Dierenambulance 2 | |
18-06-24 09:30:38 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.677 OTindex: 28.577 |
4.2: Noordelijke kat De volgende dag, kort voor de middag, komt de volgende melding door. Er is ergens een kat komen aanlopen. Beest is mager en ziet er niet goed uit, volgens de melder. Dat zullen we maar eens bekijken. Ik ga onderweg. Het adres is in een nieuwbouwwijk aan de rand van het oude gedeelte van de stad. Waarschijnlijk één van de latere uitbreidingen na de oorlog. Smalle straatjes, maar wel met parkeergelegenheid. Zo te zien op planologisch gebied ertussen gefrommeld. Niet echt logisch opgebouwd. Ik zet de bus neer op een vrij plekje. Er is voldoende aanwezig. Als ik uitstap wordt ik aangeroepen vanaf de overkant van de straat: “Komt u voor ons”? Ik vraag of het voor de kat is. En dat is het. Ik ben op het juiste adres. In de betegelde achter”tuin” zitten twee vrouwen op een bank. Twee kinderen spelen op de tegels. Tussen de beide vrouwen een doos. In de doos de kat. Één van de twee vrouwen houdt het dier in bedwang. Hij wil er steeds van tussen. Op een vriendelijke manier, beest is zo tam als wat. Ik praat even met beide dames en dan leg ik het dier de lezer in de nek. Ik moet even manoeuvreren, het beest draait alle kanten op en de chip is verplaatst. Soms gebeurt dat. Een chip wordt altijd tussen de schouderbladen geïnjecteerd, maar soms gaat zo’n chip daarna aan de wandel. De chip is geregistreerd, maar de plaats die erbij hoort is een verrassing. Het is een plaats een flink stuk naar het noorden, op een goed uur rijden van waar ik ben. Dik honderd kilometer, afhankelijk van de route. Dat geeft drie mogelijkheden: ten eerste: de eigenaars zijn verhuisd en hebben de registratie niet aangepast. Ten tweede: het beest heeft andere eigenaren gekregen en die hebben de registratie niet aangepast. Ten derde: het dier is op eigen gelegenheid honderd kilometer verdwaald. Het komt wel eens voor dat een kat zich in een auto of een binnenschip verstopt en een forse afstand verderop weer uitstapt. Ik vermoed het laatste. De melders hadden gezegd dat het dier vermagerd en onverzorgd was, en dat was niets teveel gezegd. Klitten in het haar en flink vermagerd. Voor de rest gewoon een tamme kat. Wilde niet in bedwang gehouden worden maar was voor de rest zo vriendelijk als wat. Volgens de melders liep hij al zowat een week in de wijk te struinen. Bij de registratie was een telefoonnummer vermeld. Ik bellen en krijg een voicemail aan de lijn. Ik spreek een tekst in dat er een kat gevonden is en dat er indien gewenst contact opgenomen kan worden met het asiel in de grote stad. Er wordt ook een e-mail adres genoemd, en dat noteer ik ook. Allemaal voor het rapport: wie schrijft die blijft. Ik doe de kat, met een beetje moeite en hulp van de dames, in de meegebrachte transportkooi. Ik praat nog even en dan vraagt een van de dames of de kinderen de ambulance mogen zien. Welzeker, dat kan. Met ons vijven, beide dames, de kinderen en ik zei de gek, lopen we in optocht naar de bus. Schuifdeurtje open en ik laat zien wat we zoal in huis hebben. Dan nemen we afscheid. Ik zet de bevindingen op de app, zodat de centrale weet wat ik aan het doen ben, en dan ga ik richting asiel. Daar aangekomen ontdoe ik me van de kat. Receptie schiet gelijk in het geweer en gaat nogmaals het telefoonnummer bellen en de kat komt onder de hoede van één van de verzorgers. Ik heb nog wat gedoneerde spullen in de bus liggen. Die draag ik naar binnen. Dan de ingevulde formuliertjes van de laatste paar dagen. Het is de eerste van de maand en dan moeten we met een schone lei beginnen. Ik krijg de geleegde transportkooi terug en ik kan weer op weg naar huis. | |
19-06-24 17:32:21 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.677 OTindex: 28.577 |
4.3: Als de dood zo bang Ik ben nog maar even thuis of de telefoon gaat weer. Een paar weken achter elkaar had ik bijna niets te doen en nu lijkt het wel of die telefoon de diarree heeft. Er is een hondje gevonden. Een chihuahua-achtig beest. Een kleintje dus. Of ik van dat beestje de chip kan uitlezen en vervolgens de eigenaar kan opsporen. Goed beschouwd een standaard opdracht: een verloren beest terugbezorgen aan de eigenaar. Het adres is in een nieuwbouwwijk, zowat aan het eind van een doodlopend straatje. Parkeergelegenheid genoeg. Zowat tegenover het adres kan ik de bus kwijt. Drie kindertjes spelen op straat en zijn natuurlijk razend nieuwsgierig wat ik kom doen. Dat vertel ik. Als ik aanbel wordt er niet open gedaan. Net als ik voor de tweede keer wil bellen komt via het achterom een pubermeisje de kop om de hoek steken. Het blijkt dat de verzamelde familie op het plaatsje achter zit en in eerste instantie de bel niet gehoord had. Ik loop achter het meisje aan naar de achterzijde, chiplezer in de jaszak. Achter aangekomen maak ik kennis met de familie. Het meisje wijst me naar de bijkeuken en zegt: “Daar zit ‘ie”. In eerste instantie zie ik niets, maar dan zie ik het beestje. Helemaal weggedrukt tussen de koelkast en een aanrechtkastje zit een klein kortharig hondje. Volgens mij een bastaard, maar ik kan me vergissen. Mijn kynologische kennis is niet om over naar huis te schrijven. Het beestje zit zo ver mogelijk weggedrukt. Bakje water en wat voer vlak bij. Volgens mijn zegsvrouwe had ‘ie daar niets van aangeraakt. Ik laat het diertje ruiken en aai hem over de nek. Beestje trilt helemaal. Zo in de hoek kan ik er slecht bij met de chiplezer dus ik trek hem voorgaats. Onmiddellijk wil ‘ie weer zijn hoek in. Maar nu kan ik erbij. Chiplezer in de nek, beetje heen en weer bewegen en, ja hoor, een piep. Hij is gechipt. Nummer uitlezen, noteren op een kladblaadje en invoeren in de werktelefoon. Via Chipnummer.nl zoek je tegelijk in een hele schuif met databases, maar geen enkele wordt groen. Wel gechipt maar niet geregistreerd. Vreemd. Misschien uit het buitenland? Ik weet het niet. Maar de te volgen procedure is duidelijk. Die gaat naar het asiel, dan kunnen ze daar bekijken wat nodig is. Ik grijp het beestje bij de kladden en zet het op de arm. Het trilt verschrikkelijk over lijf en leden. Het is zo bang als de dood. De melders hebben een grote Duitse Herder, misschien is dat de reden. Met het diertje op de arm praat ik nog even met de familie en vertel wat ik verder ga doen. Dan neem ik afscheid en loop met het beestje naar de bus. Schuifdeur open en ik zet het dier op de vloer om de handen vrij te hebben om de vaste kooi open te maken. Het beestje rent gelijk naar achteren en probeert zich daar klein te maken tussen de achterdeur en de opslagrekken. Als de kooi open is en de daarin opgeslagen bakken eruit moet ik de bus inklimmen om het diertje weer op te pakken en in de kooi te zetten. Daar drukt ‘ie zich weer in een hoekje. Deurtje dicht en klaar. Als ik uitstap om naar de chauffeursplek te gaan komt de heer des huizes op me toe. Ik had de chiplezer laten liggen. Op het asiel breng ik het diertje in de nachtopvang. Het is al na vieren en het asiel is gesloten. Bakje water op de grond gezet, bakje voer klaargemaakt met voer uit de bus. Misschien kan het diertje op deze manier tot rust komen. | |
20-06-24 12:03:49 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.677 OTindex: 28.577 |
4.4: De kraai die niets mankeerde De andere dag gaat weer de telefoon. Ditmaal over een kraai die bij de sportvelden in de stad zit te zitten. En niet vliegt. De melders, een stel kinders, hadden het beest aanvankelijk gespot en een aantal uren later gevangen. Een gezonde kraai die door een stel kinders te vangen is? Verzoek van de centrale om een kijkje te gaan nemen. Dat kan uiteraard, daarom ben ik lid van de club. Ik ben vaker op die sportvelden geweest, ik weet waar het is. Een beetje lastig te vinden, met twee toegangsweggetjes aan weerszijden van een sloot, waarvan er één eenrichting is en de andere meer op een fietspad lijkt. Niet dat het nu wat uitmaakt, er wordt niet gespeeld dus het is rustig. Ik rijd via die eenrichting tegen het heil in om eventuele fietsers niet de sloot in te jagen en zet de bus neer op de parkeerplaats. Ruimte zat. Ik stap uit, pak een bakje voor de kraai en kijk om me heen. Niemand te zien. Ik loop richting de kleedkamers en als ik de struikjes voorbij ben zie ik drie jongens van een jaar of tien, twaalf. Dat zijn de melders. Ik loop met de jongens mee naar een van de nabijgelegen sportvelden. Één van hen heeft een fiets met een mandje voorop tegen een hek gezet. In dat mandje zit de kraai. Het is een kleintje voor een kraai, waarschijnlijk nog een jong beest. Ik doe net of ik er verstand van heb en bekijk de vleugels. Niks mis ermee. Onder de vleugels wat kale plekken, maar voor hetzelfde geld is dat normaal. Ik laat de plekken zien aan de jongens en mompel wat over “misschien een kat of zo”. Eerlijk gezet, ik heb geen flauw idee, maar dat is niet wat de jongens willen horen. Ik ben de dierambulance dus ik moet het weten. Ik stop de kraai in het bakje en zeg tegen de jongens dat ik hem naar een opvang zal brengen en dat ze hem daar verder zullen bekijken. Dan nemen we afscheid en ik loop met de kraai terug naar de bus. Daar bel ik de opvang. Gelukkig krijg ik gelijk antwoord. En waar ik al een vaag vermoeden van had gebeurde. Opvang is op basis van mijn verhaal heel gedecideerd. Gewoon een jonge kraai die nog niet voldoende vliegvaardig is. Uitzetten op de plek waar ‘ie gevonden is en verder niet aankomen. De ouders gaan gewoon door met verzorgen, zo gauw er geen mensen in de buurt zijn. Ik klim dan ook weer uit de bus en loop terug naar datzelfde veldje. De jongens zijn inmiddels huistoe. Gelukkig maar. Weet niet wat ze zouden denken als ik weer kwam aandragen met dat beest. Naast wat bosjes open ik de bak en zet de kraai op de grond. Beest hipt de bosjes in. Ik kan weer terug naar huis. | |
21-06-24 15:34:05 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.677 OTindex: 28.577 |
4.5: Mussenmars Als ik weer een tijdje thuis ben gaat weer de telefoon. Het is hollen of stilstaan met dat ding. Het lijkt erop dat het vandaag “hollen” is. Er is in een nieuwbouwwijk in de stad een musje gevonden dat niet, of niet goed, kon vliegen en belaagd werd door katten. Dat heb je als vogel als je niet, of niet goed, kunt vliegen. Dan zijn katten er als de kippen bij om hun aandeel in de Darwinistische samenleving tot uiting te doen komen. Het lijkt dus wel wat op de vorige melding, al ging het daar om een kraai en hier om een mus. Even in discussie geweest met centrale over de wenselijkheid van ingrijpen, maar de centrale vindt het toch zaak dat ik dit keer toch maar een kijkje moet gaan nemen. Centrale heeft het verhaal uit eerste hand van de melder en kan één en ander beter beoordelen dan ik. Ik ga dan ook onderweg, na, zoals gebruikelijk, eerst de melder heb gebeld met de melding dat ik onderweg ben. Het adres is in een vrij nieuwe nieuwbouwwijk. Ruim opgezet en ik kan dan ook zonder al te veel moeite de bus kwijt vlakbij het adres. Als ik aanbel komen mijnheer en mevrouw samen naar de deur. Musje in een doos. Niks aan de hand met dat beest, alleen nog niet vliegvaardig. Ik maak een opmerking in die richting, altijd voorzichtig zijn daarmee, voor je het weet wordt het verkeerd opgevat. Maar mijnheer en mevrouw hebben er alle begrip voor. Alleen was de vindplaats niet geschikt om het diertje weer neer te zetten. Geen beschutting en teveel katten. De mensen zijn reëel genoeg, maar wisten gewoon niet wat ze met de situatie aanmoesten. En dat komt wel vaker voor. De katten hun gang laten gaan vonden ze een nare optie. Daar kan ik me wel wat bij voorstellen, al zullen de katten het niet met me eens zijn. Wat de opvang in de stad zal zeggen, dat weet ik al. Dan maar naar de grote stad. Daar accepteren ze zowat alles. Zo ook jonge musjes. Dus die kant opgereden, na eerst te hebben opgebeld om te vragen of mijn lading wel welkom was. Dat was ze, alleen was er niemand om haar in ontvangst te nemen. Het was inmiddels al wat later. Ik moest zelf maar de mus in een lege couveuse plaatsen. Dat kan. Inmiddels ben ik al zo vaak op deze opvang geweest dat ik weet hoe één en ander werkt. Als ik de mus in de couveuse gezet heb loop ik terug naar de bus. Daar staat warempel de collega met de andere bus. Die kwam óók een jonge mus brengen. | |
22-06-24 11:47:45 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.677 OTindex: 28.577 |
5: Een vlaai met vertraging 5.1: Gevangen kat In de loop van de ochtend, ik was nog nét niet toe aan de koffie, komt een berichtje binnen. Een kat is in de val gelopen in een klein dorpje bij de rivier. Ik mocht het dier ophalen , naar het asiel brengen en vervolgens de kooi weerom brengen. Melder had last van een stuk of wat katten. Last is eigenlijk teveel gezegd, maar het moesten er niet méér worden. Ik had een kersenvlaai op het programma staan, dus ik haal eerst de ingrediënten, boter, melk, gist en eier, uit de koelkast. Kunnen die in de tussentijd op temperatuur komen. Dan ga ik onderweg. Eerst opbellen dat ik eraan kom. Weten ze uiteraard, maar een bevestiging met een ETA is vaak wel prettig. Het adres is een dijkhuisje aan de rivier. In het dorp, op zaterdag, is een voetbalwedstrijd aan de gang en de toegangsweg naar de dijk staat vol met auto’s. Maar er is langs te komen. Bij het adres van de melder zet ik de bus neer aan de overkant. Recht voor de kerk. Het is geen zondag dus pleeg ik geen blasfemie. Ik stap uit en kijk even welk huis ik precies moet hebben. De nummering is wat minder duidelijk. Dan wordt ik vanuit een schuurtje onderaan de dijk toegeroepen. Het is de melder. De kooi met de kat erin staat voor de schuur. Doek eroverheen zoals het hoort. Mijnheer vertelt dat hij een jaar terug is komen wonen en dat er nogal wat katten rondzwierven. Geen bezwaar, ze konden mooi de muizen en ratten onder controle houden, maar het moesten er niet meer worden. Het gewone recept op het platteland. Ook mevrouw komt kijken. We praten nog even over katten en de dierenambulance. Tot verrassing van het echtpaar vertel ik dat we ook op zondag en over de nacht draaien. Dat laatste alleen voor spoedmeldingen zoals die door de centrale worden ervaren, maar ja, we draaien 24/7. Ik vertel dat ik, als er niets tussenkomt, de kooi per omgaande weer terug zal brengen. Dan is prima, maar mijnheer zal de kooi vandaag niet meer op scherp zetten, indachtig de instructie dat een volle kooi bij voorkeur niet later dan vroeg in de middag wordt opgehaald. Dat houdt verband met de sluitingstijd van het asiel. We willen niet dat een kat te lang in zo’n draadkooi blijft zitten. Dan neem ik de kooi met de kat mee naar de bus en vertrek richting asiel. Daar wordt de kooi in ontvangst genomen en ik maak een babbeltje met de dames van de receptie. Als de kooi leeg wordt terug gebracht vertrek ik met kooi om het ding weer terug te brengen. Vervolgens ga ik naar huis om verder te gaan met m’n vlaai. | |
23-06-24 09:22:43 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.677 OTindex: 28.577 |
5.2: Beschadigde duif Als ik thuis ben ga ik verder met het deeg te kneden. Dat gaat simpel, daar heb ik een machientje voor. Het geknede deeg in een kom en rijzen maar. Als het deeg aan het rijzen is gaat de telefoon. Volgende melding. Die melding gaat over een beschadigde duif. Zodanig beschadigd dat, volgens de melder, euthanasie een valide oplossing zou kunnen zijn. Goed. Dat zien we wel als we er zijn. Ik mag toch geen beslissing daarover nemen. Ik kan hooguit mijn waarneming doorspelen aan de beheerder van de opvang of, eventueel, aan de dierenarts. Hoewel dat laatste kostentechnisch gezien een wat minder aanbevelenswaardige optie is. Het adres is in een gewone nieuwbouwwijk. Ik ben vaker in diezelfde wijk geweest. Het is lastig rijden, vooral vanwege de geparkeerde auto’s, maar meestal is het wel te doen. Ook in dit geval. Het adres is aan een doodlopend eindje, maar er is parkeergelegenheid en een stukje verderop plek om te keren. Ik stap uit, pak een bakje voor de duif en bel aan bij het adres. Ook hier had ik tevoren doorgegeven wanneer ik er zou zijn. De deur gaat dan ook vrijwel onmiddellijk open en de hele familie staat in de gang, nieuwsgierig naar de dingen die komen gaan. Mevrouw heeft de duif in een bebloede handdoek in de handen. Bloed bij de snavel en bij nadere inspectie een ronduit gruwelijke wond aan de borst. Mevrouw had bij haar melding niets teveel gezegd. Ze vertelt dat de duif aangevallen was door één of meerdere katten, vervolgens een boom in was gevlucht en vervolgens uit die boom naar beneden was komen vallen. Toen had ze hem van de straat opgeraapt. Ik vertel dat ik er slecht over kan oordelen, maar dat ik het dier naar een opvang zal brengen en dat ‘ie daar verder bekeken zal worden. Daarmee neem ik afscheid. Terug in de bus bel ik de opvang. Reactie van de beheerder: “Dan heeft die duif geen beste dag achter de rug”. Daar kan ik het alleen maar mee eens zijn. Maar ik kon de duif in de doos op de vriezer plaatsen. Dan zou de beheerder er later naar kijken. Zo gezegd zo gedaan. Schoteltje water er naast en het begeleidende formulier er bovenop. Klaar. | |
24-06-24 11:23:07 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.677 OTindex: 28.577 |
5.3: In de berm Terug van de avonturen met de duif ga ik verder met m’n vlaai. Het inmiddels gerezen deeg uitgerold, 2/3 in de vorm als bodem en 1/3 achterhouden voor erbovenop. Taartvulling erin, stripjes snijden van het achtergehouden deeg en op de vulling leggen. Als ik daar mee doende ben gaat de telefoon. In de berm in het stadje aan mijn kant van de rivier is een dode kat in de berm aangetroffen. Ga kijken of het dier gechipt is, zoek de eigenaar of breng het anders naar het asiel. Als positie is een kruising gegeven. Eerst zoek ik op Maps naar die kruising. Die is makkelijk te vinden. Het is bekend terrein, al ken ik de naam van de zijweg niet. Geen probleem. Dan zie ik de naam en het adres van de melder. Dat is een oude bekende. Afgelopen jaar hebben we bij mevrouw maar liefst 18 katten gevangen en weer teruggeplaatst. Mevrouw verzorgde verwilderde katten maar ook hier moesten het er niet meer worden. Daarvoor valt wat te zeggen want katten vermenigvuldigen zich als konijnen. Het is bij de beesten af. Ik ga onderweg. Via een andere route, over de oude zeedijk, dat is korter. In het Domdommetje had ik de kruising ingesteld. Dat gaat met die dingen. Vlak voor ik er ben kom ik langs het huis van de melder. Echtgenoot staat met iemand te praten en steekt de hand op als ik langs rijd. Mijnheer heeft me vaak genoeg geholpen met het dragen van de kooien. Als ik bij de kruising aangekomen ben zet ik de bus in de berm. Flitsertjes aan, ik sta met twee wielen op de weg. Uitstappen, kratje mee voor de overleden kat en chiplezer in de zak. In de melding was sprake van een weiland met wat schapen erin. Als eerste loop ik dan ook via de berm langs dat weiland. En ja hoor, halverwege het weiland ligt er een dode kat aan de kant van de straat. Ook de kleur van de beschrijving klopt. Dat is ‘m. Chiplezer in de nek, geen sjoege. Beest is niet gechipt. In deze contreien is dat eerder regel dan uitzondering. Beest in het bakje. Poten en staart steken uit maar daar is verder weinig aan te doen. Terug in de bus probeer ik mevrouw te bellen om te vertellen dat ik het beest gevonden heb. Er wordt niet opgenomen. Is ook niet belangrijk. Dat de kat weg is zien ze vanzelf, ze lopen hier dagelijks als ze de hond uitlaten. Van hier naar het asiel moet ik een alternatieve route nemen. Op het normale traject zijn ze met de straat bezig. Ook dat is geen probleem. Ik weet waar de obstructie is en kan er makkelijk omheen navigeren. Aangekomen bij het asiel is dat al gesloten. Ook dat is geen probleem, ik heb de sleutel. Dode kat met het begeleidende formulier er bovenop in de vriezer, foto van de kat en het formulier naar het e-mailadres van het asiel voor de administratie en klaar is Kees. | |
25-06-24 09:16:00 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.677 OTindex: 28.577 |
5.4: Mindere meerkoet Weer terug thuis leg ik de laatste hand aan de vlaai. Een half uur op 180°C in de oven en klaar. Net als de vlaai staat af te koelen op het rooster gaat de telefoon weer. Ditmaal een jonge meerkoet. Die is belaagd door een kat en gered door wat kinderen. Maar na die reddingsoperatie wisten die kinderen niet hoe verder te handelen. Een voorbijgangster heeft toen de dierenambulance gebeld. Mevrouw had andere verplichtingen en ging door, de kinderen zouden wachten op de dierenambulance. Dus ik spring in de bus, een melder, en zeker kinderen, kun je niet te lang laten wachten. Centrale had al doorgegeven dat het wat langer kon duren: ik heb doorgaans een aanrijtijd van 30 minuten. De mevrouw die gebeld had was doorgelopen en de kinderen hadden geen telefoon. Ik kon dus niet doorgeven wanneer ik er precies kon zijn. De plaats van het gebeuren was ook nog eens een keer aan de voor mij verkeerde kant van de stad. Ik moest eerst de hele stad omrijden voordat ik er was. Maar het ging allemaal goed. Toen ik aan kwam rijden stonden de kinderen te zwaaien. Ik sein terug met de flitsers en zet de bus in de berm. Terwijl ik een bakje uit de bus pak komt één van de kinderen op me toe. Een meisje van een jaar of acht, meerkoet in de handen. In afwachting van mijn aankomst had ze het beestje in een transportbox voor katten geplaatst maar toen ik aan kwam rijden er alvast uitgeplukt. Ik bekijk het diertje. Inderdaad vrij jong, maar wat bij heel jonge meerkoeten het geval is zie ik niet: de rode kop. Hier en daar nog een spoortje rood te zien. Ik weet niet bij welke leeftijd de rode kleur verdwijnt, maar deze is ouder, al is het niet veel. De vleugels zijn rudimentair, totaal niet uitgegroeid, maar de poten zijn fors. Hij moet prima kunnen lopen. Voor de rest zie ik geen beschadigingen die op een aanval zouden kunnen wijzen. Ik neem het diertje over van het meisje en zeg dat ik het naar de opvang ga brengen. Daar zullen ze hem verder verzorgen. Ik vraag nog of ze weet waar het nest is, maar dat was onbekend. Dit in verband met weer opnieuw uitzetten. Natuurlijke ouders zijn veel betere verzorgers van jong spul dan wij onhandige mensen dat zijn. Maar als je niet weet wáár je moet uitzetten dan heeft een rover als een ooievaar, snoek of nog wat anders een makkelijk maaltje. Het meisje stapt op haar fiets en peddelt weg, transportbox op de bagagedrager. De andere kinderen waren al eerder verdwenen. Ik stap in de bus en bel de opvang. Ik krijg direct antwoord en vertel het verhaal. “Hoe groot is ‘ie”? Ik schat het op een centimetertje of vijftien. Grootte van een merel of iets groter. Ook zeg ik dat ik niet weet waar het nest is. Ik kan het dier in de doos op de vriezer doen. Dezelfde doos waarin ik de duif van eerder vandaag gezet heb (5.2: Beschadigde duif). Beheerder vertelt dat die bewuste duif toen hij aankwam al was overleden. Zo is het leven. Ik breng de meerkoet naar de opvang en kan aansluitend weer naar mijn inmiddels afgekoelde vlaai. | |
25-06-24 10:04:11 | Beereekhoorn Oudgediende WMRindex: 1.250 OTindex: 10.028 |
Grappig je schrijft dat de telefoon gaat en ik lees dan dat je een jonge meerkoet aan de lijn hebt | |
25-06-24 10:37:40 | Buick Oudgediende WMRindex: 5.640 OTindex: 1.132 |
@Beereekhoorn Dat is grappig Ook logisch, het is de dierenambulance, dus niet gek dat de dieren zelf bellen Laatste edit 25-06-2024 10:37 | |
01-07-24 18:12:17 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.677 OTindex: 28.577 |
@Beereekhoorn: Ik houd wel vaker iemand aan het lijntje... | |
02-07-24 09:44:00 | Beereekhoorn Oudgediende WMRindex: 1.250 OTindex: 10.028 |
@Emmo: vooral jonge meerkoeten | |
02-07-24 10:08:04 | allone Oudgediende WMRindex: 52.006 OTindex: 93.469 |
@Beereekhoorn: en ondertussen hebben wij allemaal zin gekregen in vlaai … | |
08-07-24 11:28:33 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.677 OTindex: 28.577 |
6: De Grote Oversteek Naar het epos van Astérix en Obélix door Uderzo en Goscinny (origineel “La Grande Traversée”) 6.1: Scholekster op drift Ik ben net thuis van de overdracht als de telefoon gaat. In de stad is een scholekster gespot met een lamme vleugel. Aan mij de vraag om de situatie te beoordelen. Ik probeer op te bellen naar de melder, zoals gebruikelijk, maar er wordt niet opgenomen. Dan maar zo. Eenmaal onderweg krijg ik weer een belletje van de centrale. Mevrouw de melder kan niet blijven, maar heeft de wacht uitbesteed aan een klein jongetje. Ben benieuwd. Maar meestal is de situatie duidelijker als je eenmaal ter plaatse bent. Ik schort dan ook mijn oordeel op. Als ik bijna bij het opgegeven adres ben, in een arbeiderswijk met nauwe straatjes, heb ik een tegenligger. Tegenligger draait het raampje open en maant mij tot stoppen. Ik stop en open mijn raam. Het blijkt mevrouw de melder. Zij heeft nieuwe, of nadere, informatie. Eerstvolgende straat rechts en dan doorrijden tot de rivier. Het bewuste jongetje staat daar te wachten en houdt tegelijk de vogel in de gaten. Passerende fietsers zijn wat minder blij met deze uiteenzetting, die kunnen er amper langs. Maar ik volg de instructies en via wat kronkelingen kom ik bij de rivier. En inderdaad staan een jongetje van een jaar of negen en een meisje van naar schatting zes te wachten en zwaaien als ze me zien aankomen. Ik stap uit en pak een schepnet en een bakje om de vogel in te doen. Dan staan beide kinderen al om me heen te dansen. “Kijkmijnheer, daar zit ’ie”. Een flink stuk verderop aan de overkant van een veldje zit inderdaad een scholekster. Wij die kant op. De vogel rent dan op eigen initiatief, wij zijn nog veel te ver weg, richting een ander veldje, van ons vandaan. Wij lopen die richting op. Ondertussen heeft het jongetje het hoogste woord, waarbij af en toe het meisje ook een duit in het zakje doet. Maar de vogel is nergens meer te bekennen. Aan de kant van dat nieuwe veldje staan wat opgeschoten jongelui. Ze vragen wat of we zoeken. “Een vogel met een kapotte vleugel”. “Die is die kant opgegaan”, wijzend in de richting van een stuk rivierdijk tussen twee appartementencomplexen in. Wij die kant op. Geen vogel te bekennen, althans, geen scholekster met een kapotte vleugel. Jongetje suggereert dat hij misschien toch een andere kant opgegaan is. “Daar is ook nog een veldje”. Niet geschoten is altijd mis, dus gedrieën gaan we die kant op. Klein veldje met wat speelattributen, maar geen scholekster. Inmiddels begin ik te vermoeden dat we druk bezig zijn met wat de Engelsen zo treffend noemen “A wild goose chase”. “Een tot mislukken gedoemde onderneming” in gewoon Nederlands. Al is in dit geval geen spraken van een gans maar van een scholekster. Zo langzamerhand lopen we weer terug naar de plek waar we begonnen zijn. Daar aangekomen ontmoeten we een man die blijkbaar ook van het geval weet. Hij weet te vertellen dat het dier duidelijk gewond was. Hij had bloed gezien. Maar helaas, bij ontstentenis van het het slachtoffer is er voor mij niets te vangen. Mijnheer prijst de kinderen dat ze zo goed opgepast hebben en dat ze goed gedaan hebben de dierenambulance te waarschuwen. Ik begrijp er uit dat de kinderen de originele melding gedaan hebben en dat de eerste melder alleen maar opgebeld heeft. De kinderen hebben geen telefoon. Ik zeg dat ik ermee stop, maar als ze het dier weer zien gerust nog een keer mogen (laten) bellen. Samen met mijnheer loop ik richting bus. We praten nog even over de gang van zaken en de dierenambulance in het algemeen. Dan ruim ik net en bakje op, stap in en meld naar de centrale dat het niets geworden is. Dan ga ik op huis aan. | |
08-07-24 19:30:47 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.677 OTindex: 28.577 |
Boek nummer drie gepubliceerd. Titel "Hoge nood en andere beestachtigheden". Voor de liefhebber op aanvraag gratis als PDF. In de winkel €25,00. Epub-versie wordt nog aan gewerkt. afbeelding | |
08-07-24 19:42:23 | allone Oudgediende WMRindex: 52.006 OTindex: 93.469 |
09-07-24 09:12:17 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.677 OTindex: 28.577 |
6.2: Met spoed uitzettende kat De volgende ochtend gaat de telefoon. Of ik al onderweg was. Helemaal vergeten. Gisteravond was er een appje binnengekomen of ik vanochtend een TNR-kat wilde uitzetten. Een TNR-kat is, ik heb het al vaker verteld, een verwilderde kat (geen wilde kat, dat is iets heel anders) die met een vangkooi gevangen is. Volgens procedure worden de dieren gecastreerd of gesteriliseerd en vervolgens op hetzelfde stekje weer vrijgelaten. Één en ander volgen het principe dat ze zich op die manier niet kunnen voortplanten en op die manier langzaam uitsterven. Helaas is er op andere manieren nog steeds een ruime aanwas van verwilderde katten zodat het een beetje lijkt op dweilen met de kraan open. Maar dat is politiek en wij zullen ons maar aan die instructie houden. Het adres is mij bekend. Vorige week heb ik daar een gevangen kat opgehaald en de kooi weerom gebracht (melding 5.1: Gevangen kat). Maar probleem is dat ik compleet vergeten ben dat ik om tien uur die kat zou ophalen. Maar daar belde centrale niet voor. Er moest met spoed een kat van het asiel naar de dierenarts. Beide beesten ophalen van het asiel, de zieke kat naar de dierenarts en aansluitend de kat uitzetten. Dierenarts en uitzetadres zitten relatief dicht bij elkaar, dat gaat in één moeite door. Dus ik spring in de bus, sla onderweg een paar stukjes over en arriveer nog redelijk op tijd bij het asiel. Ik krijg beide katten mee elk afzonderlijk in een transportbox, goed gelabeld zodat ik niet de verkeerde kat bij de dierenarts aflever. Nog even een discussie met de receptie over of er nog een vangkooi naar het uitzetadres moet. Maar ik had er geen instructie voor en wat receptie gehoord had was niet eenduidig. Ik rijd via de snelste route richting dierenarts. Daar aangekomen moet ik even wachten. Er zijn meerdere klantjes die op medicijnen of wat anders wachten. Receptioniste vraagt of ik wil wachten. “Nee”, zeg ik “Ik heb nog een andere kat in de bus”. “Goed”, zegt de receptioniste, “Dan bellen we wel als deze opgehaald kan worden”. Daarmee ga ik terug naar de bus en bel naar het uitzetadres. Wordt niet opgenomen. Dan maar zo. Eerst via de provinciale weg en dan over een smal kronkeldijkje langs de rivier. Op het adres aangekomen bel ik eerst aan. Het is wel zo fatsoenlijk om de mensen te laten weten dat één van “hun” katten weer terug is. Er wordt niet open gedaan. Mensen zijn schijnbaar niet thuis. Maar ik heb ze goed beschouwd ook niet nodig. Ik loop de dijk af langs het huis. Achter is een compleet weiland met schuurtjes en wat andere opstallen. Mooi gebied voor een verwilderde kat. Ik zet de box in het gras. Kat zit al aan de tralies te klauwen. Kan ik me wat bij voorstellen: eerst onder valse voorwendselen een kooi ingelokt, dan opgesloten worden en ongevraagd van je manlijkheid of vrouwelijkheid ontdaan. Dan weer opgesloten worden. Als je vervolgens de vrijheid ruikt dan gá je aan de tralies klauwen. Ik doe het deurtje open. Kat wacht eventjes en dan springt ze met een reuzensprong de kooi uit en rent het weilandje in. Die is weer terug. | |
09-07-24 11:04:34 | Buick Oudgediende WMRindex: 5.640 OTindex: 1.132 |
Vroeger toen ik klein was las ik in de Libelle : jan jans en de kinderen. Daar was ook een rode kater( een jeweetwel kater) en die zat bij een praatgroep. Een tijdje terug bij de dokter in de wachtkamer lag er een Libelle en ja hoor ook met die kater die nog steeds bij die praatgroep zat. Misschien een idee om die jeweetwel katers die je uitzet het adres van die rode kater te geven. Toen was ik jong en nu veel ouder dus misschien worden jeweetwel katers heel oud | |
10-07-24 09:28:24 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.677 OTindex: 28.577 |
10-07-24 09:29:20 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.677 OTindex: 28.577 |
6.3: Van een verloren hond en een kapotte merel Ik ben nog geen half uur terug van de laatste rit of de volgende melding komt binnen. Iemand heeft een hond gevonden. Centrale heeft advies gegeven om ter plekke te wachten voor het geval de eigenaar komt zoeken. Mijnheer de melder was daar, in de woorden van centrale, niet onverdeeld gelukkig mee, vooral niet toen hij hoorde dat mijn aanrijtijd in de orde van een half uur is. Het is niet anders. Ik spring weer in de bus en vertrek in de richting van de verloren hond. Als ik het straatje indraai waar de mensen zouden wachten gaat de telefoon. Een tweede melding betreffende een vogel die gek loopt. Ik zet de bus aan de kant, stap uit en zie niemand. Dan zie ik een man op me toelopen. De mensen hadden in de auto zitten wachten. Geen wonder dat ik niemand zag. In de auto wachten was wel zo slim. In het halve uur dat ik onderweg naar de melding was had ik drie korte regenbuien over m’n dak gehad. Het is juni, maar het voelt alsof het herfst is, compleet met regen wind en kilte. Terwijl we teruglopen naar de auto waar mevrouw met de hond zitten te wachten. Komt er een andere vrouw aan. Die tweede mevrouw is de eigenaar van het beestje. Stomtoevallig arriveerden we allebei op hetzelfde moment. Mijnheer adviseert de eigenaar om het dier een halsbandje om te doen met de gegevens. En ik mompel het één en ander over een chip en de registratie ervan. Eigenaar vertelt dat het al de tweede keer is dat het beestje was weggelopen. De eerste keer heeft één van mijn collega’s het teruggebracht. Met die chip zit het dan wel snor. Maar eind goed al goed. Ik kan verder naar die andere melding. Die blijkt, als ik het adres invoer in het Domdommetje, vlak in de buurt zijn. Maar een paar honderd meter. Ik erheen. Het is in een naburige wijk, een wat oudere arbeiderswijk. Bij het adres is wonder boven wonder plaats vrij. Ik parkeer de bus, stap uit en pak een middelgrote box om het dier in te doen. Ik heb geen idee over wat voor vogel het gaat. Een klein beestje past wel in een grote box maar een grote vogel slecht in een kleine. Ik bel aan en een paar tellen later gaat de deur open. “Komt u verder”. In de keuken staat een doos op het aanrecht met daarin een jonge merel. Normaal een kwestie van weer loslaten op een plek waar de katten er niet bij kunnen. Dan nemen de ouders het wel weer over. Maar mevrouw had gesproken over slecht kunnen lopen. Ik pak het beestje uit de doos en zet het op het aanrecht. En inderdaad, hij zwikt door z’n linker poot. Ik bekijk de poot en ja hoor. Gebroken. En niet zo fijntjes ook. Het bot stak er uit. Oude breuk, hij liep er al een tijdje mee. Ik zeg tegen mevrouw dat het waarschijnlijk einde oefening voor het beestje zal worden. Ik zal het naar de opvang brengen voor nadere inspectie, maar ik zie het somber in. Mevrouw kijkt en ik wijs. Duidelijk een open beenbreuk. Zielig. Mevrouw is reëel genoeg om te begrijpen dat euthanasie in zo’n geval de beste oplossing is. Terwijl we praten fluit in het tuintje een merel. Mevrouw zegt dat het waarschijnlijk de ouders zijn. Daar is alle kans van. Maar meestal hebben ze meer nageslacht en dieren kunnen niet tellen. Jammer maar helaas. Dit hoort er ook bij. Terug in de bus bel ik de opvang. Als ik begin over een jonge merel hoor ik de beheerder al inademen voor zijn gebruikelijk tirade dat je jonge beesten bij de ouders moet laten. Maar als ik doorga over de gebroken poot waar de botten uitsteken is hij stil. Dan zegt hij dat ik het diertje in de gebruikelijke doos op de vriezer kan achterlaten. Hij zal er binnenkort naar komen kijken. Zo gezegd zo gedaan. Ik laat in de opvang de merel achter in de doos en vertrek richting huis. | |
11-07-24 17:24:06 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.677 OTindex: 28.577 |
6.4: Schipper mag ik overvaren? Ik ben nog niet eens halverwege of de telefoon gaat weer. Dit keer iets bijzonders. Op een grote, drukke doorgaande provinciale weg, goed beschouwd de verbinding tussen twee autosnelwegen waar de hoogmogendheden in hunne opperste wijsheid hebben besloten dit stukje van enkele tientallen kilometers tweebaans te laten, doet een moedereend met wat pulletjes (jonge eendjes) verwoede pogingen om over te steken. Dit lukt niet omdat het 1: te druk is en 2: de beide rijstroken gescheiden zijn door een betonnen rand van ca 80cm hoog. Geen pulletje dat daar overheen komt. Gevolg is een dikke file omdat niemand het over zijn hart kan verkrijgen die beestjes plat te rijden. Moeilijkheid is dat wij al ettelijke malen gewaarschuwd zijn juist op deze weg géén hulp te verlenen, tenzij vergezeld van vertegenwoordigers van politie of Rijkswaterstaat. Het is, juist vanwege dat drukke verkeer, gewoonweg te link. Dit overleg ik met de centrale. Precies op dat moment was ik op een splitsing waar rechtsaf naar de bewuste weg of linksaf naar huis moest. Achter me zullen er wel enige wenkbrauwen gefronst zijn, want ik was al links voorgesorteerd en maakte in één keer een zwieper naar rechts. Snel reageren is soms nodig. Ik suggereer aan de centrale om Rijkswaterstaat in te lichten voor assistentie. Natuurlijk zit er net iemand die wat minder ervaren is. De regels kent ze wel, maar om à la minute die regels toe te passen, daar komt ervaring bij kijken. In ieder geval meld ik dat ik hoe dan ook ga kijken hoe de situatie is. Ook geef ik mijn ETA door. Ik ken de situatie, ik kom er regelmatig langs. Centrale meldt even later dat Rijkswaterstaat is ingelicht en ik geef mijn positie en verbeterde ETA door. Even later rijd ik de bewuste weg op. Eerst een stukje vierbaans en later gaat dit over in afwisselend driebaans en tweebaans. Wel met gescheiden rijstroken. Kort voor afslag zuid kom ik in langzaam rijdend verkeer terecht. Zit er dik in dat dit vanwege die eenden is. Ik overweeg om met zwaailichten de vluchtstrook te nemen, maar officieel is dit voor mij gruwelijk verboden. Ik rijd dan ook gewoon met de kudde mee. Dan, ongeveer halverwege afslag Zuid en Afslag Noord, waggelen inderdaad een moedereend met vier pulletjes op de vluchtstrook. Alle automobilisten passeren met zeer gematigde snelheid. Ik ben alleen en heb geen officiële status. Ik moet wachten op Rijkswaterstaat of politie. Ik zet alarmlichten en zwaailichten aan en zet de bus op de vluchtstrook achter de eenden. Dan bel ik centrale en geef door dat ik de beestjes gevonden heb. De beestjes waggelen een beetje heen en weer en willen overduidelijk naar de overkant. Maar daar is het verkeer te druk voor. Eerst zitten ze voor de bus en dan lopen ze langs de bus naar achteren. Ik zet de bus in de achteruit en rijd heel voorzichtig achter ze aan. Niet te dichtbij komen om paniek te voorkomen. Ondertussen belt centrale met de mededeling dat ze via 112 de politie heeft ingelicht en dat deze contact zouden opnemen met Rijkswaterstaat en als dat te lang zou duren ze zelf zouden komen. Dan komt er wat ruimte tussen de auto’s hetgeen voor de eend een teken is om een poging te wagen. De eerstvolgende auto stopt. Bestuurder stapt uit. Dan stap ik ook uit. Mijnheer drijft de eenden weer terug naar de vluchtstrook. Ik vraag mijnheer om te wachten. Hij begrijpt het niet. Dan zie ik aan de nummerplaat dat het een Duitser is. In het Duits lukt het wel. Samen gaan we op jacht naar de eenden. Ik pak net en box. Drie van de jonge eendjes weten we zo te pakken. De vierde is onvindbaar in het hoge gras. Moeder gaat onder luid gekwaak op de vleugels en vliegt naar de overkant. Mijnheer vraagt of ik het verder wel alleen af kan. Zolang ik in de berm aan het zoeken ben naar het laatste kuiken lukt dat wel. Mijnheer stapt in en rijdt door. Ik hoor wel piepen maar kan het diertje niet vinden, zo in het hoge gras. Dan loop ik terug naar de box waar de andere drie inzitten. Plotseling stopt de file weer. Voorste bestuurder wijst naar voren en warempel, daar loopt het laatste pulletje midden op de weg. Het verkeer staat weer stil dus ik ga er met net achteraan. Dan schiet het diertje door een kier tussen de betonstrips door naar de andere kant. Daar kan ik er niet bij. Twee kansen: Hij haalt het of hij haalt het niet. Ik ga terug naar de box en gebaar naar de bestuurder dat hij door kan rijden. Ik zet de box in de bus en bel de centrale dat de situatie is opgelost. Het verkeer rijdt weer. Centrale zal 112 bellen om door te geven dat assistentie niet langer nodig is. Ik oriënteer me en zie dat de overkant van de weg via het buitengebied gemakkelijk te bereiken is. Op de vluchtstrook maak ik vaart en een vriendelijke automobilist laat me ertussen. Eerstvolgende afslag ga ik eraf en rijd via de kleine weggetjes naar de andere kant. Daar stap ik uit en loop met de box met pulletjes in de handen door het hoge gras naar de sloot langs de grote weg. Daar hoor ik luid gekwaak. Ik niet alleen. De pulletjes zetten het op een piepen dat het niet mooi meer is. Ik loop nog een stukje door in de richting van het gekwaak. Als ik met goed fatsoen niet verder kan laat ik de pulletjes gaan. Gedrieën waggelen ze met een een rotvaart door het hoge gras richting gekwaak. Ik heb er alle vertrouwen in dat ze mekaar gevonden hebben. Ik ga terug naar de bus en bel de centrale om door te geven dat alles in orde is. Dan ga ik naar huis. | |
12-07-24 10:23:53 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.677 OTindex: 28.577 |
6.5: Van egels en duiven Tijdens de koffie gaat de telefoon. In een dorp aan, voor mij, de overkant van de rivier heeft een vrouw een egel gevonden. Overdag, midden op de oprit. Dat is niet pluis. Egels verstoppen zich overdag en gaan pas tegen de schemer op sjouw. Ik ga die kant op. Kort voor de oude verkeersbrug bij de grote stad gaat opnieuw de telefoon. Alweer een melding. Even een discussie wat of prioriteit heeft. Centrale laat het aan mij. Dat maakt het simpel. Eerst de egel en dan de volgende. Na de oude verkeersbrug volg ik het smalle dijkje naar het dorp. Er is weinig verkeer. Da‘s makkelijk. De dijk af het juiste straatje in. Tegenover het adres waar ik moet zijn is een ruime plek vrij. Mooi zo, al is parkeren in het buitengebied en de bijbehorende dorpen zelden een probleem. Ik zet de bus neer en tegelijk komt al een vrouw met de kop om de heg. De melder, zij had me al aan zien komen. Ik haal een box uit de bus en loop samen met mevrouw naar de tuin. Mijnheer is ook aanwezig. Ze hebben in de tijd dat ik onderweg was de egel van de oprit gehaald en in de tuin onder een oude wasketel gestopt. Dit om te voorkomen dat hij op sjouw zou gaan en onder een auto zou komen. Ik til de wasketel op en pak de egel. Gewoon een egel, niet bijzonder groot maar voor de rest niets bijzonders. Hier en daar een teek maar dat is normaal. Alleen, waarom was dat beest midden overdag op sjouw? Dat is niet normaal. Bovendien, bij het oppakken rolde hij wel op maar niet fanatiek. Ik kon zonder moeite zijn buik zien en aanraken. Ook dat is een veeg teken. Vege tekens genoeg, ik neem het beestje mee naar de opvang. Daar mogen ze verder beoordelen hoe het is met het beestje. Ik neem afscheid en zet de box in de bus. Tijd om naar die duif van die andere melding te gaan kijken. Die is aan de andere kant van de rivier komen aanvliegen. De nummering van de percelen, het betreft een buitengebied met afwisselend huizen en bedrijfsgebouwen, is ook hier onnavolgbaar. Ik krijg, eerst van de centrale en als ik opbel van de melder, nadere instructies. Ondanks die instructies rijd ik de inrit vierkant voorbij. Als ik het door heb keer ik. Dan wordt er opgebeld. De melder. Die vertelt me precies welke inrit. Hij had me al aan zien komen, voorbijrijden en keren. De duif in kwestie is een geringde postduif. Eigenaar is ingelicht maar niet van zins om het dier op te halen, hoewel dat vanuit de postduiven vereniging wel verplicht is. De eigenaar kan dus een melding verwachten en bij herhaling kan hij geroyeerd worden. Ik weet nog niet of ik die melding zal doen of dat de opvang zal doen. Melder en ik praten even over deze zaken. Melder heeft een kennis die in de duiven zit en heeft hem al één en ander verteld. Dat komt overeen met wat ik in de loop der tijd te weten ben gekomen. De duif zelf is gewoon een duif. Geen beschadigingen of wat ook. Hij is alleen de weg kwijt. Ik doe hem in de meegebrachte box, bedank de melder voor zijn zorgen en neem afscheid. Dan rijd ik eerst naar de egelopvang om de egel af te leveren, uiteraard na eerst te hebben opgebeld of ik kan langskomen. “Zet maar in een doos op het aanrecht, dan zal ik er zo direct naar kijken”. Het gewone werk. Terug in de bus bel ik naar de, gespecialiseerde, duivenopvang. Daar hebben we sinds kort weet van. Beheerder is een duivensporthobbyist, die verdwaalde, zieke en gewonde duiven opvangt. Ik kan langskomen met m’n duif. Het is krap 20 km via de snelweg, een goed kwartier met de auto. Als ik de duif aflever en het verhaal vertel begrijp ik uit de woorden van de beheerder dat hij de bewuste melding zal doen. Mooi. | |
13-07-24 10:40:10 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.677 OTindex: 28.577 |
6.6: Overleden bij aankomst Ik ben nog geen half uur in huis of de volgende melding komt er aan. Eigenaardig geval dit keer. Melder gaf aan dat ze een egeltje op straat had gevonden, vermoedelijk dood. Lijkt mij niet zo moeilijk te constateren. Formeel, uit mijn vorige job had ik met mensen te maken en dan ligt het anders, mag je pas de dood constateren “bij verwondingen die onverenigbaar bij het leven of als er lijkstijfheid is ingetreden”. Er zijn gevallen van diepe bewusteloosheid of schijndood bekend waar zelfs artsen de fout ingingen. GCS (Glasgow Coma Scale) is bij egels maar beperkt toepasbaar maar bied toch een paar handvatten die wel bruikbaar zijn. Dan gaat het voornamelijk over het toedienen van prikkels. Afhankelijk van het al dan niet uitblijven van een reactie kan de mate van bewusteloosheid of erger worden geschat. Ik krijg de melding door via de centrale, met de confessie dat zij het ook niet wist. Daarop bel ik met de melder. Ik doe een aantal suggesties met betrekking tot het voorgaande maar aan de hand van de reactie krijg ik sterk de indruk dat a: het beestje allang dood is en b: melder geen idee heeft wat ze er mee aanmoet. In zo’n geval zij er twee mogelijkheden: Je begraaft het beest op een vrij plekje naar keuze of je brengt het naar de kadaverbak van de Milieustraat. Maar op zo’n moment ben je er als dierenambulance niet voor de dieren maar voor de mensen. Melder had echt geen idee wat ze doen moest. En omdat toch niet geheel zeker was of het dier wel dood was ga je toch maar een kijkje nemen. Dankzij Domdommetje parkeer ik aan de voorzijde van het adres. Mevrouw staat op het balkon en geeft aan dat ik achterom moet komen. Aan de voorzijde is geen deur. In de stromende regen loop ik achterom en kom, gelukkig onder een afdakje, twee dames tegen, één van hen is de melder. Egeltje ligt in een doos. Zo stijf als een plank. Die is al een fors aantal uren dood. Ik laat het de dames zien en beweeg met mijn vinger over de geopende oogjes. Geen geknipper. Ogen open en niet knipperen? Zo stijf als een plank? Duidelijk. Ik vertel de beide dames dat het dier overleden is en dat ik ervoor zal zorgen. De dames zijn opgelucht en we nemen afscheid. Terug in de bus meld ik één en ander en krijg gelijk de volgende melding voor m’n kiezen. | |
14-07-24 16:34:43 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.677 OTindex: 28.577 |
6.7: Blije hond, blije baas. Een paar honderd meter verderop in een naburige wijk is een hond komen aanlopen. Ik mag gaan kijken of de chip goed geregistreerd is en het beest terugbrengen naar de eigenaar. Als dat niet lukt naar het asiel met het dier. Ik bel naar de melder en vertel dat ik er met luttele minuten zal zijn. Vlak bij het adres is er een oprit waarvan de garage door een hoop zand geblokkeerd is. Daar kan ik mooi de bus kwijt. Voor de rest staat alles mudvol. Als ik kom aanlopen komt de melder al naar buiten. “Kom maar mee. Mijn man is voetbal aan het kijken en wil niet gestoord worden”. Via de keuken lopen we naar het plaatsje achter waar de hond tijdelijk bivakkeert. De mensen hebben zelf een hond en houden de dieren gescheiden om te voorkomen dat beide beesten elkaar in de haren vliegen. De hond in kwestie is een middelgrote slanke zwarte hond op leeftijd. Hij is al wat grijs rond de snoet. Lief beest. Chip uitlezen is lastig. De chip heeft zich verplaatst, maar met de derde poging lukt het. Registratie is prima in orde. Naam, adres telefoonnummer, alles staat er in. Het adres is één straat verderop. Misschien tweehonderd meter hemelsbreed. Melder: “Zo dicht bij? De meeste honden hier in de buurt ken ik wel maar deze niet”. Ik bel op. Er wordt niet opgenomen. Dan maar naar het adres gaan kijken of de mensen thuis zijn. Indien niet dan maar naar het asiel. Ik vertel dit aan de melder. Dan, weer via de keuken vanwege de andere hond, naar buiten. De hond heeft een halsband waarmee ik hem kan meenemen. Het dier is heel gezeggelijk en loopt zonder moeite mee. Bij de bus heeft hij, het is een reu, geen zin om de bus in te gaan. Beetje lastig, want ik moet met één hand de kooi opruimen waarin de verschillende transportbakken zeevast staan en met de andere de hond vasthouden. Maar het lukt. Dan weet ik de hond over te halen om de bus in te springen. Uit zichzelf gaat hij dan de kooi in. Even de staart mee en dan kan het deurtje dicht. Dan rijd ik het korte stukje naar het adres van de hond. Daar is wel parkeerplek al houdt het niet over. Even zoeken naar de voordeur, die opzij zit. Aanbellen en een wat oudere man doet open. Ik vraag of hij zijn hond mist. Grote ogen, nee hoor. Dan kijkt hij de tuin in en ziet een hekje openstaan. Kinderen hebben dat niet goed afgesloten en zo is het dier buiten geraakt. Mijnheer pakt de riem en loopt met me mee naar de bus. Deurtje open, hond aan de riem, klaar. Mijnheer vraagt of er nog wat verschuldigd is. Dat is het. Dertig euro. Kas of pinnen? Dat wordt kas. Terug bij de voordeur haalt mijnheer dertig euro op en de baas is weer ietsje rijker. Ik kan weer op huis aan. | |
16-07-24 13:42:17 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.677 OTindex: 28.577 |
7: De vogel gevlogen Gezegde: De gezochte persoon is verdwenen 7.1: Nachthond Om half twaalf ‘s avonds gaat de telefoon. Centrale aan de lijn. Er is een hond zonder baas gevonden. Buldog-achtig type, gromt als je te dichtbij komt. Goed, daar gaan we weer. Dat grommen is niet echt bemoedigend, maar je hebt het niet voor het kiezen. Centrale vermeldt nog dat ze aan de melder had doorgegeven dat het dertig à veertig minuten zou duren. Daarmee ga ik onderweg. Van te voren even opbellen, maar dat gaat mis. Ik krijg geen verbinding. Dan maar zo. De melder weet in ieder geval dankzij de centrale hoe lang het ongeveer duurt. Ik ben net een paar minuten onderweg als de telefoon weer gaat. Het is de melder die terug probeert te bellen. Ditmaal gaat het wel goed. Ik geef door wanneer ik er, volgens Domdommetje, zal zijn. Voor een melder is het altijd prettig om te weten dat één en ander in gang is. En de ETA-berekening is vaak verrassend nauwkeurig. Zo midden in de nacht is er niet veel verkeer, de stoplichten veranderen als ik kom aanrijden in doorrijlichten en zo kan ik een goed behoud maken. Kwart over twaalf ben ik ter plekke. Alle parkeerhavens staan vol. Dan maar op de stoep. Even manoeuvreren zodat ik niet een zebrapad blokkeer en dan sta ik. Ik stap uit en zie twee jonge mannen met een hond. Dat moeten de melders zijn. Ik pak hondenlijn en chiplezer uit de bus en loop in de richting. Het is inderdaad een buldog, maar van dat grommen is weinig over. Het dier ruikt aan de hand en laat zich achter de oren krabbelen. Als ik de chiplezer in stelling breng deinst hij achteruit maar agressief is hij absoluut niet. Alleen terughoudend voor iets onbekends. Met een beetje geduld kan ik toch zijn chip lezen. Intikken in het mobieltje en warempel, hij is geregistreerd. Naam van de hond en telefoonnummer zijn gegeven. Nu maar hopen dat het telefoonnummer te bereiken is op dit uur van de nacht. Ik bel op. Vrijwel direct wordt er opgenomen. Ik vraag of mijnheer een hond heeft met die naam en of het dier zoek is. Klopt allemaal. Mijnheer is heel opgelucht dat het dier terecht is. Hij had alle straten al afgezocht, had oproepen gedaan op sociale media en wat al niet. We spreken af dat ik het dier kom brengen. Mijnheer geeft zijn adres. Het is min of meer aan de andere kant van de wijk. Vrij ver, goedbeschouwd. Ik meld dat ik dertig euro moet rekenen. Dat is geen enkel probleem, mijnheer is veel te blij dat het dier terecht is. Ik vertel het resultaat aan de melders, die geduldig zijn blijven wachten. Dan doe ik de hond de lijn om, bedank de melders en ga met de hond naar de bus. Hij heeft moeite met instappen, ik moet hem tillen, maar ook dat is geen enkel probleem. Met een beetje overredingskracht gaat hij de vaste kooi in. Deurtje dicht, klaar. Bij het adres aangekomen moet ik weer de bus op de stoep zetten. Als ik de hond uit de bus haal kun je aan het dier zien dat hij de omgeving herkent. Samen lopen we naar het adres. Vrijwel direct wordt er open gedaan. Mijnheer vertelt dat hij speciaal opgebleven was en dat hij van plan was geweest om nog een ronde te maken toen ik opbelde. Ik krijg mijn dertig euro, die mijnheer al in de hand had. Baas blij, hond blij en van weeromstuit ook de dierenambulance blij. Weer een goede daad verricht. Ik meld mij af bij de centrale en ga weer op huis aan. Even na enen ben ik thuis. | |