, maar centrale waarschuwt me voor een eventuele onheuse bejegening. In elk geval, na verloop van tijd zijn alleen moederpoes en één van de kittens over, en wordt ik gevraagd moederpoes, die inmiddels ook gevangen is, op te halen. Ik krijg het adres van mevrouw met de instructie dat zij mij zou begeleiden naar het adres waar de kooi staat, het verzorgingstehuis. Ik kom aanrijden, mevrouw komt het huis al uit en zegt dat ik haar moet volgen. Mevrouw leidt met stevige pas en ik sukkel er met de bus achteraan. Dan wijst ze waar ik wezen moet en ik rijd nog een stukje door om een geschikt plekje te vinden. Dat is er niet dus ik zet de bus op de stoep. Mevrouw roept van een afstandje dat ik een stuk achteruit moet anders moet ik zo ver lopen met de kooi. Gehoorzaam rijd ik half op de stoep een stuk achteruit. Samen met mevrouw loop ik richting verzorgingstehuis. In een perkje voor het gebouw staat de vangkooi. Er in zit een kat. Ietsje verderop vlucht een andere kat onder de heg door. Mevrouw zegt dat dit de laatste kitten is die nog gevangen moet worden. In het korte ogenblik dat ik het dier kon zien leek het mij al bijna een volwassen beest, maar goed. Ik overleg met mevrouw. Van enige animositeit is weinig te merken. Ze was alleen geïrriteerd dat haar niet verteld was dat meldingen van gevangen katten liefst voor twee uur ‘s middags gedaan moeten worden. Dit in verband met de sluitingstijd van het asiel en de te verwachten reistijd van de ambulance. In mijn geval een half uur naar de melding en nog een half uur naar het asiel. Blijft over een uur voor jekannieweten. Het asiel sluit om vier uur. In dit geval is het eigenlijk al te laat maar één van de vrijwilligers blijft wachten om de kat in ontvangst te nemen tot ik aan kom. Ik heb in de bus een overzetkooi. Dat is een kleine kooi die samen met de vangkooi gebruikt kan worden om de kat veilig over te zetten. De kooi kan dan op het adres blijven voor de volgende. Precies een situatie zoals hier. Met de kooi en vergezeld van mevrouw loop ik naar de bus. Ondertussen vertel ik haar van die overzetprocedure. In de bus zet ik beide kooien tegenover elkaar, beide deurtjes open en een doek over de overzetkooi. Katten zitten graag in het duister. Dat werkt prima. Kat sluipt vanuit de vangkooi de overzetkooi in. Ik haal de vangkooi weg om deze aan mevrouw te geven en vergeet het deurtje van de overzetkooi. Stom. Kat komt de overzetkooi uit en probeert voorzichtig langs me heen te sluipen. Mevrouw waarschuwt en ik grijp de kat in haar rug. Ik weet de kat om te draaien met de kop richting overzetkooi. En met veel geluk gaat het beest de kooi weer in. Pfoei. Deurtje dicht en klaar. Het heeft me wel weer een haal gekost, maar daar ben ik inmiddels wel aan gewend. Mevrouw biedt een pleister aan, maar dat lijkt me niet nodig. Het is een oppervlakkige scheur en het bloedt haast niet. Trekt wel dicht. Ik neem afscheid van mevrouw en vertrek naar het asiel. Als ik aankom staat de vrijwilliger al te wachten “Dat heb je vlot gedaan”. “Stukje overgeslagen onderweg”. “Ja ja”. De kat wordt overgebracht naar een quarantainehok en ik krijg de overzetkooi weer terug. Klaar. | |