hr
jaargang -23 - laatste artikel 22-11 18:00 - 75418 artikelen -

Home
Forum
Lid worden

Leden
Gebruikersnaam:

Wachtwoord:

Login onthouden

Login via:
Wachtwoord vergeten.

Het Forum

· [MED] Mededelingen
· [SUG] Suggesties
· [M&S] Moppen/Spelletjes
· [CUL] Kunst & Cultuur
· [OFT] Offtopic
· [G&C] Games & Computers
· [WMO] Wat me is overkomen
· [VDS] Vragen des levens
· [POL] Politiek
· [CON] Consumenten forum


Consumenten Forum, met welk bedrijf moet je wel/niet zaken doen


1 2 3 4 .... 11 12 13 [14] 15 16 17 18 19 20

Dierenambulance 2

03-05-24 09:13:24
Emmo
Stamgast


WMRindex: 67.677
OTindex: 28.577
29.3: Uit het raam
Laat in de middag, zo rond een uur of vijf, gaat de telefoon. Melding is een verzwakte eend. Melder kan niet bij het dier blijven, maar draagt dit over aan iemand anders. Goed, daar zijn we voor. Plaats van handeling is het park, vlak bij de sporthal. Adres was niet gegeven, maar ik ben er vaker geweest en weet waar het is. Tenminste, er zijn twee locaties die van toepassing zouden kunnen zijn, maar de tweede locatie is niet echt een park.
Ik bel het gegeven nummer om te vertellen dat ik er aan zit te komen, maar de telefoon wordt niet opgenomen. Dan maar zo.
Als ik bijna ter plaatse ben, vlak voor de grote brug op vijf minuten, gaat de telefoon. We hebben inmiddels de nieuwe telefoon en, zowaar, het ding doet het ook nog. Op de handsfree hoor ik van de centrale dat het de mensen die zouden wachten te lang gaat duren. Ik vertel dat ik ze niet aan de lijn heb gekregen en dat ik vijf minuten uit ben. Maar, natuurlijk, centrale kan er ook niets aan doen als de mensen ongeduldig worden. Ik heb een aanrijtijd van een half uur en dat is best lang als je moet wachten. Ook hoor ik van centrale dat het niet een verzwakte eend betreft, maar een gewonde vogel. Toch wat anders, maar ook dat hoort bij het takenpakket.
Bovendien krijg ik tegelijkertijd een tweede melding door. In een lunchroom aan een met name genoemde straat in de binnenstad is een kauw of een kraai aangetroffen. Of ik assistentie kan verlenen. Dat kan uiteraard, maar in overleg met de centrale eerst maar die eend of andere vogel in het park.
Als ik aankom zet ik de bus neer op de parkeerplaats van de sporthal, tussen de vijver en de sporthal. Ik stap uit, vangnet en transportbox mee. Je weet tenslotte niet wat je aantreft.
Ik loop richting vijver en kijk om me heen. Zoals gebruikelijk zat eenden en andere vogels in de buurt, maar geen die een verzwakte of gewonde indruk maakt. Er is net een hardloopwedstrijd aan de gang. Ik vraag aan de verkeersregelaars of die iets gehoord of gezien hebben. Deze zijn heel hulpvaardig maar, nee, ze hebben niets meegekregen.
Ik loop rond een deel van de vijver, maar nergens iets van een verzwakte eend of gewonde vogel te bekennen. Kan natuurlijk in een ander deel van het park zijn, maar zoeken in de blind gaat tijden duren zonder veel kans op succes. Bovendien heb ik al een volgende melding voor de kiezen.
Ik stap weer in de bus en ga naar m’n volgende klantje: kraai of kauw in een lunchroom. Het adres is diep in de binnenstad, aan de winkelstraat. Niet bereikbaar voor autoverkeer, behalve op specifieke tijden voor bevoorrading. Voor mij dus niet. De paaltjes staan omhoog.
Ik wurm mij dan ook door de krochten van die binnenstad om toch nog redelijk in de nabijheid te geraken. Ik ben er als eens eerder in de buurt geweest voor een duif (2.3: Duif op’t terras). Domdommetje doet weer z’n best.
Als ik hemelsbreed de kortste nadering gevonden heb zet ik de bus op de stoep. Eventueel verkeer kan er nog net langs, al zal het niet veel zijn: het straatje loopt dood. Alarmlichtjes aan, transportbox gepakt en lopend onderweg.
Via een nauw steegje naar de winkelstraat en dan kijken of ik het juiste adres kan vinden. Dat lukt, al zijn de meeste nummerbordjes verdwenen. Het feit dat ik een lunchroom zoek geeft de doorslag.
Als ik binnen stap komt gelijk één van de personeelsleden op me toe. “Fijn dat u zo snel kon komen”. Ik zeg dat ik toch in de buurt was voor een ander geval. Mijnheer gaat me voor naar de zolder, waar de vogel zich zou ophouden.
De zolder ligt volgestapeld met allerhande utensiliën. En inderdaad, op aanwijzing van mijn gids zie ik een kauwtje fladderen. Dat wordt leuk vangen met al dat spul dat in de weg staat. Ik vraag of er een raam open kan. Dat is mogelijk. Even een rolgordijntje opknopen en een zolderraampje kan open.
Mijnheer vraagt of hij nog nodig is, hij is naar eigen zeggen bang van vogels. Ik zeg dat ik het zelf wel kan proberen. Daarop word ik alleen gelaten.
Ik jaag het beest een paar keer heen en weer. Steeds als hij in de buurt van het open raam komt vliegt hij omhoog naar de hanenbalken, waar ik er niet bij kan. Ik pak een handschoen die ergens verloren ligt om het beest naar z’n kop te gooien. Bij de volgende run verlies ik hem even uit het oog, er staat veel te veel rommel in de weg, en plots is ‘ie verdwenen.
Ik loop nog een paar keer de zolder heen en weer, luid in de handen klappend om het dier op te jagen. Maar ik hoor noch zie hem. Denkelijk heeft ‘ie ongezien toch de uitgang gevonden. Ik leg de handschoen weer neer doe het raam dicht en ga de trap af naar beneden.
Daar ontmoet ik weer wat personeelsleden waaronder mijn oorspronkelijke gids. Ik vertel dat ik hem, waarschijnlijk, naar buiten gejaagd heb. Mijnheer vraagt naar de kosten. Die zijn nihil. Voor wilde dieren rekenen we niets, alleen als er een eigenaar in het spel is kan deze voorrijkosten schokken. Maar, zeg ik, donaties worden altijd op prijs gesteld. Die kunnen worden overgemaakt naar de organisatie of kas gedaan worden. Er kan tegenwoordig ook worden gepind, maar dat machientje ligt nog in de bus.
Vervolgens krijg ik wat briefjes van vijf in de handen gedrukt. Die steek ik in de zak en bedank de aanwezigen. Ik word in koor bedankt voor mijn heldhaftige assistentie en daarmee ga ik terug naar de bus. Terug bij huis doe ik de donatie in de daarvoor aanwezige map en schrijf het in het kasboek. Ik doe de verdere administratie en klaar.

04-05-24 17:59:32
Emmo
Stamgast


WMRindex: 67.677
OTindex: 28.577
29.4: Vroege hond
Zondagochtend gaat de telefoon. Ik kijk op de wekker en zie dat het een beetje aan de vroege kant is. Half vier. In mijn vorige leven begon ik om vier uur ‘s ochtends dus het is nog niet eens zóveel te vroeg.
Ik neem de telefoon op. Centrale aan de lijn. Iemand heeft een hond gevonden en kan het beest niet over de rest van de nacht hebben. Of ik het dier kan ophalen, controleren op chip en de eigenaar uit z’n nest halen of anders naar het asiel brengen. Het normale riedeltje.
Ik heb me aangemeld voor vierentwintiguurs diensten dus ik schiet in de kleren, nog even een tandenborstel door de bek tegen het dode vogeltje dat daar onderdak had gezocht en ga onderweg. Centrale had tegen de melder gezegd dat het wel drie kwartier kon duren. Dat is ruim zat. Toilet maken duurt in dit soort gevallen geen kwartier en het is minder dan een half uur rijden, zo midden in de nacht. Vertraging wegens ander verkeer heb je niet en bijna alle stoplichten zijn vraaggestuurd en springen op groen als je aan komt rijden.
De melder zou bij een basisschool wachten. Ik krijg het adres van die basisschool van de de centrale. Ik kan er zo heen rijden.
Dan, op tien minuten van de melding, ik rijd net door een dorpje halverwege de grote stad en de stad, gaat de telefoon weer. Centrale. Hulp is niet langer gewenst, de eigenaar is komen opdagen. Centrale verontschuldigd zich voor het feit dat ‘ie mij uit bed heeft gebeld. Hij is zelf ook in de slaap der rechtvaardigen gestoord door die melder. Verontschuldigingen zijn dan ook niet nodig. Het is alleen maar prettig dat het beest zonder verdere poespas weer terug is bij zijn baas. Voor de rest: Njet problemskaya.

05-05-24 09:23:29
Emmo
Stamgast


WMRindex: 67.677
OTindex: 28.577
30: Niet voor de poes
Gezegde: Niet gemakkelijk of eenvoudig.
30.1: Krabben en bijten
Om half twee gaat de telefoon. Ik ben net in de halfslaap want het is half twee in de ochtend. In een dorp aan mijn kant van de rivier is een aangereden kat aangetroffen. Beest leeft nog maar, volgens de melder, is het achterdeel verlamd. Ernstige situatie.
Ik kleed me haastje-repje aan en geef aan de melder door wanneer ik er ongeveer zal zijn. Dat is in de orde van tegen de twintig minuten. Ik had centrale gevraagd om alvast het telefoonnummer van de dienstdoende dierenarts op te zoeken. Dat spaart tijd.
Als ik aan kom rijden staan er twee jonge mannen naar me te zwaaien. De melders. Netjes gewacht. Als ik later op de klok kijk heeft het, vanaf het moment dat bij mij de telefoon ging tot het moment dat ik de bus parkeerde, vrijwel precies een half uur geduurd. Ik stap uit en de jonge mannen vertellen het verhaal. Ze kwamen aanrijden, zagen de kat op straat liggen, reden er bijna overheen, zijn uitgestapt, hebben het dier bekeken en hebben de dierenambulance gebeld. Meer kun je niet verwachten.
Ze tonen het dier. Inmiddels ligt hij, later bij de dierenarts bleek het een kater te zijn, in het gras in de berm op het hoek van de provinciale weg en een zijweg. Als ik naderbij kom klauwt hij met zijn voorpoten, best nog snel, van mij af. Ik maak een omtrekkende beweging waardoor het dier tussen de melders en mij in komt en stap naderbij. Het dier voelt zich ingesloten en als ik met de hand naderbij kom haalt hij met klauwen en tanden naar me uit. Geen katje om zonder handschoenen aan te pakken.
Die handschoenen haal ik dan ook uit de bus, samen met de lantaarn. Chiplezer, pen en papier had ik al bij me gestoken. Ik geef de lantaarn aan de melders en vraag bij te lichten. Dat doen ze. Ik laat het beest mijn ene, gehandschoende, hand aanvallen en probeer met de de andere hand de eventuele chip uit te lezen. Het dier beweegt en klauwt naar alle kanten dus dat gaat verre van eenvoudig. Toch durf ik gerust te stellen dat het dier geen chip heeft.
Dan haal ik een transportkooi uit de auto. De grootste die we hebben. Dan kan het dier tenminste enigszins comfortabel liggen. De kleinere kooien zijn eigenlijk meer geschikt voor een kat maar dan moet je het dier min of meer opvouwen. Voor een gezonde kat geen enkel bezwaar, maar voor eentje met een mogelijke dwarslaesie is dat wat minder. Vandaar een grotere kooi.
Dan moet ik het dier beetpakken en in de box stoppen. Dat zal uiteraard met het nodige bijt en klauwwerk gepaard gaan. Toch maar doorpakken. Het dier verzet zich hevig en slaagt er zowaar in om door de handschoenen heen te komen. Later maar even de schade bekijken. Optillen onder de oksels, de slaphangende achterpoten vrijhouden en dan zo voorzichtig mogelijk op de bodem van de kooi vleien, bijgelicht door de melders.
Box dicht en klaar. Melders vragen of ze nog nodig zijn. “Nee, bedankt, ook uit naam van de kat. Verder kan ik het wel in m’n uppie af”. Ik zet de box in de bus, zo goed mogelijk zeevast en bel de centrale. Die heeft inmiddels het gewenste telefoonnummer te pakken. Ik bel dat nummer. “De dierenarts heeft geen dienst. Bel voor de dienstdoende dierenarts een 0900 nummer”. Ik bel dat 0900 nummer en een slaperige stem antwoord. Ik vraag of ik de dienstdoende dierenarts te pakken heb. Dat heb ik.
Ik leg de situatie uit en de dierenarts vertelt dat ik langs kan komen bij één van de dierenartsen in de grote stad. Ik ben er al een paar keer geweest, dus ik weet waar ik naar toe moet. Arts vraagt wanneer ik er kan zijn. Dat is in de orde van de 25 minuten.
Als ik aan kom rijden komt tegelijkertijd met mij een autootje de parkeerplaats op. Dat blijkt de assistente te zijn. Ik haal de kat uit de bus, tegelijk met de roofvogelhandschoenen, en de assistente opent de deur. De roofvogelhandschoenen zijn een stuk zwaarder en minder comfortabel. Ze lijken nog het meest op lashandschoenen. Als ik binnenkom is de assistente druk bezig de computer op te starten. Vervolgens doen we eerst de formaliteiten in afwachting van de arts.
Die komt een paar minuten later. Kat in de spreekkamer. Met de zware handschoenen til ik de kat uit de box. Eerst wegen, temperaturen en beluisteren. De kat houdt zich rustig. Mauwt een beetje maar laat voor de rest alles over zich heen komen. Pak van m’n hart, eerlijk gezegd, al lijkt het er een beetje op dat hij het opgegeven heeft.
Arts zegt dat ze zonder röntgenfoto's niets definitiefs kan zeggen. De kat krijgt pijnstillers en dan worden morgen, eigenlijk vandaag, de foto’s gemaakt. Pas dan kan er uitsluitsel gegeven worden. Ik vraag of mijn assistentie nog nodig is, maar nee, ik hoef er verder niet meer bij te zijn.
Ik ga weer op huis aan. Kwart voor vier schuif ik weer het nest in.

06-05-24 10:25:38
Emmo
Stamgast


WMRindex: 67.677
OTindex: 28.577
30.2: Kattestaart met kluiten
Vandaag een bijeenkomst in den Bosch bijgewoond van Dierenlot. Met de bus erheen. Die wordt dan gecontroleerd en eventueel aangepast/verbeterd. De bus is eigendom van Dierenlot, wij hebben dat ding in bruikleen. Dierenlot wil gewoon een oogje wil houden op haar eigendommetjes.
Als ik mijn bijrijder heb afgezet en weer thuis ben heb ik zin in een bak soep. Daarvoor heb ik van die Thaise noodlessoep, die heb ik in mijn vorige leven dankzij Filipijnse bemanningsleden leren waarderen. Water heet maken, dat lukt zelfs mij, zakje met kruiden, zakje met olie en klaar ben je.
Nadeel wel is dat de boel loeiheet is. Terwijl de soepkom staat af te koelen gaat de telefoon. In de stad is een kat gevonden. Volgens zeggen heeft de kat hulp nodig. Waaruit die hulp dan zou moeten bestaan wordt in de app niet nader gespecificeerd. Meeste dieren zijn gebaat met rust en eten, dus daar zal het wel op neerkomen. Vooral dat laatste. Of er ook medische zorg verleend moet worden is blijkbaar aan mij ter beoordeling.
Ik slobber zo snel mogelijk de hete soep naar binnen, spring in de bus en ga onderweg. Tevoren de melder ingelicht over wanneer ik er zal zijn. Het adres blijkt een doodlopend straatje aan de rand van de krochten van de (middeleeuwse) binnenstad. Met de bus gaat het maar net en keren is een utopie.
Maar als ik aan kom rijden en de bus neerzet staat de melder al in de deuropening te wachten. Mevrouw ernaast en de kat aan hun beider voeten. Het blijkt een zeer aanhankelijk beest. Blijft kopjes geven. Zodanig, dat als ik het probeer te onderzoeken, het me door dat aanhankelijke gedrag zowat onmogelijk wordt gemaakt.
Toch vertrouw ik het niet. Het dier heeft twee grote klitten in de staart, die lijken op kauwgom. Als ik probeer te voelen hoe mager zij is ontwijkt ze me. Geen bewegingen die op pijn zouden kunnen wijzen, maar puur ontwijken. Als ik de klauwen inspecteer zie ik niets, maar weer die ontwijkende bewegingen. Kan natuurlijk zijn dat het dier, ondanks die aanhankelijkheid, niet wil dat er met haar getod wordt. Kan maar zo.
Daarbij komt dat het dier, volgens de melder, als ze gaat liggen een snurkende ademhaling laat horen. Iets met de longen? Geen idee. Echt objectief kan ik alleen maar constateren dat ze wat aan de magere kant is. Niet extreem. Normaal zou het een belbandje worden, het dier heeft geen chip. Maar ik vertrouw het toch niet.
Ik neem het dier mee naar het asiel. Morgenochtend kan dan iemand met meer verstand dan ik ernaar kijken. Die lopen er zat rond daar.
Het loopt al tegen achten ‘s avonds. Op het asiel zet ik het dier in de nachtopvang, schrijf mijn rapportje en ga weer op huis aan.

07-05-24 11:00:07
Emmo
Stamgast


WMRindex: 67.677
OTindex: 28.577
30.3: Restaurantkat
Ik ben amper thuis van mijn vorige avontuur als de telefoon gaat. Bij KFC was een kat waargenomen die gek met de poot trekt. Melder denkt aan een gebroken poot. Inmiddels is het al na tienen ‘s avonds, maar melder geeft aan dat ze, een echtpaar, in situ aanwezig zullen blijven.
Nou heb ik geen benul wat ze met KFC bedoelen, maar dat zie ik wel als ik er ben. Zal wel één of ander bedrijf zijn waarvan de logo op de gevel staat. Ik heb een adres dus het kan niet missen.
Dat doet het dus wel. Als ik stop op de aangegeven plaats, aan de rand van het industrieterrein, zie ik een aantal namen van bekende bedrijven, maar geen KFC. Ik zet de flitsers aan en bel de melder. Ze zouden wachten en misschien zien ze me op die manier.
Maar ondanks dat hij aangegeven had te zullen wachten zijn ze toch naar huis gegaan. Ik vraag naar de positie van dat KFC en geef de namen die ik kan zien. Ik moet een stukje terug. Ik kom bij een rotonde met aan de ene kant een benzinepomp en aan de andere kant een Amerikaanse hamburgertent. Blijkt dat die KFC in dit geval voor Kentucky Fried Chicken staat. Ik ken dat bedrijf van Discovery Channel en de reclames in de States waar ik in mijn vorige leven vrij frequent ben geweest. Maar hier in de stad? Nog niet eerder van gehoord.
Op aanwijzing van de melder rijd ik wat in de rondte. Hij blijft maar beweren dat het duidelijk te zien moet zijn, maar ik blijf stekeblind. En dan, aan de overkant aan de andere kant van een braak stukje land, zie ik toch die vermaledijde KFC. Omdat het een gloednieuw gebouw is had ik dat hier nog niet eerder gezien. Bovendien is het aan de overkant. Ik keek steeds in de richting van de andere bedrijven. Nog even zoeken naar de ingang naar de parkeerplaats, die was ook heel efficiënt verstopt, zo in het donker, maar toch gevonden. Ik parkeer de bus en bedank de melder.
Ik heb er alweer alle vertrouwen in, op een braak stukje land in het donker een loslopende kat vinden die misschien wel, misschien niet een gebroken poot heeft. Maar ik ben er nou toch. Niet geschoten is altijd mis.
Als ik uitstap wordt ik aangeschoten door een stelletje. Of ik het konijn zoek. Nou nee, ik zoek een kat met een kapotte poot. De mannelijke helft van het stelletje had een konijn de weg over zien steken. Verbaast me niks. Hier aan de rand van van het industrieterrein met veel ruigte barst het van de konijnen. Die horen hier.
Ik pak de grote zaklantaarn en schijn een beetje in de rondte . Niets te zien. Ik loop het braak stukje grond op en schijn heen en weer in de hoop wat te zien. Ik heb lokvoer bij me gestoken om een eventuele kat dichterbij te krijgen. Ik loop een zoekpatroon volgens het IAMSAR-handboek (International Aeronautical and Maritime Search and Rescue Manual ). Dat is een handleiding voor opsporing en redding op zee voor de luchtvaart en de maritieme wereld.
Halverwege wordt het flink drassig en ik haal bijna een natte poot. Dan geef ik het maar op. Dit is geen doen. Het enige wat ik gezien heb zijn een paar konijnen en ik heb een sperwer horen schreeuwen die door mijn lamp was opgeschrikt. Maar geen kat. Ik loop terug naar de bus. Daar bel ik de centrale om te vertellen dat ik het opgeef. Die geeft me groot gelijk. Ik rijd terug naar huis. Half twaalf sta ik weer bij mezelf voor de deur.

Laatste edit 07-05-2024 11:00

08-05-24 09:01:16
Emmo
Stamgast


WMRindex: 67.677
OTindex: 28.577
30.4: Vreetzak
De volgende dag gaat net na de koffie weer eens de telefoon. Vorig weekend had ik zegge en schrijve één melding (30.1: Krabben en bijten), en dit weekend is dit al de derde. Hollen of stilstaan, dat is de kwestie (vrij naar de heer Schudspier [Shakespeare]).
Net als bij gisteren (30.2: Kattestaart met kluiten) gaat het hier om een aanlopertje die volgens de melder erg mager is. Daarnaast durft haar eigen kat niet meer naar buiten. In principe doen we in zo’n geval de aanloper een belbandje om. Is er dan een eigenaar waar de kat weer terug komt kan deze het telefoonnummer op het bandje bellen zodat we weten dat het beestje alleen maar tijdelijk aan de zwerf is geweest. Wordt er niet gebeld dan komen we het dier na een paar dagen alsnog ophalen.
In dit geval zitten we met de thuissituatie van de melder. Katten zijn soms aardig territoriaal en als ze elkaar in de haren vliegen is dat een ongewenste situatie. Uiteraard leggen we de prioriteit bij de huiskat. De aanloper moet wijken. Dienaangaande overleg ik even met de centrale. Conclusie: ik controleer op chip. Indien geen chip: naar asiel. Input van centrale is in dit geval gewenst. Die heeft de melder aan de telefoon gehad en kan beter beoordelen dan ik hoe de melder overkomt.
Ik ga onderweg. Het adres is in een nieuwbouwwijk waar ik al vaker ben geweest. Net voordat ik de straat in draai waar ik wezen moet gaat de telefoon. Weer een melding. Geen prioriteit, eerst de huidige afhandelen. Vlakbij het adres is een parkeerplekje vrij. Ik zet de bus neer. Chiplezer, pen en papier en uiteraard een transportkooi mee.
Als ik aanbel doet mevrouw open. “Kom binnen”. Ik struikel zowat over wat lege bakjes met kattenvoer. Mevrouw heeft in afwachting van mijn aankomst de aanloper binnengelaten en te eten gegeven. Haar eigen kat zit buiten op de vensterbank geagiteerd naar binnen te loeren. Die weet niet hoe hij het heeft.
De aanloper heeft in het halve uurtje dat ik onderweg was twee alu bakjes met natvoer opgevroten. Die had gezonde trek, mevrouw had niets teveel gezegd. Terwijl ik binnenkomt springt aanloper op het aanrecht en begint aan het droogvoer van de huiskat.
Ik controleer het dier op chip. Geen probleem, naar mensen toe is ‘ie lief. Geen chip. Ik til het dier in de transportkooi. Mevrouw vraagt naar de procedure. Ik vertel haar hoe we het normaal doen. Van dat belbandje, maar dat we dit vanwege haar kat nu overslaan. Dat ‘ie gefotografeerd en gepubliceerd wordt op diverse sociale media. Komt er een baasje opdagen dan krijgt die hem, na afrekening van de kosten, mee. Anders krijgt ‘ie medisch onderzoek en gaat bij gebleken gezondheid op voor adoptie. Mevrouw vindt dat een prima oplossing en spreekt de hoop uit dat het beest een goed baasje treft als er geen eigenaar op komt dagen.
Daarmee neem ik afscheid, ga met de kat naar de bus en kijk wat of die nieuwe melding inhoudt.

09-05-24 09:05:59
Emmo
Stamgast


WMRindex: 67.677
OTindex: 28.577
30.5: Overstuur
Die volgende melding blijkt een dode kat te zijn in dezelfde stad. Waarschijnlijk aangereden, bloed aan de snuit. Ik bel de melder en zeg dat ik er met vijf minuten kan zijn. Melder zegt dat ze bij de lift zal wachten om me de plek te wijzen waar het dier ligt.
Ik rijd erheen en maak een goede tijd. Net als ik aan kom lopen komt mevrouw samen met echtgenoot de lift uit. Het dier ligt onder een struik naast een klein speelplaatsje voor kinderen. Zo te zien aangereden en met de laatste krachten weggekropen en daar gestorven. Het is een stevige rode kater.
Ik controleer de chip en heb contact. In de eerste de beste database is het dier geregistreerd. Alleen een telefoonnummer en wat over het dier, geen nadere gegevens. Ik bel het nummer en vertel dat de kat overleden is aangetroffen. Melder blijkt in dezelfde flat te wonen en is compleet overstuur dat het dier dood is. Begrijpelijk, zo’n dier is onderdeel van het gezin en dat je daarvan overstuur bent is heel normaal.
Ik krijg de gebruikelijke vragen, hoe is het gebeurd en waar. Daarna moet ik toch zakelijk worden: wat moet er met het dier gebeuren? Nee, ze wil het niet meer zien, maar wil toch nog weten wat wij er mee doen. Ik vertel dat ik het stoffelijk overschot naar het asiel in de grote stad zal brengen, dat het daar een tijdje bewaard zal worden en dan zal worden gecremeerd. Welke instantie die crematie zal verzorgen vertel ik er maar niet bij. Mevrouw accepteert dat. Maar ze is nog steeds zo over haar toeren dat ik haar maar niet vertel dat ik officieel dertig euro moet rekenen voor opsporing en verzorging. Uiteindelijk kan ik mevrouw sterkte wensen en het gesprek beëindigen.
De beide melders hebben gedurende het hele gesprek geduldig gewacht. Ik vertel in het kort wat ik met de eigenaresse besproken heb en lopen we samen in de richting van de lift. Ik moet ook die kant op naar de bus. De dode kater heb ik in een kratje in de hand.
Net op dat moment komt er een autootje aansjezen. Autootje stopt en een jonge man springt eruit. Hij kijkt naar de kat in het kratje en zegt: “Ja, dat is hem”. Het is de kat van zijn moeder. Moeder heeft over haar toeren gebeld en hij is samen met echtgenote onmiddellijk in de auto gesprongen en heengereden.
De jonge man heeft een tijdje met de ambulance gereden en kent de procedures. Ik doe het hele verhaal weer en we overleggen nog even hoe we het zullen aanpakken. Hij wil de leidster van het asiel opbellen, maar ik zeg dat die op zaterdagochtend waarschijnlijk niet op het asiel zal zijn. “O, ja, natuurlijk”. Maar ik zeg dat ik het dier met rapport op de gewone manier zal behandelen. Dan blijft het normaal gesproken veertien dagen, de wettelijke bewaartermijn, op het asiel liggen. Gedurende die tijd kunnen ze het dier dan alsnog ophalen. Dat vindt de jonge man ook redelijk. Hij gaat samen met vrouw verder naar zijn moeder, de beide melders stappen de lift in en ik ga verder naar de bus.
Beide katten, de levende en de dode, breng ik naar het asiel en handel alles af zoals afgesproken. De rest van de dag geen meldingen meer gekregen.

10-05-24 09:09:06
Emmo
Stamgast


WMRindex: 67.677
OTindex: 28.577
30.6: Op het scheiden van de markt
Om zeven uur ‘s avonds wisselen de diensten. Ik heb afgelopen weekend nogal wat kilometertjes gemaakt en het busje begint dorst te krijgen. Dus ga ik in plaats van een half uur voor de wissel drie kwartier vooraf onderweg. Niet dat tanken een kwartier in beslag neemt, maar een beetje flexibiliteit is wel prettig. Fietsje achterin, dan hoef ik na de overdracht niet naar huis gebracht te worden. Dat scheelt brandstof en daarmee dubbeltjes.
Ik ben net een paar honderd meter onderweg of de telefoon gaat. Centrale. In de stad is een reiger waargenomen die moeilijkheden heeft met z’n vleugel. De vraag is dan ga ik eerst naar de aflossing en doe die reiger samen met de aflosser of ga ikzelf naar de reiger en stel de aflossing uit. Centrale zegt dat de melder blijft wachten. Daarmee is de beslissing snel genomen. Als ik eerst de aflosser ophaal ben ik zéker een half uur langer onderweg. Dat kun je de melder niet aandoen.
Ik stuur een appje naar de aflosser dat het later wordt. Gedurende het gesprek heb ik even de bus aan de kant gegooid bij een benzinepomp, vandaar dat ik dat kan doen. Ik programmeer de Domdom met het adres van de reiger en ga opnieuw onderweg.
Dat adres is voor mij aan de verkeerde kant van de stad, aan de kant van het noordelijk gelegen industrieterrein, in een woonwijk. Gekke plek voor een reiger, maar de hele stad is vergeven van de slootjes en waterlopen, dus zó gek is het ook weer niet.
Als ik kom aanrijden zwaaien twee mensen, man en vrouw, naar me: hier moet je zijn. Ertegenover is een plekje vrij en daar zet ik de bus neer. Ik stap uit. Eerst even evalueren. De reiger zit in de voortuin van één van de huizen, onder een struikachtige boom.
Volgens mijnheer is het beest best in staat om er van tussen te gaan. Dat wordt dus het grote net. Met een beetje moeite, mijn fiets staat natuurlijk in de weg, trek ik het net tevoorschijn. Ik ga op wacht aan de ene kan van die boom en mijnheer benaderd het beest van de andere kant. Als hij onder de boom vandaan schiet sla ik hem het net over de kop. In één keer raak.
Het beest verweert zich flink maar in het net heeft ‘ie geen kans. Ik draag hem met net en al de straat over naar de bus. Gelijk behoorlijk bekijks van de omwonenden die in redelijk grote getale zijn uitgelopen om het spektakel mee te maken.
De grote bak voorgaats getrokken en samen met mijnheer de melder de reiger uit het net en in de bak gewurmd. Al met al een kwestie van minuten. Ik bedank het echtpaar voor de melding en neem afscheid. Het opstootje lost van zichzelf op. In de bus probeer ik eerst de opvang in de stad te bellen, maar die neemt niet op. Het is zondagavond dus zo gek is dat niet. Ook beheerders van een dierenopvang hebben een privéleven. Dan de opvang in de grote stad. Die neemt wel op. Ik kan de reiger langs brengen. Ik moet toch die kant op want de aflosser woont ook in de grote stad.
Bij de opvang is de beheerder samen met een assistent bezig in de quarantaineschuur. Daar moet ik met mijn reiger ook zijn. Alle beesten gaan eerst ter observatie in quarantaine. Beheerder bekijkt de reiger. Flink mager is de conclusie, maar die vleugel, er is bloed te zien, dat lijkt mee te vallen. Die zal het met een opknapbeurt wel redden.
Ik kan verder naar de aflosser en vandaar op de fiets naar huis.

10-05-24 09:12:13
Emmo
Stamgast


WMRindex: 67.677
OTindex: 28.577
Dit is de laatste bijdrage van het derde boek over de dierenambulance. Afhankelijk van hoe snel het corrigeren gaat komt binnenkort "Hoge nood en andere beestachtigheden" uit.

Volgende verhaaltjes zijn alweer onderweg, maar uit praktische overwegingen zal het een paar dagen duren voordat die hier gepubliceerd worden.

27-05-24 08:59:55
Emmo
Stamgast


WMRindex: 67.677
OTindex: 28.577
1: Kakkende ekster
Ballade: “Er was een ekster en dat beessie kon niet kakken”.
1.1: Taxikat
De dienst begint met een taxirit. Ik moet een kat ophalen en naar de opvang brengen. Als ik alles goed begrepen heb gaat het om een tijdelijke situatie waarbij geen nood- of spoedgeval in het spel is. Het dier gaat dan ook naar een gewone opvang en niet naar het asiel waar ik voor rijd. Die accepteert alleen maar spoedgevallen. Gewoon ruimte tekort als ik wel heb.
Ik dien me zo rond een uur of negen te vervoegen. Schappelijke tijd. De eigenaar van het dier heeft niet nader gespecificeerde privéproblemen en kan of wil daarom niet langer voor het diertje zorgen. Voor mij is dat minder interessant. Het beest moet van de eigenaar naar de opvang en dat is voor mij alles wat ik weten moet. Ik heb aan mijn eigen “problemen” meer dan zat.
Ik ben ruim op tijd het nest uit, vroeg licht helpt daarbij, en om kwart over acht gaat het belletje dat aangeeft dat in aanstalten moet maken. Het klokje van gehoorzaamheid noemde mijn moeder dat. Een half uurtje rijden naar het adres en een kwartiertje voor jekannieweten. Moet genoeg zijn. Van te voren even opbellen wanneer ik er precies zal zijn. Centrale had daarom gevraagd. Eigenaar klinkt of ik hem uit bed bel, maar alles is in orde, ik kon komen.
Tijdplanning klopte als een zwerende vinger. Ik draai tien voor negen een nabijgelegen parkeerhaven in. Het is aan een klein pleintje in de binnenstad. Het is even zoeken naar het juiste huisnummer, maar eigenaar had gezegd dat hij de deur op een kier zou zetten, dan kon ik gelijk naar binnen stuiteren. Dat is in ieder geval in orde. Op het juiste huisnummer staat de voordeur op een kier.
Ik stuiter naar binnen, roep “vollek” en trek de deur achter me dicht. Het is dan wel voorjaar maar de zomer komt er nog niet in. Mijnheer komt uit de woonkamer. En nog niet zo’n oude man maar met een verlopen kop alsof hij driehonderd is. Geeft niks, we zijn niet allemaal moeders mooiste.
Een jonge kat, misschien een half jaar, springt in de rondte. Verscheurt door wantrouwen jegens een vreemde en een bovenmaatse nieuwsgierigheid waar de meeste katten wel last van hebben. Leuk beessie.
Ik praat wat met mijnheer. Hij is bezorgd of het dier wel goed terecht komt. Ik probeer hem zo goed mogelijk gerust te stellen. Niet dat ik de opvang ken, tenminste de opvang zelf ken ik goed maar ik wist niet dat er ook nog een aparte kattenopvang was. Maar al deze instellingen drijven op vrijwilligers en je wordt geen vrijwilliger als je een dierenhater bent. Dus al weet ik niets van de omstandigheden waarin het beest terecht komt, ik heb er alle vertrouwen in dat er met liefde voor het dier gezorgd zal gaan worden.
We praten nog even en mijnheer licht zowat zijn hele doopceel terwijl ik geïnteresseerd toehoor volgens het principe “het ene oor in, het andere oor uit”. Verder zeg ik er niets over, daarvoor zijn de details te privé. Maar al met al zijn we dik een kwartier aan de klets.
Dan moet er afgerekend worden. Mijnheer zou pinnen en daarom had ik het pinmachientje meegenomen. Uiteraard gaat het zowat tachtig keer mis, dat heb ik bijna altijd met dat soort apparaten, maar uiteindelijk, als ikzelf de pincode van mijnheer invoer gaat het zowaar goed.
Dan moet de kat het meegebrachte mandje in. Inmiddels is de kat goede vrienden geworden. Ik pak haar op, ze spartelt een beetje tegen, maar niet serieus, totdat ik haar in de bak laat zakken. Ik verwachtte dit niet dus ze ontglipt me en gaat met wantrouwige ogen onder de tafel zitten. De tweede poging mislukt eveneens. Mijnheer probeert haar te lokken met wat natvoer. Dat lukt voorbeeldig. Ze loopt met een boogje om me heen en dan kan ik haar in de kladden grijpen.
Niet echt op voorbeeldige wijze, maar een tegenstribbelende kat moet maar voelen. Stevig aanpakken en buiten bereik van de klauwen blijven. Mijnheer houdt de bak open en ik laat het diertje op wat minder zachtzinnige wijze erin zakken. Dan de nek naar beneden blijven drukken en de deksel dicht. Gelukt.
Mijnheer heeft nog een heleboel te vertellen, maar uiteindelijk moet ik toch verder. Zolang er geen andere melding doorkomt heb ik de tijd maar er moet toch eens een eind aan gebreid worden. Ik neem afscheid en loop met de kat in ‘t bakkie naar de bus. Net als ik de deur uitkom loop ik buren van mijnheer tegen het lijf.
Ik vertel dat ik de kat van mijnheer naar de opvang breng. Vooral mevrouw is nieuwsgierig. Ik houd me volledig op de vlakte. Ik ken de verstandhouding tussen mijnheer en zijn buren niet en zijn problemen gaan mij helemaal niets aan en, naar ik aanneem, zijn buren ook niet.
Ik zet de kat in de bus en rijd naar de opvang. Degene die me te woord staat, één van die vrijwilligers, weet van niets, maar gaat vragen. Dan is het in orde. Gezien het tegenstribbelen vraag ik als de vrijwilligster als zij terugkomt of ze nog problemen had. In het geheel niet. Het beestje zat heel beduusd rond zich heen te kijken. Ze wist niet wat haar overkwam.
Als ik daarna in de bus de formuliertjes aan het invullen ben gaat de telefoon. Geen melding maar een verzoek. Of ik in de stad bij een winkel voor dierbenodigdheden een kennel, een soort hondenhok, wil ophalen. Goed, doen we. Ik heb de tijd aan mezelf en hoef de diesel niet te betalen.
Ik rijd van de opvang terug naar de stad. Even zoeken naar het juiste adres. Het is in een groot complex met meerdere bedrijven die allemaal hetzelfde huisnummer delen. Wel met elk hun eigen toevoeging, maar die toevoeging hadden ze niet op de app gezet.
Binnen vraag ik een juffertje. Die wist ervan. Ik kreeg een karretje mee, het ding was niet zwaar maar wel groot en zo kon ik met de kennel weer terug naar het asiel. Missie volbracht.

28-05-24 17:20:57
Emmo
Stamgast


WMRindex: 67.677
OTindex: 28.577
1.2: Jonge merel
Van mijn vorige avontuur ben ik onderweg naar huis. Ik ben bijna langszij het ziekenhuis in de grote stad als de telefoon gaat. “Waar zit je nu”? Ik praai mijn positie door en zeg dat ik na de laatste job onderweg naar huis ben. Het blijkt dat er in de stad een merel met een stevige knal tegen een ruit is gevlogen.
Normaal is het advies dan om het beest dan op een veilige plaats een tijdje laten betijen. Dat kan uren duren en soms wel een hele dag. Maar als centrale daarover opbelt is of die procedure al doorlopen of er is meer aan de hand. Naar de bekende weg vragen is overbodig. De man van de centrale heeft ruim meer ervaring dan ik en alles wat ik kan bedenken heeft hij al drie keer overdacht.
Als ik voor het zoveelste stoplicht sta te wachten toets ik het adres in het Domdommetje en bel naar de melder om aan te geven wanneer ik er zal zijn. Het adres is in een moderne nieuwbouwwijk met veel smalle kronkelstraatjes. Ik hoor de chauffeurs van verhuiswagens al juichen. Met de bus van de dierenambulance kan ik er maar net tussen alle geparkeerde auto’s door heen laveren.
Als ik, diep in de krochten van de wijk, bij het adres arriveer zijn er twee jonge mannen met een hoogwerker bezig de dakgoot te repareren. Één van de twee is de melder. Ze brengen het bakje van de hoogwerker omlaag en stappen uit “Kom maar mee, hij zit achter”.
In de achtertuin op een klein tafeltje staat een kartonnen doos met daarin een jonge merel, vergezeld van een schoteltje water. Basiszorg is verleend en goed beschouwd is dat wat je in dit geval ook het enige wat je kunt doen.
Melder vertelt dat ze bezig waren met het vervangen van de omkasting van de dakgoot toen de merel met een enorme dreun tegen de ruit vloog. Project afgebroken en de merel bekeken. In een doos gedaan met een bakje water en vervolgens de dierenambulance gebeld.
De merel is ondertussen wakker geworden en zit verdwaasd in de doos. Ik loop er op toe en probeer het die op te pakken. Vanonder mijn handen fladdert hij verschikt en wat onbeholpen de struiken in. Die is zo te zien weer in orde. De Helende Handen van de dierenambulance. Ik kan zo beginnen als een tweede Jomanda.
De melder en zijn maat zijn verrast en verschrikt: “Kan dat zomaar”? Jazeker, dat gebeurt regelmatig. Verontschuldigingen dat ze me voor niets hebben laten komen. “Ach”, zeg ik “Dit zijn eigenlijk de betere situaties. Het beest is weer boven Jan en kan zichzelf weer redden”.
Ik neem afscheid, ga terug naar de bus en moet vier keer steken voordat ik het ding gekeerd heb en de weg naar de uitgang kan zoeken.

Laatste edit 28-05-2024 17:21

29-05-24 19:06:09
Emmo
Stamgast


WMRindex: 67.677
OTindex: 28.577
1.3: Ekster met poep
De volgende melding is er één van een niet-vliegende ekster. Gewone eksters kunnen vliegen, dus dit beestje mankeert wat. Ik ga onderweg. De ekster is gemeld op een adres weer in de diepere ingewanden van de stad, vlakbij de kerk.
Vlakbij is een parkeerterreintje, maar dat staat mudvol. Ik zet de bus dan ook naast de parkeervakken op een hoekje, in de hoop dat er voor het, zeldzame, verkeer in dit steegje voldoende ruimte overblijft. Tenslotte blijf ik niet lang staan. Maar dat argument gebruiken wel meer foutparkeerders.
Als ik aanbel doet een jonge man open, een kindje van een jaar of zes staat bedremmeld toe te kijken. Ik loop met mijnheer mee naar de ekster, die op het plaatsje achter onder een kartonnen doos bivakkeert.
Mijnheer heeft een beetje schrik van vogels, zo vertelt hij. Hij is in ieder geval moedig genoeg geweest om dat beest een doos over de kop te gooien.
Ik til de doos half op en probeer de ekster te grijpen. Ekster schiet langs mijn hand heen en rent het plaatsje door. Vliegen doet ‘ie niet. Hij heeft dikke kluiten mest aan zijn poten, misschien is dat de reden. Of anders heeft hij het aan z’n ingewand, parasieten of zo. Tenslotte komt die mest érgens vandaan.
Ekster verstopt zich in een stuk speelgoed dat in de rondte ligt. Niet goed genoeg, want op deze manier heeft hij zich in een hoek gemanoeuvreerd waar ik hem gemakkelijk kan grijpen. Stront aan zijn poten, stront aan zijn gat. Die heeft vast fikse diarree.
Mijnheer heeft het tafereel door de dichte salondeur gadegeslagen en, als ik de vogel veilig in de hand heb, doet hij de deur open. Ik laat hem zien en vertel dat het beestje ziek is. Ook voor een niet-deskundige is zoveel wel duidelijk.
Ik vertel dat ik hem naar de opvang zal brengen en dat hij daar nader zal worden bekeken. Ondertussen heeft de kleine meid een veilig heenkomen gezocht achter vaders broekspijpen. Verlegen.
Ik stop de ekster in de meegebrachte transportbak en neem afscheid. Als ik vanaf de voordeur naar de bus loop, aan de overkant van het steegje, komt er een busje van een begrafenisondernemer aanrijden. De dame die achter het stuur zit heeft best kijk op de grootte en de afstanden want ze rijdt voorzichtig tussen de bus en wat paaltjes door. Minder dan vijf centimeter aan weerskanten in een bocht. Die moest nou net in dat steegje zijn.
Ik zet de box met de ekster in de bus en stap in. Dan bel ik naar de opvang en vertel het verhaal. “Kom maar door”, zegt deze, “zet het beest maar in de doos op de koelkast”. Zo gezegd, zo gedaan. Als de ekster veilig in de doos op de koelkast zit doe ik de administratie en ga weer op huis aan.

30-05-24 11:11:52
Emmo
Stamgast


WMRindex: 67.677
OTindex: 28.577
1.4: Kat onder de kap
Het is, sinds de vorige melding, alweer een fors aantal dagen later. Blijkbaar zijn er weinig of geen gewonde of zieke dieren. Of dat een goed teken is, geen idee. In ieder geval, net na de koffie gaat de telefoon. Iemand ging met de auto onderweg. Hoorde na achthonderd meter een gek geluid onder de motorkap en ging kijken.
Er bleek een kat in het motorcompartiment te zitten. Tussen de grille en de ventilator. De ventilator was, met het warme weer, gaan draaien en had de kat te pakken gehad. Resultaat: een gewonde kat en drie ventilatorbladen afgebroken. De auto kon niet voort, zou oververhit raken en de kat moest geholpen worden.
Voor dat laatste mocht ik opdraven. Plaats van handeling was een benzinestation langs een uitvalsweg van de stad. Ik ben er bekend, ben er al vaker langsgereden. Als ik kom aanrijden zet ik de bus neer achter het autootje van de melder, op een plekje waar je de reguliere bezoekers van het station niet in de weg staat.
Melder toont me de situatie. De kat zit diep weg onderin het compartiment en blijft zitten waar ‘ie zit. Eerst maar eens kijken of ik de chip kan vinden. De lezer geeft een hoopgevende “piep” af en ik noteer op een los blaadje het vijftiencijferige nummer. Geregistreerd, compleet met naam van de kat, naam, adres en telefoonnummer van de eigenaar. Melder weet direct dat het vlak bij hem in de buurt is.
We praten even over de te volgen procedure. Schade aan de kat, schade aan de auto, wie is verantwoordelijk. Dan haal ik een bakje en de handschoenen uit de bus. Het dier zit in een nauw compartiment en is gezien de bloedsporen gewond. Toch maar even voorzichtig zijn. Ik heb al al te vaak kattenkrabbels opgelopen.
Maar als ik het dier uit de motor til verwikt of verweegt zij, het is een poes, niet. Ze laat zich, gewond als ze is, kalmpjes hanteren. Als ze vrij is uit de motor is duidelijk dat ze een forse wond onderop de buik heeft en mogelijk een dikke jaap in de linkerachterpoot. Dat wordt een reisje dierenarts. Maar de eigenaar is bekend dus eerst die maar eens bellen. Nummer is buiten gebruik.
Dan plan B. Het dier thuisbrengen. Als de mensen thuis zijn is dat het simpelste. Het dier is op de plek waar zij thuishoort en je kunt gelijk overleggen. Ik vertel dat de melder. We stappen beide in de auto. Melder gaat naar huis en ik ga de kat brengen.
Bij het huis aangekomen, het is in een jaren vijftig arbeiderswijk, staat de melder ook al voor de deur. Overleg. Zowel melder als eigenaar zijn redelijke mensen en komen binnen tien tellen overeen dat het voor beiden een verzekeringskwestie wordt.
Ik haal de kat uit de box, inmiddels al weer flinke bloedvlekken op de handdoek en overhandig het dier aan de eigenaar. Die brengt haar naar de keuken en zet haar neer bij het etensbakje en het drinkbakje. Kat heeft daar geen behoeft aan. Spring, gewond als ze is, op de vensterbank en verdwijnt via het keukenraampje naar buiten, de tuin in. De tuin is omheind, ze kan er niet uit volgens de eigenaar.
Eigenaar, melder en ik overleggen nog even over de procedures. Eigenaar inmiddels bijgestaan door zijn echtgenote. Adressen en andere gegevens worden uitgewisseld. Eigenaar belt met de dierenarts of hij langs kan komen. Dat kan. Eigenaar vraagt of er nog kosten aan verbonden zijn en maakt waar ik bij sta de €30 over aan het dierenasiel.
Daarmee zijn alle plichtplegingen gedaan. Mevrouw en ik vangen de kat die zich achter een tuinbank had verstopt en wikkelen de kat in de handdoek. Melder haalt van zijn huis een transportkooi, die van de eigenaar ligt aan barrels, en mevrouw en ik stoppen de kat in de kooi.
Dan gaan we allen ons weegs. Melder gaat naar huis en gaat informeren naar reparatiemogelijkheden voor zijn auto, eigenaar gaat met de kat naar de dierenarts, mevrouw blijft thuis om op de kinderen, baby's nog, te passen en ik kan gewoon naar huis.

31-05-24 09:33:02
Emmo
Stamgast


WMRindex: 67.677
OTindex: 28.577
1.5: Gevonden hond
Als ik van de vorige melding net halverwege ben gaat de telefoon. Er is alweer een melding. Iemand had in de stad een hond gevonden en weet niet wat ze met het dier aan moet. Ik stuur direct een zijweggetje in en zet de bus aan de kant. Dan kan ik wat rustiger overleggen, appjes bekijken, Domdommetjes instellen en wat dies meer zij.
Als dat allemaal gedaan is draai ik de bus en keer in mijn wielsporen terug richting stad. Het adres is aan de rand van een andere arbeiderswijk. Vlakbij het adres zijn wonder boven wonder wat parkeerplaatsjes vrij. Als ik uit de bus stap en de chiplezer pak komen de melders al het huis uit en me tegemoet. Hondje op de arm. Een heel jong gezinnetje. In mijn vijfenzestigjarige ogen kinders nog.
Het hondje de lezer in de nek gelegd. En inderdaad, contact. In dit geval geen adres maar wel een telefoonnummer. Ik bellen. Een vrouw neemt op. Ik vraag of ze de eigenaar is van het hondje en leg uit dat ze gevonden is. We overleggen over wat te doen. Mevrouw is niet thuis, alleen haar kinderen zijn daar. Die kunnen de hond wel in ontvangst nemen maar kunnen de door mij verlangde dertig Euro niet betalen. Mevrouw belooft die munten over te maken aan het asiel.
Dan neem ik het hondje over van de melders, bedank hen en breng de hond naar de bus. Hop in je hok. Met een beetje overredingskracht lukt dat. Het is een lief beestje. Net als ik bezig ben met wat papierwerk, het is niet veel maar moet wel gebeuren, gaat de telefoon. Alweer een melding, over een vogel die vast zit in het trappenhuis van een flatgebouw.
Ik zeg tegen de centrale dat ik eerst die hond wegbreng en dan achter de vogel aanga. Centrale gaat akkoord. Hij moet wel want ik rijd tenslotte die bus. Het adres waar ik de hond moet afleveren is diep in de krochten van diezelfde arbeiderswijk. Op zich ruim genoeg, ware het niet dat zowat elk vrij plekje in beslag wordt genomen door geparkeerde auto's. Overduidelijk was tijdens de ontwerpfase het autobezit onder de toenmalige arbeiders een stuk minder dan nu.
Maar, geluk is met de dommen, schuin tegenover het adres waar ik zijn moet is een plekje open. Net groot genoeg voor de bus en met behulp van een schoenlepel en wat slaolie weet ik de bus netjes aan de stoep te zetten. Als ik aanbel doet een jochie van een jaar of tien, twaalf open. Ik zeg dat ik de hond kom terugbrengen. Ik zet de hond neer en hij rent luid kwispelen naar binnen. Die is op z’n plek. Ik kan onderweg naar de volgende melding..

01-06-24 10:40:33
Emmo
Stamgast


WMRindex: 67.677
OTindex: 28.577
1.6: Getrapte merel
Dat is in een flatgebouw in een wat nieuwere wijk aan de andere kant van de grote verkeersader dwars door de stad. Domdommetje levert me af bij de verkeerde flat en ik moet vragen naar het juiste huisnummer. Dat is verder geen probleem. Ik moest niet bij déze flat zijn, maar bij de volgende.
Goed. Het is geen grote afstand dus ik loop naar de juiste flat, groot schepnet in de handen. De deur staat open, dat had mevrouw de melder via de telefoon al verteld toen ik haar opbelde op te zeggen dat ik er aan zat te komen.
Ik ga via de trap naar boven. Tenslotte zit het beest in het trappenhuis en misschien kom ik hem onderweg tegen. En inderdaad, op het bovenste dek zit een merel tegen het glas. Die wil via die weg naar buiten, maar ja, dat gaat niet.
Ik breng mijn net in stelling, maar als ik het net in de richting van de vogel beweeg fladdert hij via de opening tussen de vloer en het glas naar beneden, een dek lager. Ik volg het dier op de voet en hier gebeurt hetzelfde. Aldus aangekomen op het eerste dek kan het dier niet verder naar beneden. Aangestuurd door mijn net gaat hij nu via de reguliere trap omlaag, twijfelt nog even of hij via de openstaande deur naar de galerij wil en gaat dan toch nog één trap naar omlaag. Daar ziet hij de openstaande deur met de vrije ruimte erachter en vliegt door de deur de vrije wereld in. Opgelost.
Dan ga ik weer terug naar boven, naar het vierde dek om te melden dat de situatie geklaard is. Mevrouw heeft de deur open en ik roep “vollek”. Mevrouw komt naar de deur, de hond moet achterblijven. Die had ongezonde belangstelling voor de merel. Ongezond voor de merel. De hond vond het alleen maar prachtig. Mevrouw zoekt gelijk naar de merel, ze woont direct tegenover het trappenhuis. Ik zeg dat ik hem inmiddels op een diervriendelijke wijze de weg naar de uitgang heb doen nemen.
We praten nog even. Financieel gezien is de situatie ietwat ambivalent. Voor assistentie met (ongewenste) dieren in privésituaties moet ik ook die dertig euro rekenen. Alleen was dit een situatie op min of meer publiek terrein. Van dat laatste ben ik maar uitgegaan.
Ik kon weer terug naar de bus en terug naar huis.

02-06-24 09:30:57
Emmo
Stamgast


WMRindex: 67.677
OTindex: 28.577
2: Ongepeperde hazen
Hazepeper: gerecht
2.1: Bloembak als kraamkamer
Ik heb net de tweede bak koffie door de hals als de telefoon gaat. Centrale aan de lijn. Bij een plaatselijk drive-in restaurant zit een eend te broeden in een bloembak. Volgens personeel van dat restaurant doet dat gekke beest dat elk jaar. Omdat rond een drive-in het per definitie een komen en gaan van autoverkeer is, is de plek voor jonge eendjes natuurlijk een levensgevaarlijke situatie.
Elk jaar wordt dan ook de dierenambulance opgetrommeld zo gauw als de eieren uitgekomen zijn. Dit jaar is het onze beurt. Ik overleg met de centralist. Omdat we de situatie geen van beide goed kennen bied de centralist aan om als bijrijder te fungeren. Graag. Met z’n tweeën is het vaak makkelijker dan alleen, zeker als het om meerdere dieren gaat die in principe gezond zijn.
Het adres van de centralist is bovendien op de route die ik naar dat restaurant neem. Hoewel het geen spoedsituatie is, is dat toch meegenomen. Ik ga dan ook vol goede moed onderweg. Ik ben net buiten het dorp op de provinciale weg als ik een pas aangereden haas op de weg zie liggen en halverwege het volgende stadje, net op het punt waar de weg van de dijk komt ligt er nóg één.
Twee dode hazen op zes kilometer weg is vrij veel. Maar het is niet mijn pakkie-an. Dood wild langs de kant van de weg is voor de wegbeheerder, in dit geval Rijkswaterstaat. Ik rijd dan ook verder naar de centralist/bijrijder. Daar aangekomen stapt hij in en wij vervolgen onze weg naar het restaurant.
Bus neergezet op de parkeerplaats, op zondag rond de middag is het niet druk. Twee netten uit de auto, elk één. Aldus gewapend lopen we richting restaurant. Daar worden we opgewacht door één van de personeelsleden. Die had ons al zien rijden.
Zij wijst ons de bewust bloembak. En daar zit prinsheerlijk een eend met een hele schuif piepjonge kuikens rondom. De eierschalen liggen er nog naast. Dat wordt een makkie. De netten hebben we niet nodig.
Bijrijder haalt een bak uit de bus en ik pak de eend van haar kuikens, eend is het daar niet mee eens en pikt me in de pols. Als bijrijder weer terug is, dat duurt maar een paar tellen, legt hij eerst de kuikens op de handdoek in de bodem van de bak. Ik zet vervolgens moedereend weer op haar kuikens. Ze is gelijk rustig. Het maakt haar waarschijnlijk niet uit waar ze zit, als ze haar kuikens maar heeft.
Terug in de bus overleggen we waar we het dier zullen uitzetten. Het is aan de rand van de stad en ietsje verderop zijn wat vijvers en waterlopen. Ideaal voor een setje eenden. In hetzelfde gebied heb ik eens een gans verlost van een visdraad (Hoofdstuk “2.2: Vissende gans“ in het boek “Hoge nood”).
We steken de uitvalsweg over en vervolgen de reis over het fietspad. We rijden voorbij het visstekje waar ik de gans heb geholpen. Volgens de bijrijder, die beter bekend is in het gebied dan ik, is het verderop nog beter.
Bij een driesprong van waterlopen en wat stuwtjes zet ik de bus in het gras. Dit is een mooi stekje. Als we één van die waterlopen oversteken zit dat beest daar zo veilig als wat, in ieder geval voor honden die via het fietspad worden uitgelaten.
Via het stuwtje steken we over. Die bestaat uit een smalle betonnen rand waar geen hond overheen komt. Daar tussen het riet zetten we de transportkooi neer. Eerst moeder eend eruit, dan de kuikens, al met al twaalf in getal, en vervolgens moedereend weer bij haar kuikens. Weer een goede daad verricht.
We keren terg naar de bus. Daar maken we de bak schoon. De beestjes waren overduidelijk nog niet zindelijk. Vervolgens moet ik het hele eind over het fietspad achteruit rijden. Daarin krijg ik les van de bijrijder, die er een stuk beter in is dan ik. Al is dat goed beschouwd geen criterium.
Maar het lukte zonder krassen of gemolesteerde fietsers. Zo gauw het kon de bus gedraaid en terug naar het adres van de bijrijder. Deze afgezet en dan via dezelfde route weer terug naar huis. Op de plek van de eerste haas even ingehouden. Er zat toch niemand achter me. En ja hoor, het beest lag er nog. Gezien het feit dat het zowat anderhalf uur later was zag hij er nog goed uit. Niet aan vellen gereden.
Hoewel het beslist niet tot mijn taken behoort en ik zonder assistentie van bijvoorbeeld Rijkswaterstaat of de politie niet eens mag optreden heb ik toch maar de bus lang de kant gezet. Flitsertjes aan en goed uitkijken naar het verkeer. Bakje voor de dode beesten mee en tussen het verkeer door het beest toch maar van de weg gehaald. Ik vond het geen goed idee dat beest daar zomaar te laten liggen.
Bij de tweede haas hetzelfde pak een laken. Ook deze zag er gezien de omstandigheden (ruim 1½ uur op een vrij drukke weg) nog redelijk toonbaar uit. En zo zat ik met twee dode hazen in de bus. Vlakbij is er een natuurgebied. Daar ben ik met die twee heengereden en heb ze daar teruggegeven aan de natuur.

02-06-24 09:32:52
Emmo
Stamgast


WMRindex: 67.677
OTindex: 28.577
Met dit laatste verhaaltje hebben we nog het landelijke nieuws gehaald.

02-06-24 20:47:50
allone
Oudgediende


WMRindex: 52.006
OTindex: 93.469

03-06-24 09:25:20
Emmo
Stamgast


WMRindex: 67.677
OTindex: 28.577
2.2: Geen gekwaak
Alweer een week verder. Ik ben net onderweg van de aflossing naar huis toe als de telefoon gaat. Iemand heeft tijdens het uitlaten van de hond een nest jonge eenden gevonden, die klaarblijkelijk door de ouders verlaten waren. Plaats van het onheil was moeilijk te geven, maar centralist had de melder uitgevraagd en op basis van haar kennis van de omgeving een speld gestuurd. Een speld is in dit geval een grafische positieaanduiding in Google Maps.
Ik gooi de bus aan de kant, het verhaal was dermate complex dat beter niet tijdens het rijden overlegd kan worden. Ik open Maps en bekijk het kaartje. Samen met het verhaal van de centralist is de situatie toch duidelijk. Er is een nieuwgegraven waterloop van de rivier naar de randmeren. Aan beide zijden is een fietspad dat tevens dienstdoet als schouwpad. Goed te berijden voor de ambulance.
De positie zou nabij de spoorbrug over die waterloop zijn. Ik ken de situatie. In het begin van mijn carrière op de dierenambulance ben ik er eens op zoek geweest naar een zwaan met vogelgriep. Ook heb ik er al eens een verwilderde kat met kittens proberen te vangen. Het schouwpad is lastig te vinden, maar er zijn een paar plekjes waar je er op kunt komen met de auto als je weet waar en hoe.
Ik rijd dus naar die spoorbrug via het schouwpad. Precieze plaats is niet aangegeven, maar zo groot is het gebied niet. Alleen staat het vol met riet en manshoge brandnetels. Gelukkig had ik nog een lange broek aan. Ik zoeken van twintig meter voor de spoorbrug tot dertig meter na de verkeersbrug, die twee liggen vlak naast elkaar. En maar uitluisteren naar lawijt van die jonge eendjes. Niet te zien, kan ook moeilijk met dat riet en netels, en ook niets te horen. Genoeg ander lawaai van allerlei vogels, natuurlijk, maar geen nest jonge eenden.
Terug bij de bus bel ik de melder. Wordt niet opgenomen. Maar misschien heeft de centralist de verkeerde oever aangegeven en moet ik het ándere schouwpad hebben. Ik daarheen. Via een brug is het niet ver. Als ik bijna ter plaatse ben belt de melder terug.
Blijkt dat het helemaal niet bij de waterloop te zijn, maar nabij het station. Hemelsbreed maar een paar honderd meter, maar toch op een ander plekje. Ik krijg van de melder vrij precieze instructies: Langs het fietsenhok en dan door een fietstunneltje. Daar zou het wezen.
Ik naar het station. Fietsenhok opgezocht. Dan uiteraard eerst de verkeerde kant opgelopen. Maar uiteindelijk vond ik het tunneltje. Tunnel door en aan de andere kan van de spoorbaan en de weg zit je gelijk in het buitengebied. Met slootjes, wilgen en wat dies meer zij. Ideaal gebied voor een eendengezin.
Dus wederom in het natte gras en over de drasse grond gezocht. Meerdere geschikte nestgelegenheden gevonden maar het enige wat het opleverde waren natte voeten. Geen eenden te zien of te horen. Wel kraaien.
Uiteindelijk heb ik het maar opgegeven. Nog wel geprobeerd de melder te bellen, maar die nam niet weer op. Met natte schoenen en broekspijpen plus nogal wat brandnetelsteken huiswaarts gekeerd.

04-06-24 13:45:05
Emmo
Stamgast


WMRindex: 67.677
OTindex: 28.577
2.3: Omgevallen merel
De volgende ochtend even voor twaalven gaat de telefoon weer eens. In de stad is een niet-vliegende merel van de straat geraapt. Of ik even wil gaan kijken.
Eerst bel ik zoals gebruikelijk naar het aangegeven telefoonnummer. Iets wat verdacht veel op een kinderstem lijkt geeft antwoord. Ik houd het formeel en vraag of er een niet-vliegende merel gevonden is. Enerzijds ter verificatie en anderzijds om de andere kant te laten weten dat er iemand onderweg is. Het blijft stil. Ik vraag nogmaals en dan antwoordt een bedremmeld stemmetje met “ja”. Ik vertel wanneer ik er zal zijn. Zoals bijna altijd is dat met een half uurtje.
Vervolgens ga ik onderweg. Het adres is in een vrij bijzondere wijk. Tenminste uit navigatorisch oogpunt. Het aantal aanrijdmogelijkheden is zeer beperkt en een aantal wegen zijn afgesloten en omgevormd tot fietspad. Helaas is de baas van het Domdommetje nog niet op de hoogte gesteld van dit feit, waardoor je, als je dat hebbeding volgt op de meest onmogelijke momenten achter een obstructiepaaltje terecht komt. Als je vervolgens een alternatief zoekt wordt je in een kringetje rond geleid en komt op hetzelfde punt weer achter hetzelfde paaltje te staan. Je moet flink omrijden om de juiste uitgang te vinden.
Maar het aanrijden gaat goed. Ik kom uit de juiste richting. Het adres is op een pleintje. Als ik de bus neerzet op een vrij parkeerplekje en uitstap komen twee jongetjes van een jaar of twaalf op me toe. Doos in de handen.
In die doos ligt een merel. Vrij jong maar zo te zien vliegvaardig. Al is die vaardigheid op dit moment fors beperkt. Het beestje ligt op z’n zij, klauwt een beetje met de pootjes en knippert met de ogen. Maar dat is ook alles. Het geheel ziet er niet best uit. Één van de jongetjes wijst me op een bultje onder één van de ogen. Mogelijk een parasiet. Een teek of zo.
Ik vertel de jongens dat het beestje er slecht aan toe is en dat ik het naar een opvang brengen zal. De jongens vertellen hoe ze het diertje op straat hebben zien liggen. Dan doe ik het beestje in een transportbox en neem ik afscheid.
Terug in de bus bel ik met de opvang en vertel het verhaal. “Op z’n zij? Dan zou het een ziekte kunnen zijn of aangevallen door een kat. Kom maar door, ik ben net op de opvang, dan zal ik hem gelijk bekijken”.
Omdat ik inmiddels een beetje bekend ben met de “ins and outs” van deze wijk weet ik zonder al te veel problemen de uitgang te vinden. Dan via de gebruikelijke route naar de opvang. Ver is het niet. Goed beschouwd op loopafstand, maar dankzij de indeling van de wijk is het met de bus toch wat verder.
Op de opvang staat de deur open. De beheerder is, samen met een assistent, bezig. Als ik binnenkom is het: “Ah, daar is de merel. Laat eens kijken”. Merel uit de box en gelijk “Die ziet er niet best uit”. Het beestje wordt nader geïnspecteerd en de conclusie is dat hij te pakken is genomen door een kat. Stevig. Zo stevig dat de beheerder er geen heil meer in ziet. Het beestje gaat op voor euthanasie. Jammer, maar zo is het leven.

05-06-24 18:47:30
Emmo
Stamgast


WMRindex: 67.677
OTindex: 28.577
2.4: Hondenrit
Als ik van de vorige melding op weg ben naar huis gaat de telefoon. Verzoek vanuit het asiel om drie honden op te halen bij een ander asiel, zo’n vijftig kilometer verderop, en naar “mijn” asiel te brengen. Dat kan uiteraard, maar er is wel begeleidend commentaar. De handen kunnen onderling niet goed onderweg en moeten in separate kooien, kennels geheten. Dat is natuurlijk weer andere koek, ook afhankelijk van de afmetingen van de dieren.
In de bus is een vaste kooi, groot genoeg voor een labrador. Verder heb ik een aantal transportboxen, maar die zijn alleen geschikt voor kleine hondjes. Ik overleg met de centrale en zij suggereert dat ik een kennel kan lenen in het asiel waar de honden vandaan komen.
Met die informatie ga ik op weg naar dat andere asiel. Het adres blijkt aan een doodlopend weggetje lang een kanaal, helemaal buitenop. De hoofdpoort is dicht, maar het deurtje er naast is open. Ik zet de bus neer tegenover de hoofdpoort en ga via dat deurtje het terrein op.
In het gebouw zitten twee dames achter de receptie. Eentje is druk aan het telefoneren en de ander kijkt op. Ik zeg dat ik de drie honden kom ophalen en vraag wat voor honden het zijn. Het blijken twee Tibetaanse terriërs te zijn en een Deense dog. Die terriërs zijn het probleem niet. Één ervan kan in de vaste kooi en de tweede kan in een leenkennel.
De Deense dog is wel een probleem. Dat is een reus van een hond en de vraag is of ik die wel veilig kan transporteren. Ik heb wel eens zo’n bakbeest los in de bus gehad, via de halsband vastgemaakt aan een stutje, maar dat was min of meer een noodgeval. Beide dames vonden dat geen goed idee. Maar in mijn asiel hebben we grote opvouwbare draadkooien. Die zijn groot genoeg en passen precies in de bus.
Conclusie is dat ik eerst de beide terriërs wegbreng en dan met een vouwkooi terugkom voor de Deen. Dat is acceptabel voor de dames. Hoe laat of ik weer terug kan zijn? Het is naar schatting drie kwartier draaien naar mijn asiel. Dat maakt goed anderhalf uur. Uitladen van de terriërs en inladen van de vouwkooi hoeft niet lang te duren. Het is al wat later in de middag en ze willen de Deen voor sluitingstijd wel weg hebben. Maar dat komt precies uit. Vier uur is sluitingstijd en als alles meezit kan ik rond die tijd weer terug zijn.
De eerste van de terriërs in de vaste kooi, dan komt één van de dames met een kennel aandragen voor de tweede. Tweede erin en ik ga onderweg. Het is druk op de weg maar ik kan zonder veel moeite doorstomen naar het mijn asiel.
Daar aangekomen laad ik een voor een de hondje uit en overhandig ze aan de begeleider. Dan vraag ik naar een vouwkooi. Daar gaat de begeleider over die nét vertrokken is met het tweede hondje. Ik weet waar de kooien opgeslagen zijn dus ik zeg dat ik alvast daarheen ga. De receptioniste belt ondertussen de begeleider.
In de schuur vind ik een geschikte kooi en als ik daarmee onderweg ben naar de bus komt de begeleider al aandraven. “ah, je hebt er al een gevonden”. Ik ben rond sluitingstijd in het andere asiel, maar als ik weer drie kwartier later op de thuisbasis ben zijn ze hier al gesloten. Begeleider zegt dat hij de nachtopvang zal klaarmaken zodat het dier daar in kan.
In de bus maak ik de kooi klaar en kijk op Domdommetje wanneer ik op het andere asiel kan zijn. Tien minuten na sluitingstijd. Dat is acceptabel, ze zijn altijd nog wel een half uurtje bezig met schoonmaken en opruimen. Voor alle zekerheid stuur ik een appje met de ETA (Estimated Time of Arrival).
Drie kwartier later, bijna op de minuut nauwkeurig, ben ik ter plekke. Één van de dames in nog aanwezig. Zij haalt de Deen op en ik doe alvast de deurtje open. Met een beetje aanmoediging klimt de hond in de kooi. Hij heeft het vaker meegemaakt. Het past, maar daar is dan ook alles mee gezegd.
Terug op mijn asiel is alles al in diepe rust, voor zover een asiel in diepe rust is. Geblaf en zo heb je altijd. Deen uitgeladen en die ontsnapt me nog bijna. Ik houd een lus van de hondenriem voor zijn neus, maar hij duwt die aan de kant en is de kooi uit voordat ik hem tegen kan houden. Gelukkig merkt hij dat hij op onbekend terrein is en komt weer op me toe waardoor ik hem alsnog de riem kan aandoen.
Het dier komt gewillig met me mee, denk dat ‘ie zenuwachtig vanwege de aanwezigheid van andere honden, vooral vanwege de wolfshonden die in de buitenkennel zitten. Zonder moeite plaats ik hem in de nachtopvang waar water en voer al klaarstaan.
Als ik de vouwkooi uit de bus haal zie ik dat ik, stomkop die ik ben, vergeten ben om de leenkennel waarin ik de terriër vervoerd heb terug te geven. Ik stuur een appje naar het andere asiel waarin ik vraag wanneer ik dat ding kan terugbrengen. Dan ga ik naar huis.
Eenmaal thuis zit ik rustig tv te kijken als er een appje binnenkomt van dat andere asiel. Één van de medewerkers woont in een stadje bij mij in de buurt. Ik kan de kennel daar afgeven en zij brengt dat ding bij gelegenheid weer waar hij wezen moet. Dat scheelt flink in tijd en kilometers, dus ik spring in de bus om het ding af te leveren. Ook weer voor mekaar.

10-06-24 10:31:30
Emmo
Stamgast


WMRindex: 67.677
OTindex: 28.577
3: Niet in het raam gehad
Spreekwoord: het in de ramen hebben (het in de gaten hebben)
3.1: Uit het nest
Even na de middag gaat weer de telefoon. De eerste van de dag. Het betreft een heel jong vogeltje dat niet goed voort kan. Het lijkt erop dat een van de pootjes beschadigd is. Melder had het een paar uur aangekeken en had geen ouders gezien die assistentie leverden.
Zo’n situatie is natuurlijk lastig. Een beschadigde jonge vogel, mogelijk uit het nest gemieterd door hetzij de ouders, hetzij door broer of zus, maakt geen enkele kans. Met veel geduld en vakkennis valt zo’n beestje misschien groot te brengen, maar dan nog. Waarom is ‘ie uit het nest? Stom toeval of een ongeluk? Of was het al de zwakste en is daarom opgegeven?
Het is niet aan mij om daarover te oordelen, maar ik heb op voorhand al mijn twijfels over de levensvatbaarheid. Toch ga ik onderweg, daarvoor ben ik ingehuurd. Is het niet voor het vogeltje, dan is het voor de melder, die begaan is met het lot van het diertje.
Het adres is in het buitengebied. Meer specifiek in het buitengebied van het buitengebied. Via een serie smalle landweggetjes kom ik uiteindelijk aan op de plaats van bestemming. Één van de boerderijen, daar moet ik zijn. Even controleren of het huisnummer klopt, maar die staan duidelijk aangegeven. Ik druk op een belletje naast wat nu de voordeur schijnt te zijn en word beloond met luid geblaf. Een paar tellen later gaat de deur open en daar staat een vrouw, doosje met daarin het beestje al in de handen. Het ligt op z’n zij, alsof het rechterpootje het heeft begeven. Er zit nog wat leven in, maar niet veel meer.
Ik praat even met mevrouw over de overlevingskansen en wat ik met het dier ga doen. Moeilijkheid voor mij is dat ik eigenlijk al weet wat de opvang zal zeggen. Ik heb vaker iets dergelijks bij de kop gehad. Opvang bekijkt zoiets vanuit de gehele natuur. En dan is een jong vogeltje dat denkelijk gewond is en verder misschien ook nog wat mankeert een simpel gegeven. Er zijn al zat jonge vogeltjes. Maar dat is niet iets wat mevrouw wil horen. Ik zeg dan ook dat ik het beestje naar de opvang zal brengen.
Terwijl ik met mevrouw aan het klasjeneren ben gaat de telefoon. Mevrouw is op dat moment belangrijker dus ik leg mijn hand erop dat het geluid gedempt wordt. Later zal ik wel terugbellen. Uiteindelijk neem ik afscheid van mevrouw en ga met het vogeltje in de transportbox terug naar de bus.
Daar zie ik dat de volgende melding binnen is. Een jonge duif is tegen het raam geblunderd en is gewond blijven zitten.

11-06-24 11:18:21
Emmo
Stamgast


WMRindex: 67.677
OTindex: 28.577
3.2: Een raam in de weg
Die duif was een paar dagen terug uit het nest gekomen, aangevallen door een kat, in paniek opgevlogen en “knal” tegen een raam gedenderd. Melder had hem opgeraapt en geconstateerd dat ook de kat sporen had achtergelaten. Het dier was gewond onder de linkervleugel.
Normaal als een vogel tegen raam dendert en het overleeft laat je hem eerst op verhaal komen en laat hem dan weer vrij. In dit geval was ‘ie gewond door die aanval en dankzij de aanvaring met het raam had ‘ie een dik oog. Dan toch maar de dierenambulance.
Ik onderweg naar het slachtoffer. Daar kan ik alleen maar constateren dat mevrouw compleet gelijk had. Een dik oog en een kleine wond onder de linkervleugel. Dat wordt de opvang. Mevrouw had in het verleden ook voor de dierenambulance gereden. Ze kende de namen en de procedure.
Ik ga met de duif terug naar de bus en kijk nog even naar mijn eerste klantje. Jammer maar helaas. Zoals te verwachten was, was die inmiddels overleden. Die gaat bij eerste gelegenheid terug de natuur in.
Voor de duif was er een kleine verandering. Één van de collega’s had een duivenopvang gevonden die alle soorten duiven opneemt. Onze voorkeursopvang neemt alleen wilde vogels en egels op. De tweede neemt zowat alle beesten op, ik heb er al eens een bever gebracht, maar die vraagt per dier een (klein) bedrag. Tenslotte moeten die ook voer en medicijnen kopen. Maar dat bedrag, hoe klein ook, gaat uiteraard wel af van ons budget. Als het nodig is, dan is het nodig. Maar als we er met ere onderuit kunnen, dan graag. Voor duiven hebben we nu dus een nieuw adresje, voor als de eerste opvang om wat voor reden dan ook verstek laat gaan.
Als ik naar de eerste opvang bel wordt er niet opgenomen. Gebeurt wel vaker. De man is alleen, heeft zijn gewone werk en ook nog eens een privéleven. De opvang komt daar nog eens bij. Daardoor komt de nieuwe in beeld. Ik was er nog niet eerder geweest maar de centralist kent het adres. Dat is een dorp in de buurt van de grote stad. Beetje lastig te vinden, dus naast het adres krijg ik van de centralist wat foto’s en een beschrijving.
Dankzij die beschrijving weet ik het juiste adres prima te vinden. Het is inderdaad wat lastig. Het weggetje waar je moet zijn wordt noch op het Domdommetje, noch op Maps weergegeven. Het bestaat dus niet volgens die machientjes. Toch is het een weggetje met een paar (voormalige) boerderijen er aan. Domdommetje wijst alleen naar de inrit.
Ik had tevoren opgebeld naar deze opvang, en als ik de bus voor het huis parkeer komt de beheerder al naar buiten. We maken kennis en mijnheer inspecteert de duif. Inderdaad een wond en dat oog, daar zit een bloeduitstorting achter. Een hematoom in de vaktaal, maar dan wel een kleintje. Volgens mijnheer komt die er wel weer bovenop.
Met dat bericht kon ik weer op huis aan.

12-06-24 09:47:25
Emmo
Stamgast


WMRindex: 67.677
OTindex: 28.577
3.3: Ziek als een kat
Minuten voordat ik naar de aflossing zou gaan, zonder fiets dit keer, er wordt dikke regen voorspeld, gaat weer de telefoon. Een ingewikkeld verhaal zo te horen. Bij mensen was een oude kat komen aanlopen. Centrale had aanvankelijk als advies gegeven om een foto op sociale media te plaatsen. Dat wil nog wel eens helpen om de eigenaar te traceren. Melder was gepikeerd, want die wou gelijk van die kat af. Maar geholpen had het wel, want na een tijd kwam de eigenaar zijn beest ophalen. Dat is de voorgeschiedenis.
Vandaag krijgt de centrale weer een melding van een oude, zieke kat. Dit keer van een andere melder. Bekend met de voorgeschiedenis vraagt de centralist door en merkt dat het om dezelfde kat gaat. Weer hetzelfde advies gegeven, maar een kat die steeds maar weer bij vreemden komt sneupen is een ongewenste situatie. Aanvullend advies aan de melder: niet voeren, want dan blijft ‘ie komen. Centrale schakelt mij in met de achterliggende gedachte dat als we de eigenaar dertig euro voorrijkosten kunnen aftroggelen hij misschien wat beter op zijn kat past.
Ik krijg van centrale aldus de instructie: kijk of het dier een chip heeft. Zo ja, probeer de eigenaar op te sporen en probeer die voor dertig euro af te zetten. Zo nee, of als de registratie van de chip niet klopt, een belbandje om doen in de hoop dat de eigenaar hierdoor getriggerd wordt. Het dier schijnt inderdaad een nierziekte te hebben, iets waar veel katten op leeftijd last van krijgen. Daarom is naar het asiel brengen een wat minder gewenste oplossing. Dan wordt het asiel namelijk verantwoordelijk voor een oude zieke kat. En begaan als ze zijn met (bijna) alle dieren (muggen o.a. zijn een uitzondering) op het asiel, de eerstverantwoordelijke voor een kat is toch de eigenaar.
Met die instructie ga ik onderweg, maar eerst stuur ik een berichtje naar mijn aflosser dat het wat later wordt. Nog niet eens halverwege, nog voor de splitsing waar ik moet kiezen voor de kat of de aflosser gaat de telefoon. De melder. Ik had die van te voren laten weten dat ik onderweg was en hoe laat ik er zou zijn. Vandaar dat ze het telefoonnummer had.
De eigenaar was alweer komen opdagen. Mijn inzet was niet langer benodigd. “Oké”, zeg ik, “dan kan ik gelijk door naar mijn volgende adres”. Dit om de melder te laten weten dat ik niet voor nop reed. Ze putte zich namelijk uit in excuses dat ik voor niets aan het rijden was. Dat mijn volgende adres de aflosser is, is verder onbelangrijk. Ik sein mijn aflosser dat ik weer onderweg ben, samen met de ETA.
Door al die ritten dit weekend, beginnend met 2.2: geen gekwaak, had busje dorst gekregen. Dus zoek ik de meest geschikte pomp die het tankpasje van het asiel accepteert. De adressen ervan heb ik een tijd terug in het Domdommetje geprogrammeerd. Dat is vlot zoeken. Bij de eerste aangekomen zet ik de bus neer bij een vrije plek. Het is druk maar ik heb geluk. Pasje in de betaalzuil en ik krijg de melding dat mijn gekozen brandstof niet geleverd kan worden. Dan de melding dat ik de slang moet terugplaatsen, gevolgd door nog een stuk of wat die nóg minder ter zake doend zijn. Ik probeer de boel te resetten maar de hele riedel begint weer van voor af aan.
Ik geef het op. Ik begin laat te worden voor mijn ETA. Niet dat mijn aflosser snel ongerust wordt, maar toch. De andere eilanden van dit station zijn bezet en inmiddels staan er alweer wat andere klanten te wachten. Dan maar een andere pomp. Er zijn er meerdere in de stad. De dichtstbijzijnde is vlak bij het station. Ik scheur er heen, geholpen door Domdom. Daar is het een stuk rustiger. Ik gooi de bak vol. Zestig liter diesel. Ik heb nog niet eerder zoveel getankt.
Dan naar de aflosser. Een kwartier later dan mijn ETA sta ik voor de deur. Aflosser staat al te wachten en komt naar buiten. Samen rijden we naar mijn huis. Ondertussen verhaal ik van weigerachtige benzinepompen en zieke katten.

17-06-24 10:26:22
Emmo
Stamgast


WMRindex: 67.677
OTindex: 28.577
4: Geen kraaienmars
Gezegde De kraaienmars blazen: sterven.
4.1: Hoe schol is een ekster?
Rond vijven gaat de telefoon. Ik heb geen dienst, om zeven uur is het wissel. Aan de lijn is de collega van wie ik het om zeven uur overneem. Hij heeft net een melding afgehandeld in de grote stad. Naar zijn huis is het een half uur rijden. Van zijn huis naar mij ook. Dat begint erg dicht bij elkaar te liggen. Het is efficiënter als hij direct naar mij komt zodat we de wissel wat vroeger doen. Hij vraagt of ik daarmee akkoord ga.
Voor mij geen probleem. Ik ben druk bezig met mijn elektrieke treintje, maar dat is een project van járen. Dat kan makkelijk even stilliggen. Dat gebeurt vaak. Collega komt naar mij toe. Met drie kwartier kan hij er zijn.
Als hij voor de deur staat kom ik naar buiten en stap in. Hij rijdt weg, en koud onderweg gaat de werktelefoon. Het gaat om een jonge ekster waarvan al eerder melding is gedaan, maar toen door de centrale is afgehandeld. We rijden niet voor elk uit het nest gevallen vogeltje, met advies van de centrale kan een goedwillende melder heel veel zelf doen. De meeste situaties zijn eenvoudig genoeg als je maar weet wat en hoe.
In dit geval lag het toch wat gecompliceerder dat aanvankelijk gedacht. Het beestje was inderdaad uit het nest gemieterd. Dat is normaal als ze oud genoeg zijn, maar hier was het beestje van grote hoogte naar beneden komen zeilen en bij de landing gewond geraakt. In de eerste melding was daar geen sprake van geweest.
Nou komt het wel eens voor dat een melder de situatie overdrijft om maar te zorgen dat die gasten van de dierenambulance toch echt wel komen. Collega en ik discussiëren of dat hier het geval kan zijn. Bij de eerste melding geen verwonding en nu wel? Vreemd. Maar we zullen wel zien. Gezamenlijk gaan we die kant op. Ik programmeer Domdommetje in mijn functie als bijrijder.
Het adres is in een vrij ingewikkeld aangelegde nieuwbouwwijk, waar hier en daar doorgangetjes afgesloten zijn met palen om sluipverkeer tegen te gaan. Soms kan dat nogal storend zijn als één en ander nog niet in de elektrieke kaart verwerkt is.
Maar hier valt het mee. Het adres is aan de rand van de wijk. We stoppen nagenoeg voor de deur. Ik pak alvast een bakje om het dier in te doen en collega loopt naar de voordeur. Voordat hij kan aanbellen gaat de deur open. “We zagen u al aankomen”.
Wij gaan naar binnen. Op de salontafel staat een kartonnen doos met een handdoek er in. Op die handdoek zit een jong vogeltje, nog in de dons, met rudimentaire vleugeltjes. Wat of het is? Geen idee. Het beestje heeft vrij lange poten alsof het een nestvlieder is. En inderdaad, op, zeg maar, de elleboog zit een oppervlakkige wond. Ziet er niet serieus uit, gewoon een scheurtje in het vel, maar in hoeverre dit voor een jong vogeltje problematisch is kan ik niet beoordelen.
Voor ons is de situatie al veel duidelijker. De melders zijn serieus, ze hadden alleen bij de eerste melding die wond nog niet gezien en daarom niet vermeld. Bovendien, het beestje loopt niet en maakt ook geen aanstalten. Een echte nestvlieder zet het op een lopen, of probeert dat althans. Dat is zijn eerste, en vaak enige, verdediging.
Normaal zet je zo’n beestje terug bij het nest en dan zorgen de ouders er wel voor. In dit geval is dat toch wat lastiger. De plaats van het nest is onbekend, al kan dat nooit ver weg zijn. Verder, zo’n beestje op de grond zetten in deze omgeving, dan komen de ouders er niet meer bij. Die willen vrije ruimte hebben.
Dus naar de opvang ermee. Misschien kunnen die er nog wat mee aanvangen. Terug in de bus bellen we op. “Wat is het er voor één”? “Geen idee”. “Stuur een fotootje”. Fotootje opgestuurd. “Dat ziet er uit als een scholekster. Wondje aan de poot? Breng maar en zet het in de doos op de koelkast. Dan kom ik zo wel kijken”.
Bij de opvang is de deur open. Vreemd. Normaal is die op slot. Wij zetten de scholekster in de bewuste doos, formuliertje ernaast. Net als we de deur achter ons op slot willen doen komt de bewoonster van de boerderij, de opvang zit in een schuur naast een voormalige boerderij, aanlopen. Zij figureert nog wel eens als assistente. Ze was bezig geweest in de opvang en eventjes ergens anders heen gegaan. Vandaar die open deur.
We praten even en zij bekijkt het beestje. Toch maar onder een warmtelamp zetten. We hadden dit aan de beheerder gevraagd, maar die had dat niet nodig gevonden. Oké, dan maar onder de lamp. Als assistente weet zij meer van de hoed en de rand dan wij als chauffeurs.
Ik breng de collega naar huis, eindelijk de aflossing afgerond, en ga weer op huis aan.

Je moet ingelogd zijn om te kunnen reageren!

1 2 3 4 .... 11 12 13 [14] 15 16 17 18 19 20

WMRphp ver. 7.1 secs - Smalle versie - terug naar boven